Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×

Ines Nijs: “Ik heb scherp afgestelde zintuigen”

op 06 mei 2020 door

De cover van Onomkeerbaar, de debuutroman van de Vlaamse Ines Nijs, viel me op: strak, grafisch, een ooievaar tegen een blauwe achtergrond en in het midden aan de onderkant een klein, eenzaam huis. “Ooievaars brengen geluk” luidt de eerste zin. Onomkeerbaar is een ontwikkelingsroman die een familiegeschiedenis ontrafelt, geheimen onthult, trauma’s aan de oppervlakte brengt en het hoofdpersonage inzicht geeft. Ines Nijs weet vol gevoel en met oog voor de schoonheid van het kleine een mooie sfeer neer te zetten. Hoofdpersonage Zoé gaat op zoek naar zichzelf, wil zich bevrijden van alles waarvan ze voelt dat het voor haar verborgen gehouden wordt. Maar ze zoekt ook vertrouwen en veiligheid. Het levert een roman op die de moeite waard is, die tot nadenken stemt en wat vragen openlaat.  ’Ik legde Ines de vragen voor die mij na lezing van Onomkeerbaar bezighielden. Maar hoe zit dat nou met die ooievaars?

Door: Jan Stoel

Banner: Anne Oerlemans

Portretfoto auteur: Dirk Vertommen

 

Over de schrijver: Ines Nijs (1968) is opgeleid als filoloog en is freelance redacteur van beroep. Ze woont en werkt afwisselend in België en Senegal. Verhalen lezen en schrijven is wat ze het liefste doet. Verhalen over mensen, over wat ze zeggen en wat ze verzwijgen. Ines studeerde in 2016 af aan de Schrijversacademie in Antwerpen.

Over het boek: Zoé groeit begin jaren zeventig op bij haar labiele moeder Alida. Haar vader kent ze niet, grootouders heeft ze niet. In het jaar waarin ze achttien wordt, gaat ze op zoek naar de waarheid over haar afkomst. Samen met de waarheid, weet ze, zal ze het geluk vinden. Maar is dat vertrouwen terecht? Eén ding staat vast, nog voor het jaar voorbij is, is Zoés leven niet meer zoals voorheen.

a4613c1d8d4285dc98740f60474374a6.jpg

Op de binnenflap in het boek staat dat verhalen lezen en schrijven het liefste is wat je doet. Een roman is heel wat anders dan een verhaal. Hoe ben je ertoe gekomen om aan Onomkeerbaar te gaan werken?

Het woord ‘verhaal’ begon ik te gebruiken toen ik startte met schrijven. Dat woord betekende voor mij ‘een vertelling van fictieve gebeurtenissen’. Zo’n ‘verhaal’ kon ik vertellen in enkele pagina’s, als een kort verhaal, of in een werk van langere adem. Omdat ik het werk van langere adem in die beginfase als schrijver liever niet benoemde als boek of roman, bleef ik voor alles wat ik schreef (en bij uitbreiding ook voor wat ik las) het woord ‘verhaal’ gebruiken. Het vel van de beer niet verkopen voor hij geschoten is, zoiets was het.

Je zegt ook dat je graag schrijft over mensen, wat ze zeggen en wat ze verzwijgen. Dat is wel een thema in deze roman. Waarom word je er zo door getriggerd?

Vroeger leerden wij als kind om te ‘zwijgen en luisteren’, luisteren in de zin van gehoorzamen. Ik was daar erg bedreven in, maar ik zette wel mijn oren wijd open om te luisteren in de andere betekenis van het woord, zodat ik alles hoorde wat er werd gezegd en soms ook wat er werd verzwegen, wat in stiltes onuitgesproken bleef. Hoewel er tegenwoordig veel meer wordt gepraat en gedeeld en iedereen over alles een mening mag ventileren, blijft er nog altijd veel onuitgesproken. Zie wat ge zegt, laat niet te rap het achterste van uw tong zien. Vooral niet als het over iets onaangenaams gaat, iets wat je ongelukkig maakt. Van nature ben ik absoluut geen prater, ik luister liever, maar als iemand mij in een interessant en oprecht gesprek betrekt, dan ga ik daar met veel plezier in mee. Stel dat Zoé en Alida veel vroeger een goed gesprek hadden gehad, dan was er tussen hen wellicht veel minder liefde verloren gegaan. In Onomkeerbaar heb ik geprobeerd om aan te tonen wat er gebeurt als mensen nooit met elkaar praten over wat er echt toe doet, en dingen blijven verzwijgen.

Je werkt een deel van het jaar in België en in Senegal. Hoe zit dat? Wat doe je in beide landen?

Zowel in België als in Senegal werk ik als freelance redacteur voor educatieve uitgeverijen. Ik heb de afgelopen jaren aan heel wat schoolboeken en andere educatieve uitgaven meegewerkt en ik ben erg blij dat ik als freelancer de mogelijkheid heb om eender waar ter wereld mijn job uit te oefenen. Waarom Afrika? Mijn man en ik hebben in de jaren negentig een tijd in Ghana gewoond en toen we terugkeerden en teruggeworpen werden in de drukte, vonden we het erg moeilijk om ons aan te passen. Nu verblijven we een deel van het jaar in België en een deel in Senegal en dat houdt alles perfect in balans.   

Als je dan een roman hebt geschreven dan wil je die natuurlijk graag uitgeven. Ik kan me tal van Vlaamse uitgevers daarbij voorstellen. Hoe ben je bij ‘In de Knipscheer’ terechtgekomen? Kun je iets vertellen over het traject dat leidde tot de publicatie (herschrijven, aanscherpen, de rol van de redacteur)?

Bij de Vlaamse uitgeverijen raakte mijn manuscript ondergesneeuwd in de slush pile, de stapel ongevraagd aangeboden manuscripten. Met wachten op een antwoord verspilde ik veel tijd en zodra ik besefte dat spontaan insturen me nergens zou brengen, dacht ik aan In de Knipscheer. Ik kende de uitgeverij via een van de docenten van de Schrijversacademie, waar ik een tweejarig schrijftraject volgde. De hoofdredacteur van In de Knipscheer reageerde enthousiast op een eerste deel dat ik instuurde en vroeg me het boek af te werken zodat hij een eindoordeel kon geven. Voor de afwerking heb ik de tijd genomen. Hoeveel versies ik uiteindelijk geschreven heb, weet ik niet meer, maar op een bepaald moment vond ik dat het af was en stuurde ik het manuscript door. De hoofdredacteur was tevreden met de finale versie zoals ik ze indiende. Een eindredacteur zette de punten en komma’s recht en ik kon beginnen te hopen: het boek zou er echt komen, ik had een uitgever gevonden.  

In je roman komen Hotel Grand Veneur in Keerbergen en het Ursulinenklooster in Onze-Lieve-Vrouw-Waver voor. Twee plekken die niet zo ver van je woonplaats Tremelo liggen. Waarom heb je juist voor die plekken gekozen? Het suggereert een beetje dat je roman naast fictie ook wat biografische elementen bevat.

Dat ik bekende plekken in de buurt koos als decor is een praktische beslissing. Onomkeerbaar is niet het eerste boek dat ik schreef. Voor dat eerste heb ik zoveel research naar settings gedaan dat ik mezelf ervan begon te verdenken te blijven zoeken naar achtergrondmateriaal om het schrijven uit te stellen. Daarom besloot ik het bij Onomkeerbaar anders aan te pakken. Het verhaal zou zich afspelen in decors en in een tijdsperiode die ik kende en waarover ik niet hoefde na te denken. Zo kon ik me erg gemakkelijk verplaatsen in de settings waarin ik Zoé neerzet en kon ik me concentreren op wat echt belangrijk is: het schrijven. Daardoor lijkt Onomkeerbaar misschien autobiografisch, maar dat is het niet. Er zitten wel enkele details in het boek die ook op mij van toepassing zijn: net als Zoé zat ik op een internaat, van mijn twaalfde tot mijn vijftiende, net als Zoé groeide ik op in een landelijke omgeving. Wat de research voor het eerste boek betreft: die is niet verloren gegaan, want dat ‘verhaal’ wordt nu mijn tweede boek. Alle info die ik verzamelde over de decors en de tijdsgeest van boek twee zit in mijn hoofd en dus kan ik me concentreren op het schrijven. Het is mooi om te zien hoe op het einde van de rit alle puzzelstukjes perfect in elkaar blijken te passen.

De cover ziet er strak uit, grafisch sterk. Hoe is het ontwerp tot stand gekomen? Mijn interpretatie is de volgende. De ooievaar staat er prominent op, een vogel die in de lente naar onze streken komt om te broeden en die symbool staat voor het brengen van geluk (denk aan de geboorte van een kind). Drie dingen vallen me op: de spiegeling van de E in Onomkeerbaar (twee fasen in het leven van Zóe?) met precies tussen die twee letters de snavel van de ooievaar, die het geluk moet brengen. Op de letters wat zwarte vlekjes die symbool staan voor de weg die Zoé moet afleggen. Ten slotte is de ooievaar gevouwen als een soort van origami kraanvogel, symbool voor liefde, saamhorigheid, geluk.

5940a0f6c264224756aae33cae776532.jpg

Voor de cover heb ik beelden gezocht op Shutterstock. Ik hou van strakke beelden, zonder te veel details of drukte. Ik selecteerde een heleboel bij het verhaal passende beelden en knipte en plakte ze in een Word-document. Dat document bekeek ik af en toe. Er gingen weken en zelfs maanden overheen en telkens sneuvelden er een paar beelden in een soort van afvalrace. Op het einde had ik nog één beeld over dat ik nooit beu werd: de ooievaar, inderdaad een symbool voor liefde en geluk. Oorspronkelijk zat er een bleekblauwe lucht achter de vogel, wat me te veel aan een geboortekaartje deed denken. ‘Het moet dreigender,’ zei ook de hoofdredacteur van de uitgeverij toen ik hem het beeld doorstuurde. En dus bezorgde ik mijn ooievaar aan een vriendin die lay-outer is, Karien Sticker. Zij knipte het beeld uit, digitaal en in het echt, en liet de ooievaar vliegen tegen de prachtige, nachtblauwe achtergrond. Ze stelde ook voor om een tweede beeld te zoeken, iets dat we onderaan de cover konden zetten. Dit keer vond ik op de beeldenbank meteen wat ik zocht: het beeld van een eenzaam huis op een vlakte, ik zag er het huis van Zoé en Alida in. Karien bewerkte ook het tweede beeld en liet hier en daar een lichtje branden in de duisternis. Daarna stelde ze me enkele lettertypes voor de titel voor. Het wat robuustere lettertype met de vlekjes (Veneer) beviel iedereen hier in huis het best. De snavel van de ooievaar tussen de ‘omkeerbare’ E’s hebben we te danken aan Kariens creativiteit: ze deed met Onomkeerbaar iets ‘omkeerbaars’, waarbij de snavel van de ooievaar staat voor het keerpunt. Toen ze me het eindresultaat voorstelde, wist ik meteen dat het perfect goed zat en dat het een cover was waar ik kon blijven naar kijken, die ik nooit beu zou worden.

Je wilt met Onomkeerbaar meer dan een mooi verhaal vertellen. Het verhaal wordt mijns inziens universeel door de thematiek. Het gaat niet alleen over een meisje dat volwassen wordt, maar ook over angst, liefde, opgroeien in een wereld van geheimen en wat dat met je doet. Wat wil je dat de lezer van het boek ‘onthoudt’?

Ik wilde iets herkenbaars vertellen, iets universeels inderdaad. In het verhaal van het opgroeiende meisje dat op zoek gaat naar haar vader kon ik de personages die ik voor ogen had, neerzetten. De plot op zich, met alle verwikkelingen en gebeurtenissen, was voor mij van ondergeschikt belang.

Als de lezer iets van de sfeer en de emoties tussen de personages onthoudt, als hij hier en daar een zin aanduidt die hij meer dan één keer wil lezen, of een passage aanstreept die hij herkent of waarbij hij iets voelt, dan zou dat mij bijzonder veel plezier doen.

(Foto's: Ursulinenschool: De Wintertuin en de Empiregang; bron waNNderful)

10b74cf44a8314cf7b913ae0dafc85e6.jpg

Ik vind je roman ook heel zintuiglijk. Zo maar wat voorbeelden. Het hotel ruikt naar luchtverfrisser, zwarten ruiken naar Engelse sterke saus en blanken naar kaas, mensen met een kale kop ruiken vreemd meer bepaald rond hun hoofd, de mottenballenlucht die in korte pufjes uit haar mond komt, hoort bij een van de zusters. Je voelt het prikken van de kleding die Zoé op de kloosterschool moet aantrekken. Toeval?

Iemand zei me dat er veel geuren zitten in mijn boek en ik dacht: welke geuren? En toen somde jij ze hier voor me op, Jan, en ik was verbaasd en ook een beetje geschokt omdat ik me daar totaal niet van bewust was. Zelf heb ik scherp afgestelde zintuigen, vooral oren en neus. Onlangs nog vroeg mijn man of ik me dat ruime strand met de palmbomen in Senegal herinnerde en ik zei: ‘Dat strand waar het naar riool stonk.’ Het is niet altijd een zegen om goed te ruiken en scherp te horen. Ik heb me voorgenomen om in het vervolg matiger te zijn met dat soort observaties.

Als ik naar de structuur van je roman kijk vergt dat wel wat van de lezer. Je speelt met de ruimte en tijd, laat de verhaallijn die hoort bij Alida, de moeder, en die van Zoé door elkaar lopen. Hoe ben je te werk gegaan bij het componeren van het verhaal. Het lijkt of je eerst losse scenes had en die bent gaan verbinden.

De oorspronkelijke vorm die ik had bedacht voor het verhaal van Zoé en Alida was een familiekroniek met drie generaties, genre Het lot van de familie Meijer van Charles Lewinsky. Ik heb een volledig jaar besteed aan koppig schrijven in de derde persoon, met een alwetende verteller, voor ik moest toegeven dat die manier van schrijven me niet lag. Op de Schrijversacademie kreeg ik geregeld minder goede commentaren op mijn manuscript en ik snapte ook wel waarom, want ik was zelf niet tevreden met het resultaat. Het eurekamoment beleefde ik op een ontstellend warme dag in Namibië, waar mijn man en ik dat jaar op reis waren. We zochten de koelte op in onze hotelkamer en hoewel ik door de pracht van de natuur in Namibië dagenlang geen moment aan schrijven had gedacht, voelde ik plots de drang om een scène in de ik-persoon in de tegenwoordige tijd te schrijven, vanuit het standpunt van de achtjarige Zoé.

Na de vakantie zei de feedbackbegeleider van de SA: ‘Die reis heeft je deugd gedaan. Nu ben je echt aan het schrijven!’ Omdat er niet veel tijd meer overbleef voor ik mijn eindwerk moest indienen, schreef ik de ene losse scène na de andere. Pas na de opleiding werkte ik een plot, een structuur en een logische opbouw uit. Dat geraamte vulde ik concreet in met details: wie deed wat, waar en wanneer. De oude, losse scènes gaf ik een gepaste plek in de structuur en zo kreeg het boek zoals het nu is stilaan vorm. 

Je schrijft suggestief, subtiel, vol gevoel, een beetje om de ‘harde woorden’ heen. Ik zie dat steeds terugkomen. De ooievaar als symbool voor geluk en uitvliegen is er een van. Maar moeder zegt ook: “waren ze geringd.” Alsof je daarmee verbondenheid wil aangeven. Als Alida, nadat ze in Italië drie dagen vermist was, door een van de nonnen wordt teruggevonden, lag ze in een stal: “Net het kindeke Jezus, helemaal bloot, zoals onze Lieve Heer ons allen heeft geschapen. En ze bloedde, je weet, wel, daar vanonder, zo lek als een zeef.” Daarmee suggereer je dat ze een miskraam heeft gehad. Als Zoé met haar vriendje Rudi in de verboden hangar van de vader van Rudi komt, staat die vol planten. “De planten ruiken naar daslook. Daslook groeit in het bos achter ons huis, en aan de rivier. Mijn moeder mengt het door de sla.” Je zet de verbeelding van de lezer aan het werk en zegt niet dat het om een hal vol wietplanten gaat. Waarom die ‘verpakking’ van wat je wilt zeggen?

In de jaren waarin het verhaal zich afspeelt, werd vaak rond alles wat met lichamelijkheid en seks te maken had heen gepraat. Als een meisje menstrueerde zei men: ‘De rode vlag hangt uit’ of ‘’t Is die tijd van de maand’.De nonnen van de kloosterschool nemen woorden als vagina of miskraam liever niet in de mond. Zelfs Helga, de rebel van het internaat, heeft het over ‘Ik wil jullie bezig zien’ als ze Zoé dwingt om seks te hebben met Rudi. Over drugs wordt al helemaal niet gesproken in de beschermde omgeving waarin Zoé opgroeit. Het is duidelijk dat zij en Rudi niet weten wat wiet is. Rudi weet wel dat hij de planten niet mag opeten, maar als Zoé de kruidensigaret krijgt van haar vader, heeft ze geen idee wat het is of wat de sigaret met haar zal doen. Met de verpakking van de harde woorden geef ik dus vooral de tijdsgeest weer en eigenlijk vind ik het fijn om eromheen te schrijven omdat het in dit boek perfect past bij de personages die het moeilijk vinden om zich uit te spreken.

Je bent als auteur blij dat je werk gepubliceerd wordt. Maar jij doet nog iets anders. Je draagt de opbrengst af aan een goed doel. Kun je daar iets over vertellen?

Ik heb veel plezier beleefd aan het schrijfproces, aan het leren schrijven, maar het stond altijd veraf van datgene waarmee ik geld verdien, van mijn werk als redacteur. Tussen schrijven en geld verdienen heeft er voor mij nooit een verband bestaan en toen ik bedacht dat ik de auteursopbrengsten aan een goed doel kon schenken, voelde dat meteen aan als het perfecte idee. Omdat we op zo’n vanzelfsprekende manier welkom zijn in Kabrousse, het dorp waar we verblijven in Senegal, hadden we al eerder nagedacht over hoe we iets konden terugdoen voor de gemeenschap. Onomkeerbaar bracht de oplossing. Het weeshuis van Kabrousse is een bijzonder project dat draaiend wordt gehouden door giften en dus is het voor mij een evidente keuze om de auteursopbrengsten van Onomkeerbaar aan de kinderen te schenken. Neem zelf een kijkje op de website van het weeshuis: www.lecocondecabrousse.org.   

eb52bd3a7befa9a109689a74c4ae1191.jpg

 



Reacties op: Ines Nijs: “Ik heb scherp afgestelde zintuigen”

Meer informatie

Gerelateerd

Over

Ines Nijs

Ines Nijs

Ik hou van lezen. Ik lees met een bereidheid tot overgave die ik bij andere acti...