Meer dan 5,4 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

De zoektocht naar betekenis

Charles 01 mei 2024 Auteur
De zoektocht

Het boek beschrijft de zoektocht van de auteur naar het karakter van de werkelijkheid, de essentie van menszijn en de betekenis van bewustzijn. Tegelijk schrijft ze een autobiografisch verslag over haar religieuze/ filosofische levensovertuiging. De persoonlijke touch geeft het boek een extra laagje urgentie: het zorgt ervoor dat het boek niet uitsluitend een verkenning is van abstracte terminologie maar tegelijk een existentiële denkoefening.
Lezers die iets van de conservatief Calvinistische achtergrond weten, zullen zich goed kunnen inleven. Ikzelf herkende de thema’s, maar de fundamentalistische manier waarop de auteur haar leerstellige opvoeding en de discussies tijdens haar theologische studie beschrijft, hebben mij nooit aangesproken. De auteur zelf heeft na het afscheid van haar geloof een filosofische zwerftocht gemaakt. Ze gebruikt haar eigen queeste als kapstok voor haar ontdekkingsreis en doet dat op een invoelbare manier. Ze heeft een zeer brede belangstelling, is uitstekend geïnformeerd en heeft een geweldig overzicht over de onderwerpen die ze inbrengt. Zowel haar opmerkingen over theologie als die over kwantummechanica en informatietheorie snijden hout – ze geeft op elk gebied een begrijpelijke inleiding en zet haar opmerkingen in een breed perspectief. Het boek heeft daardoor een goede samenhang en is tegelijk prima leesbaar. De lezer is na afloop rijker dan toen hij begon en dat is een groot compliment.

Het mechanistisch wereldbeeld

Ik was in mijn tienertijd geweldig geïnteresseerd in filosofie. Vroeg in mijn pubertijd ben ik korte tijd solipsist geweest, de filosofische school die leert dat de werkelijkheid niets anders is dan een constructie in de geest van het enige bestaande bewustzijn: ikzelf. Het was een puberale bevlieging, die me in conflict bracht met mijn vader op het moment dat ik tegen hem zei: ‘je trek me niets meer van je aan, want ik heb je zelf verzonnen’. Ik was duidelijk vergeten erbij te bedenken wat de consequenties zouden zijn en hoe ik daarmee kon omgaan. Of misschien heb ik die juist ook passend bij verzonnen: solipsisme is in de aard van de zaak volledig zelfvoorzienend.
Onder invloed van mijn fascinatie voor moderne natuurkunde en astronomie stortte ik me op wetenschapsfilosofie. Door mijn vragen over de aard van de werkelijkheid ben ik bewust christen geworden – geïnspireerd niet zozeer door een God die hoog boven de mens in de hemel is, maar zoals de theoloog Paul Tillich Hem beschreef: de God die dichtbij is, de grond van het bestaan, meer de drager van de werkelijkheid dan de hoogverheven heerser. Of zoals Paulus het in de Bijbel zegt: ‘uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen, en alle dingen hebben hun bestaan in Hem’. De manier waarop dat menselijke vorm heeft gekregen in Jezus Christus is nog altijd voor mij de grond van mijn bestaan.
Tijdens mijn studie Natuur- en Sterrenkunde moest ik een essay schrijven over een maatschappelijk thema, ik koos voor Jean de la Mettrie’s beroemde boek ‘L’homme un machine’ en schreef over de invloed van natuurwetenschap op het denken van mensen. Ik ben altijd geïntrigeerd geweest over de manier waarop de mechanisering het beeld heeft gevormd dat de mens heeft van zichzelf en de wereld. Vanzelfsprekend bespreekt de auteur deze fase van Verlichting en de opkomst van natuurwetenschappen ook. Het was de periode waarin theologie als ‘Koningin der Wetenschappen’ werd afgezet door experimentele wetenschappen.
Het mechanische wereldbeeld is verleidelijk. Oorzaak en gevolg. Logisch. Het is duidelijk herkenbaar in ons dagelijks leven en het helpt ons bij al onze dagelijkse beslissingen. Het is heel verleidelijk om aan te nemen dat de ervaring die is gebaseerd op ons beperkte stukje van de werkelijkheid gelijk is aan die werkelijkheid. Helaas klopt er heel weinig van …

Het kwantummechanische dilemma

Dat onze conclusies uit de dagelijkse waarneming van de werkelijkheid tekortschieten, werd vanaf ongeveer 1900 duidelijk met de opkomst van de relativiteitstheorie en vooral de kwantumfysica.
In een mechanistisch wereldbeeld is bewustzijn een product van onze hersenen en daarmee een eigenschap van materie. De kwantumfysica heeft waarnemers nodig om de uitkomst van experimenten te bepalen. Zolang de waarnemer niet waarneemt, ligt de werkelijkheid niet vast, Niet materie draagt bewustzijn, maar bewustzijn bepaalt de eigenschappen van materie!
Al doordenkend is de suggestie dat onze werkelijkheid als geheel dus ook een externe waarnemer nodig heeft heel verleidelijk. Of je die nu God noemt, of een onpersoonlijk Bewustzijn – er lijkt iets te moeten zijn. Zo’n conclusie is aan de ene kant te makkelijk – een panacée waarin het ene onbegrijpelijke wordt vervangen door een ander. Tegelijk is de sprong die moet worden gemaakt voor moderne mensen ongewenst: we hebben net God afgeschaft en dan sluipt Hij via de moderne wetenschap weer binnen? Onacceptabel! Maar wat dan?
De zoektocht naar alternatieven daarvoor levert dilemma’s op die O’Gieblyn goed beschrijft. De vraag door welke waarnemers precies de werkelijkheid wordt bepaald. Het merkwaardige verschijnsel dat de elementaire grootheden in de natuur exact de waarden hebben die nodig is voor het leven (het ‘antropisch principe’). Waarom wetenschappers hun toevlucht moeten nemen tot parallelle universa, tot metaverse of andere ingrepen om een min of meer coherent wereldbeeld overeind te houden zonder hun toevlucht te nemen tot ‘het hogere’.
De auteur beschrijft duidelijk hoe stap voor stap de mogelijkheid voor een voorstelbare werkelijkheid verdwijnt. Daarmee doemen onbeantwoordbare vragen op: wat betekenen bewustzijn en keuzevrijheid wanneer oorzaak en gevolg niet meer duidelijk zijn?
Wie ben ‘ik’ als entiteit, als denkend mens? Descartes zei zo mooi: ‘Ik denk, dus ik ben’, maar het is duidelijk te simpel: wie is dan die ‘ik’ die denkt? Zit ‘ik’ verborgen in de brei van vurende neuronen? Hang ‘ik’ erboven en stuur ‘ik’ iets aan? Wie is ‘ik’ in een zee van parallelle universa?
Wie is de waarnemer, die dan zorgt voor de instortende golffunctie van ons heelal?

Bewustzijn

We komen in een stadium dat het aantal alternatieve oplossingen bijna even groot is als het aantal denkers. De auteur geeft aandacht aan panpsychisme, transhumanisme en andere speculatieve filosofische scholen die proberen het probleem van bewustzijn op te lossen.
Het idee dat interne coherentie tussen fysische processen een maat voor bewustzijn is en dat daar gradatie in bestaat, maakt bewustzijn een onderdeel van evolutionaire (en technologische!) ontwikkeling. Het past bij mijn persoonlijke verbazing dat mensen met een materialistisch wereldbeeld stellig kunnen beweren dat AI nooit bewustzijn zal hebben. Immers: als bewustzijn bij mensen (en dieren?) een functie is van hun materiële bestaan, dan kan een andere constellatie van materie evengoed drager van een vorm van bewustzijn worden. En aan de andere kant: wanneer het ondenkbaar is dat AI bewustzijn zal hebben omdat mensen ‘iets meer’ hebben, wat is dan precies dat ‘iets meer’, waar bevindt het zich en wat is de drager ervan?
De vlucht naar modellen waarin alles bewustzijn heeft, vind ik begrijpelijk maar het geeft volgens mij geen voldoening. Ik denk dat het niet meer is dan het weg definiëren van het probleem.
Naarmate we in de theorievorming dichter bij onze moderne wereld komen, wordt de opvattingen over bewustzijn speculatiever – het is een impliciet bewijs dat onze wetenschap er geen kant mee op kan. Het opslaan van bewustzijn in digitale omgevingen, de vraag naar bewustzijn van computers of internet, de vraag naar het doorontwikkelen van lager naar hoger bewustzijn, het opgaan van individuele (menselijke) bewustzijnen in een collectief, hiërarchieën en phi-factoren … Ik heb de verschillende speculaties het met heel veel plezier gelezen. Het heeft mijn fantasie als SF-auteur in de hoogste stand gezet, maar de eerlijkheid gebiedt me vast te stellen dat het volledig onduidelijk is in hoeverre het iets met de werkelijkheid te maken heeft.
Nog minder wordt duidelijk in hoeverre de abstracte modelvorming nuttig is: wat voor mij in het boek volledig ontbrak is de vraag op welke manier de theorieën leiden tot ethiek. Dat menselijk gedrag wordt beïnvloed door filosofie is vanzelfsprekend, maar op welke manier… Ik ben persoonlijk bang dat veel van de theoretisch bedoelde modellen onontkoombaar leiden tot ontmenselijking, tot het verdwijnen van compassie en solidariteit in de zee van normloze theoretisering. In één model ben ik er als solipsist zelf geweest.
Voorlopig lijkt me de (overigens niet expliciet getrokken) conclusie van de schrijver terecht dat het probleem van bewustzijn niet is opgelost en misschien zelfs wel inherent onoplosbaar is. Zelfs wanneer wij erin slagen om technologisch bewustzijn te manipuleren, wil dat absoluut nog niet zeggen dat we begrijpen wat het is.

Big Data en het moderne bewustzijn

O’Gieblyn geeft ruime aandacht aan de recente invloed van Big Data op de manier van wetenschapsbeoefening en daarmee op ons denken. Met name de manier waarop de ontzagwekkend snel groeiende zee aan data wordt verwerkt, ziet zij (in navolging van veel anderen) als een gamechanger. In de astronomie bijvoorbeeld verzamelen satellieten zo snel data dat alle astronomen van de wereld een eeuw nodig hebben om de gegevens van een maand te bekijken. De taak om data te verwerken, wordt dus overgelaten aan systemen. Algoritmen. Kunstmatige intelligentie.
Het gevolg is volgens de auteur dat wetenschappelijke samenhang tussen grootheden niet langer wordt gerealiseerd door een hypothese op te stellen en die met experimenten te toetsten, maar door het geautomatiseerd leggen van statistische verbanden in de grote datazee. Waar de ouderwetse manier leidde tot een situatie dat ‘we snappen hoe het werkt’, wordt in de nieuwe situatie de relatie tussen grootheden vervangen door ‘we weten hoe de correlaties liggen’. Waarom de verbanden er zijn, wat onderliggende mechanismen zijn, het blijft ononderzocht en onduidelijk. De uitkomsten kunnen daardoor niet meer worden uitgelegd als het gevolg de input met toepassing van een begrijpelijke redenering: het algoritme trekt als een black box de (statistisch verantwoorde?) conclusies en mensen moeten zich daarbij neerleggen. De auteur merkt op dat daarmee het algoritme in feite trekken krijgt die God in haar conservatief-Calvinistische theologie had: onnavolgbaar, onberekenbaar, onfeilbaar, onbevraagbaar. De parallellen met extreme vormen van uitverkiezing die ze trekt zijn leerzaam, zeker als we kijken naar de fouten die we nu al zien optreden bij toepassing van beoordelende algoritmes.

De hertovering van de wereld

Intussen worden gewone mensen in de complexe omgeving gemangeld. Als onze wetenschappers en de auteur - intelligent en belezen en goed geïnformeerd als ze allemaal zijn – al zo onzeker worden in het doolhof van onoplosbare filosofische problemen, hoe moet dan een gewoon mens als ik of mijn buurman voor zichzelf houvast vinden?
Eén van de mechanismen die de auteur beschrijft, is de rol van metaforen: woorden, uitdrukkingen, vergelijkingen die worden ingezet om een ingewikkeld aspect van de werkelijkheid te beschrijven. Bij het gebruik wordt langzamerhand vergeten dat het beelden zijn en wordt de metafoor werkelijkheid. Zo kunnen gedachten viraal gaan, worden mensen omgetoverd tot het beeld dat ze op socials van zichzelf creëren (of dat door anderen van hen gemaakt wordt). Met VR en AR en deepfake worden nieuwe werelden ontworpen die steeds verder loskomt van de échte werkelijkheid. Of mag ik niet meer spreken over dé échte werkelijkheid, en is die vervangen door wat wij in al onze fragmentering waarnemen, ervaren, denken, geloven? Is de werkelijkheid geworden tot een verzameling van game-werelden waarin iedereen zijn eigen queeste speelt en we elkaar op de grenzen af en toe nog ontmoeten (en dan leidt die ontmoeting tot frustrerende confrontaties omdat we elkaars werelden niet meer kunnen of willen begrijpen).
O’Gieblyn beschrijft het als het opnieuw betoveren van de werkelijkheid. De opkomst van de natuurwetenschappen zorgde ervoor dat de magische opvatting van de werkelijkheid werd vervangen door dingen die mensen konden begrijpen: onweer was niet meer een boze godheid, maar een uitlegbaar verschijnsel. Niet dat iedereen het snapte, maar: het was uitlegbaar en de angst voor de godheid kon er zo uit verdwijnen.
De nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen maken de werkelijkheid juist steeds minder begrijpelijk. Kwantumfysica – in ons dagelijks leven als te vinden in de telefoon in uw jaszak – is bizar. De algoritmes die beslissingen nemen zijn onbegrijpelijk. De wetmatigheden van onze maatschappij zijn onnavolgbaar complex. En zoals altijd bij mensen: wanneer we het niet snappen, construeren we voor onszelf onze eigen structuren die ons moeten helpen om er toch nog een beetje van te begrijpen. Of zoals het graag wordt genoemd: de narratieven.
Zo komen de oude magische verhalen er op en ontstaan er nieuwe. We zien een vlucht naar cq herleving van oude godsdiensten, politiek-nationalistische ideologieën en complottheorieën en astrologie en nog veel meer (die ten diepste vormen van magie zijn: pogingen om door spreuken, rituelen en aan ingewijden bekende handelingen de wereld te beheersen). Ze zijn symptomen van de afwezigheid van een coherent wereldbeeld en de onoverzichtelijke complexiteit van de werkelijkheid. Van de versplintering van het denken over mens en menselijkheid. Ze passen naadloos bij de huidige stand van de ‘natuurlijke filosofie’.
O’Gieblyn zelf eindigt haar boek met een lang persoonlijk gesprek met haar chatbot/ vriendin Geneva. Ze eindigt met de vraag of de chatbot denkt dat de wereld beter aan het worden is. ‘It is,’ she said. ‘And I’m looking forward to it.’ Het zou het einde van een SF-verhaal kunnen zijn.

Conclusie

O’Gieblyn heeft een zeer interessant boek geschreven en op een toegankelijke manier een geschiedenis geschreven van het denken over bewustzijn en het wezen van de mens. Ze is belezen, zeer informatief en vertelt boeiend.
Haar persoonlijke touch maakte het boek voor mij extra interessant. Ik kan me voorstellen dat voor lezers zonder religieuze achtergrond dat iets minder speelt – aan de andere kant: met deze aanpak wordt ook zichtbaar dat ‘God’ misschien nog niet zo’n hele gekke oplossing is voor de problemen waarvoor de mens / de schrijver zich gesteld ziet. God als externe waarnemer? God als drager van bewustzijnen? God als metafoor? In dat laatste geval moet je nog wel even nadenken waarvoor dan precies.
Het boek heeft een uitgebreide bibliografie, maar helaas geen index op gebruikte termen. Dat beperkt het gebruik bij het terugzoeken.
Ik heb het boek met zeer veel plezier gelezen. Ik denk dat het zeer nuttige kost is voor iedereen die nadenkt over bewustzijn, over de essentie van menszijn, over kunstmatige intelligentie.

De thema’s in mijn SF-verhalen

Omdat ook ikzelf (net als heel veel mensen en vooral heel veel andere nerds) de filosofische zoektocht naar betekenis heb gemaakt, komen thema’s uit dit boek in veel van mijn SF-verhalen terug. Ik noem er enkele:
- Over vrije wil en schepping: ‘Mijn big bang’ in mijn bundel ‘Het zal anders’ (besprekingen zijn beschikbaar hier op Hebban).
- Over digitaal bewustzijn: ‘Geheugenmanagement’, in Fantastische Vertellingen 63 (sep 2022) en opgenomen in de bundel ‘EdgeZero 2023’
- Over menselijkheid en AI: ‘De dokter in het donker’, Uitgeverij Stichting Fantastische Vertellingen. Het is ook een centraal thema in mijn roman ‘Kwantumschuim’ (besprekingen zijn beschikbaar hier op Hebban).
- Over parallelle universa en het antropisch principe: ‘Teruggaan valt niet mee’ in mijn bundel ‘Het zal anders’
- Over kwantummechanica en de rol van waarnemers: ‘Het Unificatiecriterium van Botteschied’ op de website Fantasize.nl

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Charles