De crèche - Elle van Rijn
Betty
Betty Oudkerk werkte als kinderverzorgster in de Joodse crèche op de Plantage Middenlaan in Amsterdam. Omdat de Hollandsche Schouwburg overvol raakte met Joodse mensen die waren opgepakt, werden hun kinderen naar de crèche gebracht. Van een dagopvang veranderde de crèche in een woning voor kinderen tot 12 jaar. Directrice Henriëtte Pimentel vroeg Betty, Sieny Kattenburg en Mirjam Cohen of ze intern willen komen wonen, zodat er goed voor de kinderen kon worden gezorgd. Betty veranderen in een korte tijd van een schoolmeisje in een verantwoordelijke jonge vrouw.
Walter Süskind was beheerder van de Hollandsche Schouwburg. Samen met Henriette Pimentel bedacht hij een plan om kinderen te redden van deportatie. Süskind en andere leden van de Joodse raad verwijderden hun namen uit de administratie. Het verzet zocht pleeggezinnen (onderduikadressen) voor de kinderen. De drie meisjes raakten al snel betrokken bij het plan. Bij hun bezoekjes aan de Schouwburg vroegen ze de ouders toestemming om hun kinderen onder te laten duiken. Wanneer ze akkoord gingen smokkelden de meisjes de kinderen weg uit de crèche. Op deze manier zijn meer dan 600 kinderen in veiligheid gebracht.
Elle van Rijn heeft een fijne en eenvoudige schrijfstijl. Ze schept een goed beeld van die tijd en van het dappere verzetswerk van de jonge meisjes. Omdat ik deze zomer een bezoek wil brengen aan Het Nationaal Holocaustmuseum, wil ik de komende tijd boeken lezen over de crèche en de Hollandsche Schouwburg. Van veel personen die in dit boek voorbij komen, zijn boeken geschreven. Walter Süskind, Sieny Kattenburg, Henriëtte Pimentel, Virrie Cohen en ook van de kleine Remi, de vondeling die het lievelingetje was van mevrouw Pimentel. Foto: Betty Oudkerk.
Bij het verschijnen van dit boek was er wat commotie. Nabestaanden vonden enkele passages aanstootgevend, de geaardheid van een van de hoofdpersonen was onjuist en enkele kinderen vonden dat het karakter van hun ouders erg afwijken met de werkelijkheid. Zowel voor de nabestaanden als de schrijfster vond ik deze ophef erg pijnlijk. Het had na mijn idee makkelijk kunnen worden voorkomen. Veel schrijvers hebben een meeleesgroepje (familie, vrienden en specialisten) die dit soort dingen bespeuren. Aan zo’n groep kunnen ook nabestaanden of andere betrokkenen worden gevoegd. In het nawoord van Elle klinkt dankbaarheid en respect voor hoofdpersoon Betty. Ook geeft Elle ons de verstandige woorden van Betty mee: Kinderen daar mogen ze niet aankomen. Kinderen kunnen er niets aan doen wat volwassenen uithalen. We kunnen nog veel van Betty leren. Ik zie het boek als een eerbetoon aan de dappere verzetsmensen en een goede inleiding op de boeken die nog op mijn ‘Joodse crèche-plankje’ in mijn boekenkast staan. Ken je een boek wat over de crèche gaat en die nog niet in dit rijtje staat? Laat het me weten.
Mijn volgende boek wordt Noem geen namen van Astrid Sy.