Een boek dat tot nadenken stemt
Wanneer iemand op negenenveertigjarige leeftijd overlijdt, roept dat emoties op, vooral als iemand het tot bekende Nederlander heeft geschopt. Astrid Theunissen koos voor de biografische schets om het leven van Martin Bril voor de eeuwigheid te bewaren. Daarmee kwam ze in een lastig parket. Bril mocht het dan tot geliefd schrijver, theaterbeest en televisiepersoonlijkheid geschopt hebben, als echtgenoot, vriend en collega bracht hij het er heel wat minder goed van af. Waar blijf je dan met het bekende adagium ‘over de doden niets dan goeds’? Gelukkig had Theunissen inmiddels de nodige ervaring met het schrijven over precaire zaken. Ze werd bekend door haar exclusieve interviews met Alicia van Bielefeld, de buitenechtelijke dochter van Prins Bernhard in Amerika. Ook publiceerde ze het boek Slappe zakken! (2010) over hedendaagse mannen met bindingsangst. Vreemdgaan en bindingsangst, twee onderwerpen die regelmatig in De schelmenjaren van Martin Bril de kop opsteken.
De titel van de biografische schets doet een beetje denken aan De vlegeljaren van Pietje Bell. Mooi was ook de ondertitel De lotgevallen van een ondeugenden jongen geweest. Vooral omdat de schelmenjaren van Bril verder reikten dan zijn jeugd vraag ik mij af of het een juiste titel is. Het geeft iets van de dikke mantel der liefde weer die regelmatig door Theunissen wordt gebruikt. Mooier als titel was een deel van het motto van het boek geweest: Mijn eenzaam leven.
Astrid Theunissen kiest voor een lekker lezende schets waarin we de jonge Bril naar zijn vorm zien zoeken. Hij leert Dirk van Weelden kennen en samen met hem komt niet alleen het Amsterdamse wilde leven maar ook een schrijverscarrière in zicht. Bril wil, net als van Weelden, literair doorbreken. Hun gezamenlijk debuut Arbeidsvitaminen : het ABC van Bril en Van Weelden is een groot succes. Maar Voordewind, Brils persoonlijke debuut, wordt met minder applaus ontvangen. Gelukkig zijn er genoeg bladen en kranten die hem een kans bieden om zich als journalist en columnist te ontwikkelen. De vraag naar steeds meer stukjes lost bril op met zijn theorie van ‘move the product’.
Die werkt als volgt: je schrijft een stukje, gebruikt een deel daarvan voor een volgend stukje, gebruikt het desnoods voor een derde versie. Vervolgens verkoop je het nogmaals aan een Vlaamse krant. Tenslotte verzamel je de stukjes in een boek. Bril was een meester in het verkopen van zijn verhalen. En in het ritstelen. Zo regelde hij dat hij gratis in een Volvo kon rijden en ging hij al snel door voor de best geklede man van Nederland. Dat hij die kleding ook weer geregeld had, werd er niet bij verteld. Bril was altijd bezig met meer, groter en best. En ondanks dat hem dat lukte, hij voortdurend genoot van het vrouwelijk schoon dat hem omringde, ondanks dat hij getrouwd was en het hem zeer goed voor de wind ging, was hij nooit tevreden. Laat staan gelukkig.
Bril wist zelf maar al te goed dat alles wat hij uitstraalde een pose was, een illusie. Los daarvan viel hij non-stop ten prooi aan zijn verslavingen. Drank, drugs, vrouwen, gokken, werk, succes. Het was nooit genoeg en altijd te weinig. ‘Enfin,’ zou hij zelf geschreven hebben. Theunissen weet op keurige wijze alles te beschrijven zonder haar mening over dit alles te laten doorklinken. Wel zoekt ze naar een verklaring en die krijgt ze ten slotte ook boven tafel wanneer vele vrienden en collega’s en niet te vergeten familieleden zich over hem uitspreken. Hij wilde iets zijn die hij eigenlijk niet was. Vaak kopieerde hij anderen, zoals bijvoorbeeld schrijvers als E.B. White of Jimmy Breslin.
Van de laatste pikte hij de zinsnede waarmee hij, op iedere krant waar hij werkte, de dag altijd opende. ‘So, what’s doin?’ Of zoals Bril het zei: ‘Gebeurt er nog wat?’ Bril wist zich op uitstekende wijze iets eigen te maken en te doen alsof hij het zelf had bedacht. Neem het begrip ‘rokjesdag’, een bekend Amsterdams fenomeen. Hij gebruikte het zo vaak in zijn columns dat vooral jongere lezers geloofden dat hij het bedacht had. Maar zo was Bril, wanneer je iets eindeloos herhaalt, wordt het op den duur typerend. Zo zijn woorden als enfin en tsja typisch Martin Bril geworden.
Astrid Theunissen koos voor een toon die Martin Bril zeker had weten te waarderen. Het boek leest als een trein en bevat werkelijk alles wat je over Bril had willen weten. Knap, ook omdat de weduwe van Bril geen medewerking aan de biografie wilde verlenen. En het koste de nodige volharding om anderen tot praten te krijgen. Bril werd een hot potato genoemd, iets waaraan je de vingers niet moest branden.
Opvallend aan het boek is dat slechts vijftig procent ervan aan Brils literaire carrière wordt besteed. De andere helft gaat over zijn strijd tegen de kanker en zijn laatste jaren. Pijnlijk genoeg kwam juist toen het echte succes. Maar wat is dat waard wanneer het leven eindig blijkt? Bril schreef door zolang het nog kon. ‘Alleen als ik werk besta ik, niet daarbuiten,’ beweerde hij regelmatig. Dat hij nooit belangrijke literaire prijzen kreeg, was een grote frustratie. Gelukkig kreeg hij op de valreep nog de Max Pam Award en de Bob den Uylprijs. Mede als gevolg van De kleine keizer, zijn boek over Napoleon Bonaparte, een man die, net als hij, een eenzame nomade was. Hij herkende veel in hem, net als in alle andere ‘loosers’ die hij zijn levenlang aandacht in kranten en bladen gaf door over hen te schrijven. Dat kon Elvis zijn, onbekende en bekende countrysterren of de Rotterdamse schrijver-dichter Cornelis Bastiaan Vaandrager.
Het ging hem om de herkenning. Mensen die veel bereikten of hadden kunnen bereiken maar sociaal incapabel waren. Pas toen het te laat was, zag Martin Bril in dat hij zichzelf en de mensen in zijn omgeving tekort had gedaan. Maar het (menselijk) tekort waarover hij zo vaak had geschreven, was iets dat hij in zichzelf niet kon veranderen. Als De schelmenjaren van Martin Bril iets duidelijk maakt is het dat er (nog) meer over deze auteur geschreven moet worden. Bijvoorbeeld over zijn stijl en zijn zelfplagiaat. Tot het zo ver is heeft Astrid Theunissen een mooi en vooral eerlijk boek over Martin bril geschreven. Een boek dat tot nadenken stemt, vooral over succes en wat dat nu eigenlijk waard is… Enfin.
Reageer op deze recensie