Stolpersteine
In 1995 startte de Duitse kunstenaar Gunter Demnig met zijn project ‘Stolpersteine’. Een stolpersteine, ook wel struikelsteen genoemd, is een klein gedenksteentje die voor de voormalige woonhuizen geplaatst wordt van mensen die tijdens de Tweede Wereldoorlog gedeporteerd en vermoord zijn.
Het steentje is afgedekt met een messing plaatje waarin de naam van het slachtoffer, zijn of haar geboortedatum, deportatieplaats en overlijdensdatum gedrukt staat.
Om deze gedenksteentjes goed te kunnen lezen, zullen voorbijgangers stilstaan, hun hoofd buigen en soms zelfs knielen. Mensen vallen dus niet letterlijk over een steentje, maar struikelen erover met hun hoofd en hun hart.
In 2020 is Stichting Stolpersteine Noordwijk opgericht. We hopen op 29 september 2021 steentjes voor onze omgekomen joodse plaatsgenoten te mogen leggen.
Op onze website https://stolpersteinenoordwijk.nl/ vertellen we de verhalen achter de namen. We gingen het afgelopen jaar op zoek naar familieleden en oude vrienden; dit leverde niet alleen verdrietige en schokkende verhalen op, maar ook heel ontroerende en mooie herinneringen. Ook werden door enkele leden archieven doorzocht en werd er veel informatie op internet gevonden. We vonden (tot onze verrassing) ook veel boeken waar de verhalen van onze plaatsgenoten in opgetekend zijn.
Tijdens de oorlog werden er 19 joodse Noordwijkers vermoord: Alex Meijler, James en Louise Catz, Jacob, Else, Lodewijk en Friekerika Coltof, Samuel Kahn, Samuel van der Kloot, Joseph en Elizabeth van Leeuwen, Jacob, Leentje en Mirjam Mendels, Henri, Maria en Louis Oostra, Mannes Tromp en Robert Zodij.
Dwalingen - Alex verburg
De zeventienjarige Annie (pseudoniem) groeit op in Duindorp (Noordwijk). Het verlegen, vriendelijke meisje valt als een blok voor de sympathieke Johann. Johann werkt voor de Duitse Arbeitsdienst; hij verzorgt de paarden die nodig zijn bij de aanleg van de Atlantikwall. Johann heeft maar weinig op met de oorlog. Hij is afkomstig uit Bessarabië (Roemenië). Toen zijn land door Duitsland werd ingelijfd, werd hij door de vijand naar Holland gestuurd.
Na de oorlog wordt het jonge meisje behandeld als een moffenhoer. Onder toezicht oog van de notaris, de ouderling en de kerkvoogd wordt Annie, op het plein, kaalgeschoren en uitgejoeld door de dorpsbewoners. Haar hoofd wordt in de menie gezet en voorzien van een hakenkruis. De gebeurtenis op het plein laten diepe sporen na bij Annie, die nooit meer worden uitgewist.
Enkele jaren geleden heeft Annies dochter bij de gemeente Noordwijk het verzoek ingediend tot het plaatsen van struikelstenen. Helaas werd haar verzoek toen afgewezen. Het is ontzettend jammer dat deze lieve vrouw het niet meer mee mag maken dat haar wens nu toch in vervulling gaat.
In het boek komt een joodse familie Meyer voor. Ze woonden aan de voet van het hoge duin in een lieflijk pand; wit met een oranje puntdak. Het huis droeg de naam Eben Haezer. Mevrouw Meyer was bevriend met de dame die met haar zoontje om het leven kwam bij een granaatinslag aan de Schoolstraat. Tot nu toe is het ons nog niet gelukt te achterhalen wie deze familie is.
Sjoel in het paterhuis
De schrijvers van dit boekje, Dorine Holman, Wim van der Lee en Willem Baalbergen, hebben samen met Arend Dubbelaar ervoor gezorgd dat ons dorp in 2013 een gedenksteen voor de 20 omgekomen joodse inwoners kreeg. In mei 2015, 70 jaar na de bevrijding, stelden ze dit boekje samen.
- In het boekje wordt de geschiedenis van de joodse inwoners van ons dorp besproken. We lezen onder andere over de komst van de eerste joodse families, de plaats waar ze hun samenkomsten (sjoel) hielden en wie de mensen zijn die op het Noordwijkse monument vermeld staan. Deze laatste informatie diende als startpunt voor ons eigen onderzoek. Foto: Dodenherdenking 2020.
Eindstation Auschwitz - Eddy de Wind
Het kwam hard bij ons aan te moeten ontdekken dat er van sommige families helemaal niemand de oorlog overleefd heeft. Ook van Robert Jacques Zodij konden we geen nabestaanden vinden. Toen ik bij boekhandel van der Meer dit boek doorbladerde, was ik stomverbaasd zijn naam in het naschrift te zien staan. Eddy’s moeder was op 14 september 1938 met de vader van Robert getrouwd. Onze Robert bleek een stiefbroer van Eddy de Wind te zijn!
Blz 209: Als Eddy 3 jaar oud is overlijdt zijn vader, Louis, aan en hersentumor. Maar er is nog meer ongeluk. In dezelfde periode trekt Eddy een ketel met kokend theewater van het aanrecht. Hij loopt daardoor ernstige brandwonden op en wordt een half jaar verpleegd in het ziekenhuis. Hij houdt er grote littekens op zijn gezicht en borst aan over. Zijn moeder hertrouwt met louis van der Stam. Ook hij overlijdt, in 1936, aan een hartinfarct. Eddy is dan twintig en studeert geneeskunde aan de universiteit van Leiden. Vervolgens trouwt Henriette met Louis Zodij. Eddy noemt hem tot ergernis Louis de derde. Uit een eerder huwelijk heeft hij een zoon van twaalf die bij hen komt wonen. Hij heet Robert Jacques. Samen met haar derde man wordt Eddy’s moeder uiteindelijk afgevoerd naar Auschwitz waar ze beide worden vermoord. Robert Jacques treft hetzelfde lot.
Directe na het vertrek van de Duitsers uit Auschwitz, zette arts Eliazar de Wind, zijn verhaal op papier. Terwijl hij overdag de vele zieke gevangen verzorgde, werkte hij ’s avonds aan zijn boek; de wereld moest weten wat er zich in Auschwitz had afgespeeld. In 1946 was Eddy één van de eerste die een boek over de oorlog publiceerde, maar zijn verhaal kreeg weinig aandacht. Het boek was niet alleen moeilijk verkrijgbaar, ook hadden de mensen geen tijd om te lezen en wilden ze de oorlogsjaren zo snel mogelijk vergeten. Eddy had nooit kunnen vermoeden dat zijn boek 75 jaar later, dankzij zijn zoon Melcher, in meer dan 100 landen zou verschijnen.
s'Nachts droom ik van vrede - Carry Ulreich
In 1941 krijgt de Rotterdamse Carry Ulreich voor haar vijftiende verjaardag een dagboek cadeau. Ze schrijft hem vol met zaken die belangrijk zijn in het leven van een tienermeisje zoals: jongens, verliefdheid, feestjes, school, familie en vriendinnen. Naarmate de oorlog voortduurt, wordt Carry’s wereldje steeds kleiner. Ze mag niet meer fietsen, moet ‘s avonds binnen blijven en mag niet meer reizen met de tram of bus. Steeds meer vrienden en kennissen om haar heen verdwijnen: ze worden opgepakt of duiken onder. Op 16 oktober 1942 is het voor de familie Ulreich ook zover. Vader, moeder, Carry en zus Rachel met haar verloofde Bram duiken onder. Uit christelijke naastenliefde neemt de roomse familie Zijlmans het gezin gastvrij op in hun huis.
Wat ik bijzonder vind, is dat de helft van onze joodse families hun wortels in Rotterdam hebben liggen. Zo wandelde Carry regelmatig door de Heemraadsingel waar twee van deze families Oostra en Catz tot 1942 hebben gewoond. Ze moeten elkaar (in deze gesloten joodse wereld) dus zeker hebben gekend. Maar het meest bijzonder vind ik dat Carry, Rachel en Bram bevriend waren met de kinderen van familie Wijler en dat de namen van Sam, Hetty en Wiet vaak in het boek voorbijkomen. Carry was zelfs in stilte smoorverliefd op Sam, die ze Sampie noemde. De naam van hun omgekomen vader Johan Wijler staat vermeld op het oorlogsmonument in ons dorp. Omdat Johan in Westerbork overleden is en tijdens de oorlog met zijn gezin in Barneveld verbleef zullen we voor hem geen struikelsteen leggen.
Blz 35: Nu we het toch over vlammen hebben. Sam is er ook nog altijd één van me. Die is nog niet vergeten. Zal ik ook wel nooit vergeten. Waarom ja, waarom eigenlijk? Ik weet het niet. Meestal weten twee mensen het niet, waarom ze met elkaar getrouwd zijn. Omdat ze van elkaar houden! Waarom? Omdat de ene iets aantrekt in de ander. Wat? Weten ze niet. En zo is het bij Sampie (mijn lievelingsnaampje voor hem) ook zo.
Blz 46: Oh ja, laatst heb ik toch wat naars gehoord, ik ben er nog altijd niet overheen, ik heb nog enige hoop: Sampie gaat zich verloven meteen niet-Joods meisje Hennie v/d Broek. Lief meisje, maar wat heb ik er aan? Zij gaat over tot het Jodendom! Toch een reuze assimilantische streek van hem. Jammer!
Blz 50: Sam Wijler was ook op school, zomaar. Toen ik hem zag, was ik blij verrast. Ik schreeuwde haast: “Dag Sam”. Het was geloof ik echt gek, maar het kwam echt van harte, dus ik geloof (nee, het is haast zeker) dat ik hem nog erg aardig vind, want als er gesproken wordt over een man voor mij (uit de grap, of course) vergelijk ik die met hem, of denk ik aan hem, dus…afwachten.
Blz 62: Hij vroeg Wiet hoe het thuis was. ”Goed”. “Hoe gaat het met Sam?” “Doet voor zichzelf thuis iets, werkt.” “En Hetty?” “Helpt
Blz 64: Mijn droom is gedeeltelijk uitgekomen! De zaterdag daarop (die droom) ging ik naar de Joode Raad, langs de Diergaardesingel, en op een hoek, wie zag ik daar staan? Sam W. Precies zoals in mijn droom (alleen de omhelzing ontbrak).
Blz 101: Van Hetty Wijler kregen wij via Bram een brief. Zij heeft het daar tamelijk goed. Werkt hard, want haast alle leraren zijn ook in Barneveld, zodat zij nog eindexamen hoopt te doen. Ook Wiet werkt voor zijn eindexamen.
Foto: De naam van Johan in ‘De Namen’ het werk van kunstenaar Bart Domburg. Maart 2018 in Herinneringscentrum Kamp Westerbork.
A Dimanche Prochain - Jacqueline Mendels Birn
Jacqueline werd in 1935 geboren in Parijs. Voor het uitbreken van de oorlog hadden Jacqueline en haar zus Manuela een onbezorgde jeugd. In 1942 was het voor het gezin in Parijs niet meer veilig en vestigden ze zich in een klein dorpje. Hier werd in 1943 broertje Franklin (vernoemd naar Franklin Roosevelt) geboren. Het gezin verbleef hier tot de oorlog voorbij was. Ze moesten al hun bezittingen (zelfs de poppenkleertjes) voor voedsel ruilen en waren altijd bang te worden verraden. In tegenstellingen tot vele familieleden overleefden het volledige gezin de oorlog.
In haar boek beschrijft Jacqueline de oorlogsgeschiedenis van haar familie. Haar opa Emanuel Mendels was een broer van de vader van onze Noordwijkse Jacob (Jaap) Mendels. In het boek zijn drie brieven opgenomen die Jaap, zijn vrouw Leny, dochter Mirjam en moeder Mietje Rebecca vanuit Westerbork naar een neef in Amsterdam hebben gestuurd. Helaas zijn de brieven in het boek in het Engels vertaald.
From J. Mendels, barak 42-b, Westerbork, Post Hooghalen Oost.
Have to tell you that yesterday mother was released from the hospital. We tried to keep her here, but through a concurrence of circumstances it was not possible. She is now in barak 70, not far from here. Besides, everything here is in walking distance. Have read the card from Lea, glad that all is well. Leny asks if one can still buy safety pins and whether you still have 2 pillowcases for us. You must have received the postcard from mother last Saturday. We haven’t heard anything from Ali for a long time, but we’ll probably receive a package from her this week. Mother can now come to us regularly, and we have her eat with us every evening, she doesn’t have anything else. Leny ask also for a package of bleach, and maybe Lea has a piece of soap left for our little Mirjam. She is starting to walk and gets very dirty. Louis, would you be able to locate some second-hand books on the subjects of graphology? Would you like to do that? Bey, dear ones, be well.
Until we write again, and much love,
Re, Leny, Jaap and Mirjam
Kindertranen - Nol Wallage
De moeder van Nol was een zus van onze Noordwijkse Leentje Mendels- de Jonge. Toen Nol in 1987 overleed vonden zijn vrouw en kinderen in een doos een opstel die hij (in 1946) bij het afronden van de middelbare school gemaakt heeft. In 2015 is Nols opstel als boekje uitgegeven en uitgereikt aan 700 scholieren in Winsum. Het is niet bekend of het verhaal werkelijk gebeurd is.
Tijdens de zomer van 1939 speelde Nol op een strand aan de Noordzee (Noordwijk?) met het vierjarige meisje Marion. Toen hij vier jaar later op een bankje voor een barak in Westerbork in het zonnetje zat, kwam hij Maron weer tegen. Ze was nog net zo vrolijk en opgewekt als toen. Enkele dagen later stapt Marion, samen met haar pop, in de trein. Nol zal haar nooit meer terugzien.
Omdat Nols oom en tante een kindertehuis in Noordwijk hadden is het goed mogelijk dat Marion een logeetje was. Kindertehuis Beatrix was geen weeshuis, maar een vakantiehuis voor zieke en rustbehoevende kinderen tot en met 14 jaar.
Memories of a potato thief - Aaron Tromp
In 2013 schreef Aaron een boek over de oorlogsjaren van zijn familie. Aarons vader had 11 broers en zussen. Van het grote gezin overleefde alleen de vader van Aaron met zijn gezin en een van zijn tantes met haar twee dochters de oorlog. Tijdens de Holocaust zijn ongeveer veertig familieleden omgekomen. Voor Aarons neef Mannes gaan we volgend jaar een Struikelsteen leggen.
Aaron Tromp kwam in Thersienstadt terecht. Omdat hij nog een jonge en kleine knul was klom hij regelmatig door het raam van de aardappelkelder. Hier vulde hij emmers met aardappelen die zijn vrienden vervolgens omhoogtrokken met een touw. Het kwam wel eens voor dat Aaron niet meer terug kon keren, dan bracht hij de hele nacht in de kelder door. Wanneer zijn vrienden zagen dat het weer veilig was, hielpen ze de kleine Aaron weer uit de kelder te klimmen.
Het oog van de naald - Hans Catz
Folkert en Petra Catz vertellen het verhaal van hun grootouders, oom en vader.
In 1927 liet de familie Catz uit Rotterdam in de Zuidduinen van Noordwijk een vakantiewoning bouwen; villa ‘de Duintop’. Een prachtige groot huis gelegen op de hoek van de Beethovenweg 23/ Atjéweg. Toen het in de winter 1941-1942 voor Joden niet meer veilig was in de grote stad verliet het gezin hun huis aan de Heemraadsingel 131 en trok in het buitenhuis. Al snel moesten ze naar de overkant verhuizen, naar ‘Villa Zonnewende’ van familie Nolst Trenité aan de Koepelweg. De reden hiervoor was dat men vanuit de Duintop uitzicht had op zee en de Engelsen zou kunnen waarschuwen. In de zomer van 1942 kregen joden een oproep zich te melden en werd het voor familie Catz tijd om onder te duiken. Moeder Louise, vader James en zonen Hans en Theo doken onder in Helvoirt. Zoon Frans was eerder naar Nederlands-Indië vertrokken. Door de duinen liepen ze naar Katwijk waar ze de blauwe tram naar Leiden namen. Van hieruit gingen ze met de trein naar Den Bosch waar ze werden afgehaald. Aan het eind van de zomer was het in het kleine houten huisje in Helvoit ook niet veilig meer en besloten ze te vluchten. Tegen betaling van 5000 gulden zou het gezin, door allerlei tussenpersonen, naar Zwitserland worden begeleid. Via Maastricht en Luik kwamen ze aan bij de Franse grens. Hier werden ze opgepakt en naar kamp Drancy bij Parijs gebracht.
Op 4 november 1942 werd het gezin op de trein naar Auschwitz gezet. Hans en Theo wisten door het raam naar het dak van de trein te klauteren en sprongen, toen de trein vaart minderden, hun vrijheid tegemoet. Drie dagen later, op 7 november 1942, werden hun ouders in Auschwitz vermoord.
Blz 13: Ik, Folkert, zal een jaar of zes geweest zijn, en ik ondervroeg mijn vader elke avond als hij me naar bed bracht. We waren in Noordwijk, in ons buitenhuis de Duintop. Dit huis was in 1927 gebouwd in opdracht van James Catz, die onze grootvader had moeten zijn. Ik weet nog precies welke kamer, welk bed en hoe hij naast me lag. Ik vroeg hem over het huis, over zijn vader en moeder. Waar waren die opa en oma, en hoe was dat gekomen en waar was jij dan? Naast hem liggend, met een arm om mij heen, hoorde ik voor het eerst flarden van wat later uitgroeide tot dit boekje.
Cocky - Michael Barzilaij
Journalist en filmmaker Michael Barzilaij schreef een boek over zijn oma Cocky. In zijn jeugd vertelde oma wel eens over de hongerwinter, de vele bommen die op de stad gevallen waren en over een piloot die bij hen ondergedoken zat. Deze verhalen waren altijd erg karig, oma wilde er nooit veel over kwijt. Bij toeval ziet de schrijver een documentaire op Rijnmond tv over een Amerikaanse piloot die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Rotterdam ondergedoken heeft gezeten. Laat dit nu toevallig piloot Jim Kleeffe zijn, de piloot waar zijn oma hem in zijn jeugd over heeft verteld.
Oma Cocky en opa Anton hadden een goedlopende kleermakerij en stonden in aanzien bij de gegoede Rotterdamse bevolking. Het stel had vele vrienden en kennissen. Enkele hiervan waren aangesloten bij een verzetsgroep. Naarmate de oorlog voortduurde, werd de nood onder de Rotterdammers steeds groter en voelden Cocky en Anton dat hun hulp nodig was. Het stel nam onderduikers in huis, ritselde voedselbonnen, kocht eten op de zwarte markt, bracht illegale kranten rond en voorzag joodse mensen van valse persoonsbewijzen en medische documenten. Het boek is niet alleen een eerbetoon aan Michaels oma, maar aan het hele Rotterdamse verzet.
Een kleine groep van de Rotterdamse verzetsmannen werd aan het eind van de oorlog steeds gewelddadiger; vele Duitsers werden in koelen bloede door hen vermoord. Cocky verafschuwde al dat geweld. De moorden riepen vergeldingsacties op, die vele onschuldige mensen het leven hebben gekost.
Blz 208: Bijna twee weken later werd een majoor der Ordepolitie door de LKP op straat doodgeschoten. Vier dagen later hoorde Cocky van weer een vergeldingsactie, waarbij twintig mannen onder aan de Oostzeedijk door een uit veertig man bestaand peloton van de Ordungspolizei werden gefusilleerd. Na de oorlog is op deze plek een herdenkingsmonument geplaatst waar Cocky met haar kinderen regelmatig een bloemetje neerlegde, waaruit valt op te maken dat ook tussen deze slachtoffer hoogstwaarschijnlijk een bekende moet hebben gezeten. Onder deze twintig slachtoffers bevond zich Alex Meijler. Alex was een Joodse verzetsman die, net als Cocky, voedsel naar onderduikers bracht en hielp bij het verstrekken van valse persoonsbewijzen.
De laffe moord op Kitty van der Have - J.A. Blauw
Ook in dit boek is er uitgebreid aandacht voor de executies op de Oostzeedijk in Rotterdam. Direct al bij het voorwoord staat een paginagrote foto van het monument.
Een maand na de bevrijding werd de Rotterdamse verzetsvrouw Kitty om het leven gebracht. Enkele leden van het verzet beschuldigden haar van verraad en speelden voor eigen rechter. De vrouw werd ontvoerd, verhoord en op afschuwelijke wijze vermoord. Vijf jaar lang werd de zaak door de politie stil gehouden. Zes jaar later werd het onderzoek opnieuw geopend en werden vier van de zeven verdachten berecht.
Ook Blauw heeft in zijn boek veel aandacht voor de vergeldingsacties van de Duitsers. Op liquidatieacties van het verzet volgde steevast een aantal executies.
Blz 17 en 18: In de ochtend van zaterdag 31 maart 1945 bracht major J.C.Tetenburg een bezoek aan het politiebureau Hoflaan. Toen hij na dit bezoek op zijn motorfiets stapte en aanstalte maakte om weg te rijden, kwamen er twee fietsers aanrijden. een van hen loste een aantal schoten op Tetenburg, waarvan twee hem in het hoofd troffen. De majoor overleed ter plaatse. De gevolgen van deze liquidatie waren ook nu weer afschrikwekkend. De leider van de Ausssenstelle van de Sicherheitspolizie und SD aan de Heemraadsingel in Rotterdam informeerde zijn chef SS-Obergruppenfürher A.H. Rauter, die in Den Haag zetelde. Deze beruchte nazi gaf op zijn beurt opdracht om op de plaats waar Tetenburg was doodgeschoten twintig reeds ter dood veroordeelde Nederlanders te laten fusilleren. In de ochtend van dinsdag 3 april 1945 werden op de hoek van de Hoflaan en de Oostzeedijk twintig Nederlanders door een executiepeloton doodgeschoten. Een van de leden van het Duitse executiepeloton was de Nederlander E. Oosting, een voormalig agent van de Rotterdamse politie. De lichamen van de slachtoffers van dit zoveelste drama in die dagen werden aan de Rotterdamse poitie overgedragen. Ook nu weer luidde de opdracht van de Ordnungspolizei dat ze de hele dag moesten blijven liggen. Op deze plaats is kort na de oorlog een monument opgericht waarop de namen van de twintig geëxecuteerden staan vermeld.
Foto: Alex Meijler kreeg ook nog een herdenkingsteen bij het Juliana Kinderziekenhuis. De steen heeft nu een plek in een Holocaustmuseum in Israël.
Gevangene na bevrijding - Diny Bijersbergen
Naar aanleiding van mijn bezoek aan kamp Vught had ik een gesprek met een dominee. Hij vertelde dat een oud-collega van hem als kleine jongen ook een tijd in het kamp gezeten had. Na de oorlog was hij moederziel alleen achtergebleven. Ik wilde weten wat er met de jongen gebeurd was. Had hij een warme plek in een pleeggezin gekregen? Was hij in een weeshuis terecht gekomen? Ik schrok van het antwoord. De jongen was opnieuw achter een hekwerk geplaatst. In naam der wet werd hij zes jaar lang opgesloten in een inrichting voor verstandelijk gehandicapten, De Willem van der Berghstichting in Noordwijk. Noordwijk? De Willem van der Bergh? Ik woon al mijn hele leven in Noordwijk en heb ook enkele jaren op deze instelling gewerkt. Waarom is dit verhaal niet bekend?
David is zes jaar als zijn gezin uit elkaar wordt gerukt. Zijn vader belandt in kamp Amersfoort en David wordt met zijn moeder naar kamp Vught gebracht. Gelukkig kunnen zijn twee zusjes onderduiken. Wanneer moeder met de vrouwen van het Philipscommando naar Auschwitz wordt gedeporteerd, is er niemand die zich over David ontfermt. Gelukkig overleeft het hele gezin de oorlog. Omdat moeder zwaar getraumatiseerd is en de zorg voor de twee dochters nauwelijks aan kan, is er voor David geen plek meer in het gezin. De jongen gaat van tehuis naar tehuis totdat de hulpverleners een diagnose stellen: David is diep debiel. Een kind die opgegroeid is zonder ouders, niet naar school gegaan is, honger heeft geleden en dagelijks te maken heeft gehad met angst, geweld en vernederingen verlangt maar naar één ding: een liefdevol thuis. Terwijl het hele land de bevrijding viert, wordt David opnieuw opgesloten.
David heeft een moeilijk leven gehad; hij is nooit echt verlost geraakt van zijn boosheid, teleurstellingen en pijn. Maar dankzij zijn geloof overheerste de dankbaarheid. Dankbaar voor de fijne mensen die hij ontmoet heeft. Dankzij hun hulp, liefde en het vertrouwen heeft David zijn droom waar kunnen maken en is hij op latere leeftijd dominee geworden.
Ook op de Willem van der Bergh zullen we struikelstenen plaatsen. Tijdens de oorlog werden twee joodse bewoners gedeporteerd en om het leven gebracht.
Foto: Twee jaar geleden adopteerden we ook de namen van onze omgekomen plaatsgenoten op het Holocaust Namenmonument in Amsterdam.
Panorama - Nicolline van der Spek
Dit boek vertelt de geschiedenis van het hotel en dorp vanaf 1914 tot nu. Van een kneuterig pension en dorpje zien we Panorama en Noordwijk veranderen tot luxe hotel en badplaats met allure. De vele illustraties in het boek (familiekiekjes, bouwtekeningen, ansichtkaarten en advertenties enz) geven een mooi beeld van vervlogen tijden. Als echte Noortukker vond ik het leuk dat er personages voorbijkwamen in het boek die ik alleen nog maar van straatnaambordje kende. Ook vond ik de vertelwijze erg fijn. Zo worden stukjes geschiedenis afgewisseld met mooie herinneringen van oud-bewoners, medewerkers en buren en worden zelfs enkele oud hotelbewoners tot leven gewekt! Noordwijkers die (in vogelvlucht) meer willen weten over de geschiedenis van hun dorp zullen dit boek zeker waarderen. Het Hotel aan de Oude Zeeweg 74 bestaat nog steeds. Het heeft in 2001 een flinke make-over en een nieuwe naam gekregen, Villa de Duinen. Voor hotelgasten is dit boek een prachtig souvenir; bij thuiskomst kun je laten zien dat je in een hotel met een indrukwekkende geschiedenis hebt gelogeerd!
Het boek is opgedragen aan de familie Coltof; een joods gezin wat in 1939 Panorama kocht. Het tragische verhaal van vader Jacob, moeder Else en hun kinderen Lodewijk en Friederika komt uitgebreid aan bod in het boek. Mijn vader was een buurjongen van de familie en was bevriend met Lodewijk. Twee weken voor het verschijnen van dit boek overleed mijn vader. Gelukkig kreeg hij enige tijd hiervoor het boek van Nicolline cadeau, zodat ik regelmatig wat stukjes aan hem voor kon voorlezen. Hij was er zeer trots op dat hij een rol speelt in het boek van ‘dat meisje uit het hotel’. Op 19 september zullen er voor het hotel Stolpersteinen voor dit gezin worden geplaatst.
Ontbreekt er nog een boek in dit rijtje? Wilt u de titel en de schrijver van dit boek dan hieronder vermelden?