Meer dan 6,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Een grote desillusie

Peter Bakema 23 juli 2023 Auteur
Na ‘De tranen der acacia’s’ (1949) schreef Willem Frederik Hermans ‘Ik heb altijd gelijk’ (1951). Geen oorlogsroman, maar een roman over de naoorlogse tijd. Een periode van grijsheid en teleurstelling, waardoor de roman verwant is met ‘De avonden’ van Gerard Reve.

Vaderlandslievend kun je hoofdpersoon Lodewijk Stegman niet noemen, maar heeft hij ongelijk? Hij vecht als sergeant tevergeefs tegen de Indonesische onafhankelijkheid. ‘Indië verloren, rampspoed geboren’ is de slogan indertijd en dat staat hem te wachten. Aan zijn onvoltooide studie Indologie heeft hij alvast niets meer. Hij vaart naar Nederland terug, maar ziet er tegenop om thuis te komen. Liever blijft hij dobberen op zee, maar de kapitein wijst zijn verzoek af.

In IJmuiden komt de douane aan boord. Lodewijk trekt van leer in een felle redevoering tegen de katholieken: zij zijn de oorzaak van de overbevolking en alle ellende. Er breekt een vechtpartij uit, een ambtenaar komt zelfs om het leven.

Lodewijk moet zich verantwoorden voor zijn toespraak bij de aalmoezenier. Hij betoogt dat de Tachtigjarige Oorlog, waarbij de noordelijke Nederlanden zich bevrijden van katholiek Spanje, voor niets is geweest nu Nederland katholiek wordt. Volgens de aalmoezenier gaat het de Nederlander niet om vrijheid, maar om geld. Niet de rede van Lodewijk, maar de vrees voor ontdekking van smokkelwaar leidt tot de dode douanier.

Hoe moet Lodewijk zijn plaats in de maatschappij vinden? Hij is eenzaam en weet dat bij aankomst niemand op hem wacht. Hij voelt er niets voor om weer bij zijn ouders te wonen. Op het schip ontmoet hij de verpleegster Gertie Riemers die hem haar adres geeft. Hij praat aan boord met Nico Kervezee die een politieke partij wil oprichten, Lodewijk zou daar de ideoloog van kunnen zijn.

Als Lodewijk van boord gaat, denkt hij aan zijn oudere zus Debora, ze heeft zelfmoord gepleegd na de Duitse invasie, samen met haar neef Leendert Middelbos met wie ze een relatie had. Lodewijk wisselt bij een effectenkantoor papieren van iemand uit Indonesië en incasseert 3000 gulden.

Hij gaat naar een café, bedrinkt zich en vertelt over zijn neef. In een bioscoop ziet Lodewijk generaal Eisenhower en herinnert zich zijn oude ambitie om generaal te worden. Lodewijk dwaalt maar verder, hij maakt ruzie in een restaurant en een dansgelegenheid. Hij loopt de drukker Key tegen het lijf die hem naar het adres van Gertie brengt.

Ze woont met haar vader en broer Alwin in twee kamertjes. Lodewijk begint een relatie met haar, maar vindt haar niet aantrekkelijk. Samen met Gertie bezoekt hij Kervezee die de Europese Eenheidspartij wil oprichten. Ze spreken af dat Lodewijk redevoeringen zal houden en dat Key voor het geld zal zorgen via een voetbalprijsvraag. Lodewijk oefent voor de spiegel zijn toespraak. Nederland is te klein, het is een komedie. Toch vergeet hij wat hij bedenkt en slaagt er niet in de toespraak op te schrijven.

Later loopt de bijeenkomst helemaal uit de hand. Key is gearresteerd en de prijswinnaars verdringen zich rond Kervezee. Ze vechten, er valt een schot en Kervezee wordt per ambulance afgevoerd. Alwin komt erachter dat Key een oplichter is en het geld in eigen zak heeft gestoken. Lodewijk gaat naar het ziekenhuis, maar Kervezee wil niets meer met hem of de partij te maken hebben.

Lodewijk is ontnuchterd en bezint zich op manieren om geld te verdienen, want ‘Geld is in een nauwbehuisd land als het onze, het enige dat altijd nog wel een plaatsje vinden kan’. Een raad die hij al van de (katholieke!) aalmoezenier kreeg, maar in de wind heeft geslagen.

Hermans heeft in de roman talrijke autobiografische elementen verwerkt. Net als Lodewijk breekt hij zijn studie af tijdens de oorlog en kan daarna z’n draai moeilijk vinden. Zijn ouders stellen hem altijd zijn oudere zus Cornelia ten voorbeeld, ze komt om het leven zoals Debora in de roman. De roman riep bij verschijning veel weerstand op, want Hermans werd verantwoordelijk gehouden voor de uitspraken van Lodewijk. Er kwam zelfs een rechtszaak van, maar Hermans kreeg gelijk.

‘Ik heb altijd gelijk’ is een roman over desillusie: hoe Lodewijk zijn frustratie over zijn leven omzet in politiek idealisme dat doodloopt op de realiteit van het geld. Lodewijk moet met véél minder genoegen nemen en zijn teleurstelling zet hij om in agressie.

Voor hem ligt de oorzaak van zijn ellende in de tijd en de omstandigheden. Nooit zoekt hij de schuld bij zichzelf en heeft daardoor altijd gelijk. Maar is dat wel zo? Zijn obsessie voor katholieken is een waan, de aalmoezenier geeft hem zelfs wijze raad. Hij wil niet naar zijn ouders, maar zij ontvangen hem vriendelijk en geven geld. Vaak zoekt hij de controverse en zijn lot heeft hij deels aan zichzelf te danken. Toch is ‘Ik heb altijd gelijk’ niet alleen een individueel noodlotsdrama. Met de jaren moeten we immers allemaal met minder genoegen leren nemen.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Peter Bakema