Cobi van Baars: “Als het verhaal het wil, gebeurt het vanzelf”
Ze bouwt gestaag verder aan een fijnzinnig oeuvre: stijlvol, to-the-point, met diepte, beeldend, met veel gevoel geschreven. Ik heb het over Cobi van Baars. Haar debuutroman Schipper & Zn. verraste me destijds positief. Haar tweede roman kreeg prima kritieken. Nu is er Branduren. Een roman van grote schoonheid. Ook in deze roman – en dat is een constante in haar oeuvre – gaat het over relaties tussen mensen. Ze verkent de diepte en de complexiteit van de menselijke geest, stelt existentiële vragen, beschrijft emoties, gevoelens. Altijd is er die opening naar de verbeelding. Ze formuleert zorgvuldig, geen woord teveel, gebruikt een zeer toegankelijke taal en benut de rijkdom van de taal met prachtige formuleringen. Cobi van Baars is een dubbeltalent: ze schrijft en schildert. En ze heeft iets met dubbeltalenten, zoals je zult merken in het interview dat ik met haar had. Haar werk, zowel beeldend als literair, geeft stof tot nadenken. In Branduren is misschien deze zin wel de kernzin: “Als de wijze van geboorte bepalend is voor wat volgt, hoe zit het dan met sterven?” Alleen al het woord ‘Branduren’ zet je aan het denken en is voer voor meerdere interpretaties. De auteur wilde graag meewerken aan een interview en ik koos als vertrekpunt haar dubbeltalent. Kijk vooral ook naar haar beeldend werk op www.cobivanbaars.nl
Interview: Jan Stoel
Foto's: Godelieve Krekelberg (portretfoto) en Cobi van Baars
Over de auteur: Cobi van Baars is naast schrijver ook schilder. Ze studeerde moderne Nederlandse letterkunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen en studeerde af op de relatie tussen literatuur en beeldende kunst. Ze debuteerde in 2017 met de roman Schipper & Zn., gevolgd door haar tweede roman Over het krakende ei (2019). Met Branduren bevestigt ze opnieuw haar talent om met weinig woorden hele werelden op te roepen.
Samenvatting: Een geboortedag en een sterfdag. Twee gebeurtenissen waarbij Naomi’s familie samenkomt in een te kleine ruimte. Uren waarin groot en klein leed door elkaar lopen en de toch al moeizame verstandhouding zwaar onder druk komt te staan. In beeldende, indringende en tegelijk ingehouden taal weet Cobi van Baars de onderstromen van het menselijk gemoed te schetsen en haarfijn bloot te leggen welke psychologische mechanismen er binnen een familie werken. Zo weet ze een universum op te roepen waarin je wil blijven maar tegelijk uit wil verdwijnen, even onontkoombaar als het leven zelf. Inmiddels is van het boek de tweede druk verschenen.
Je studeerde moderne Nederlandse taal- en letterkunde en studeerde af op de relatie tussen literatuur en beeldende kunst. Je studeerde af op het fenomeen dubbeltalenten. Waarom en kun je iets over dat afstudeeronderwerp vertellen?
De ingang was heel persoonlijk. Ik ben Nederlands gaan studeren om schrijver te worden, maar aan het einde van mijn studie had ik nog steeds geen idee hoe ik dat schrijverschap aan moest gaan. Ook mijn beeldend werk kwam destijds niet van de grond. Niets intrigeerde mij meer dan kunstenaars die niet één maar zelfs twee disciplines aan de gang kregen. Het bleek een fascinerend onderwerp. Hoe verhouden de verschillende talenten zich tot elkaar, vroeg ik me af. De kunstenaar blijkt daar soms een heel ander idee over te hebben dan de toeschouwer of de lezer. Een kunstenaar kan denken dat zijn talenten niets met elkaar te maken hebben, dat hij of zij twee volstrekt verschillende dingen doet, terwijl een kijker of lezer allerlei verbindingen ziet. Dat verschil in visie kwam ik nu zelf tegen in recensies over Branduren. Een paar keer wordt de ‘nadruk op de handen’ genoemd als verbinding naar mijn beeldend werk. Ik ben me daar totaal niet van bewust geweest.
Je bent zelf ook zo’n dubbeltalent. Je bent na je letterenstudie naar de kunstacademie gegaan. Hoe heeft zich dat dubbeltalent ontwikkeld?
Ik beschouw mezelf niet als een echt dubbeltalent. Ik reserveer die term voor kunstenaars die twee gelijkwaardige oeuvres hebben, die niet tussen hun talenten zouden kunnen kiezen. Ik kan dat wel. Ik beschouw mezelf als een schrijver die jarenlang schilderde. Terugkijkend denk ik dat ik het schilderen nodig heb gehad om het schrijven aan de gang te krijgen. Ik heb op de kunstacademie ook alleen een zaterdagopleiding gedaan, heel vrijblijvend, terwijl ik mijn studie Nederlands ten volle heb benut.
Loopt schilderen en schrijven bij jou door elkaar of wisselen perioden van schrijven zich af met perioden van schilderen?
Nee, ze lopen niet door elkaar. Ik heb jaren geschreven en ben daarna jaren gaan schilderen omdat ik niet verder kon met mijn manuscript. De enige periode waarin ik de dingen naast elkaar deed, was het jaar waarin ik abstracte schilderijen maakte. Dat was heel fijn om te doen, heel fysiek, maar ik miste iets. Ik miste de verhalen die ik voorheen in mijn schilderijen verwerkte.
Op de cover van je debuut Schipper & Zn. (2017) stond ‘Der Zaun’ van Armando. Een hek, een prachtig beeld omdat het in dat debuut ook ging om iets dat tussen mensen stond, de grens tussen vertrouwen en wantrouwen. Waarom heb je gekozen voor dit schilderij van Armando, overigens ook een dubbeltalent?
Armando is inderdaad een dubbeltalent, hij is één van de kunstenaars op wie ik afstudeerde. Ik hou enorm van zijn werk, het raakt heel direct. Toen ik met mijn uitgever Tilly Hermans over het omslag voor Schipper & Zn. sprak, stelde zij Armando voor – ze kende hem goed, geeft zijn poëzie uit. We spraken af dat ik op internet het werk zou uitkiezen dat ik het meest geschikt vond en dat zij vervolgens zou uitzoeken of die afbeelding beschikbaar was. Stel het je vooral voor. Die man heeft jaren en jaren geschilderd, dat oeuvre is gróót en ik zoek daar één werk uit. Ik koos dit hek. Omdat ik het prachtig vond van zichzelf, omdat het thematisch paste (want het verhaal gaat grotendeels over rommelige grenzen) maar ook omdat er in het boek daadwerkelijk zo’n hek getimmerd wordt. Tilly ging ermee aan de gang en wat bleek? Het doek hing bij iemand die ook een schilderij van mij in huis heeft!
In je tweede roman Over het krakende ei (2019) is er ook de verbinding met een dubbeltalent. In dit geval Lucebert. De titel is gebaseerd op de eerste regel van zijn gedicht Poëzie is kinderspel.
over het krakende ei
dwaalt een hemelse bode
op zoek naar zijn antipode
en dat zijt gij
Een goedgekozen gedicht volgens mij omdat het beeld van het ei zoveel betekenissen kan hebben: het allereerste begin en als een ei kraakt geeft dat aan dat er zich iets gaat ontwikkelen. Het gaat dus om het menselijk bestaan tussen geboorte en sterven. De keuze voor dat gedicht heeft natuurlijk te maken met de inhoud van de roman. Maar ook met jezelf en je creatieve ontwikkeling? Je maakte een serie schilderijen geïnspireerd op Lucebert met het thema ‘ei en oer’.
In veel van mijn werk is ‘scheppen’ een thema. In mijn boeken komen schrijvers en een schilder voor en in mijn schilderijen gaat het ook vaak over ontvangen en ontstaan. Het ei past mij als symbool.
De symboliek van het ei zie ik ook terug in je nieuwe roman Branduren. Je verwijst naar het werk van H.H. ter Balkt. De dichtregel “Het stof dat je meezeult, wordt je op een dag te veel” uit de dichtbundel Vuur is als het ware het leitmotief in je roman. Ter Balkt is geen dubbeltalent, volgens mij.
Inderdaad, maar daar selecteer ik ook niet op.
Was het verhaal van Branduren er eerst of was het juist de dichtregel of de bundel van Ter Balkt die je op het spoor heeft gezet?
Het verhaal was er eerst. Gerrit zit ’s ochtends in zijn krant te lezen. "Welk bericht valt hem op?" vraag ik me dan af. Zo is Ter Balkt erin gekomen. Hij is gestorven in de tijd dat ik dit stuk schreef. Dat het gedicht uit de bundel ‘Vuur’ komt, is stom toeval. Het is de enige bundel van Ter Balkt die ik in huis had. De verbinding tussen zijn titel en de mijne viel me pas veel later op.
In je beeldend én je literaire werk is het verhalende aspect manifest. Menselijke emoties, vertrouwen en wantrouwen, de worsteling van personages met zichzelf, gemis en verlies, totale liefde zijn centrale thema’s in beide disciplines. Zegt dat iets over jezelf, over je kunstenaarschap?
Ik weet niet of het iets over mij zegt, maar je hebt gelijk met dat verhalende element. Op mijn abstracte serie ‘In stilte’ na schilderde ik echt verhalen. Daarom werkte ik ook altijd in series. Eén schilderij was me te klein, een gedicht zou mij ook te klein zijn, ik heb behoefte aan grote lijnen, ik wil opbouwen, evenwicht aanbrengen, verbinden. Qua werkwijze zie ik overigens ook overlap. Ik begin in beide gevallen heel zoekend met vlekken, personages, ik heb geen compleet beeld vooraf, dan gebeurt er meestal iets (iets valt binnen, iets pakt samen, iets schiet door) en daar ga ik dan mee verder. Gaandeweg verbind ik de dingen, zet ik sommige vlakken of scènes steviger aan, ga ik dingen inbedden of schrappen en daarna ga ik schaven. Ik werk ook in dezelfde ruimte, op dezelfde tijden.
Er is nog een overeenkomst en die zit hem in de taal. De schilderijen die je maakt hebben vaak een poëtische of verhalende connotatie en je stijl heeft een beeldend karakter.
Ik ben me er wel van bewust dat ik verhalend schilder, maar niet dat ik beeldend schrijf. Ik lees het terug in recensies en ik snap het ook wel, maar deze manier van kijken en vertellen is me zo vertrouwd dat dat vanzelf gaat, onbewust.
Zowel je schilderijen als beeldend werk stralen kracht en ontroering uit. Zomaar een paar voorbeelden. Over het figuurgedicht dat Gerrit van Barbara maakt en waarvan de regellengte met het vrouwelijk lichaam correspondeert: “De kraaienpoten als wortelstronken in een bospad.” Naomi als ze haar ongeboren kind voelt: “Ik streel de plek waar haar ruggetje zit. Ze schuiert tegen mijn palmen.” Naomi: “Ik weef een nieuwe wattenbol om Lonneke en mezelf.” Gerrit over zijn naderende dood: “Helderwitte stilte dat is mijn beeld. Wit dat naarmate je verder gaat steeds totaler wordt. Dat jou wordt. Zonder grens. Zonder onderscheid.” Is dat een typisch Cobi van Baars kenmerk, zorgvuldig zoeken naar het meest treffende?
Misschien wel. Ik ben echt een trage schepper. Ik wacht heel veel. Blijf ook heel lang schaven en als ik twijfel over een beeld moet het eruit.
(Twee schilderijen van Cobi van Baars. Links: uit de serie 'In Stilte', J. Rechts: Dichtbij de geboorte van het bevroren licht)
Branduren bestaat uit twee gedeelten: begin en einde. Het ene gedeelte gaat over het begin van het leven en het andere over het verlaten ervan. Op scharnierpunten in het leven komen familieleden bij elkaar: geboorte en overlijden. Vreugde en verdriet, begroeten, afscheid nemen. Daar tussenin speelt zich het leven af. Het legt ook de relaties van de personages ten opzichte van elkaar hebben bloot en hoe ze in het leven staan. Hoe diende dit verhaal zich bij je aan?
Echt in twee delen. ‘Begin’ schreef ik een hele tijd geleden al. Ik liet het liggen omdat het te kort was om te publiceren, maar vooral omdat het een leegte achterliet. Het was onbevredigend om niet te weten hoe het verder ging. Hoe het verder ging, wist ik pas veel later. Dat was echt zo’n inval. Zo’n idee dat je in één moment toevalt. Een sterfdag! Vrij snel wist ik ook wie sterven zou, de rest van het verhaal kwam al doende.
De roman begint ijzersterk. Naomi, de dochter van Gerrit en Barbara is zwanger en staat op het punt van bevallen. Ze wacht op het telefoontje waarna iedereen naar het ziekenhuis moet om de bevalling bij te wonen. “Naomi is van na de brand. Van haar bestaat alles nog.” Het zet meteen je verbeelding aan het werk. Brand? Wat is er gebeurd? Waarom heet de roman Branduren? Brand – geboorte: dood- nieuw leven. In één zin weet je een hele wereld op te roepen. Hoe gaat zoiets bij jou in zijn werk?
Ineens. Ik loop of fiets of staar in de verte, stem me af op mijn verhaal maar denk niet heel bewust (beschikbaar stellen, noem ik dat) en dan ineens! heb ik zo’n zin. Als een zin of een plot of een personage me op deze manier toevalt, hoef ik er bijna nooit meer aan te schaven.
Alle personages worden vanuit het ik-perspectief beschreven. We leren die personages zo goed kennen met hun sterke en zwakke punten. Toch is het verhaal chronologisch. Waarom heb je voor dit ik-perspectief gekozen?
Omdat ik op die manier het meest nabij kon komen, het meest opgesloten in iemand kon raken. Ik kan me niet herinneren dat ik daar vooraf heel lang over heb nagedacht, over dat perspectief, dat ging vrijwel automatisch. Ik besteed heel veel tijd aan het ‘worden’ van een personage. Ik moet een compleet mens ‘in’ me hebben, ik moest als die ander kunnen denken en bewegen en zo kom ik bijna vanzelf op ‘ik’ uit.
Totale overgave aan de zuivere liefde zie ik terug in Branduren. Zie ik ook bij je schilderijen ‘Orewoet’ over het werk van Hadewijch. Een thema dat dus een constante is in je werk. Naomi die zich helemaal geeft aan Bient, totaal voor de liefde voor haar dochter gaat. Maar ook de liefde van Naomi voor haar vader en omgekeerd. Die totale liefde heeft ook een keerzijde: teleurstelling, vervreemding. Wanneer is die zuivere liefde te bereiken, ervaren mensen die? Op het snijvlak van leven en sterven? Of is het juist in dat intieme gebaar, zoals Gerrit bij Naomi doet op zijn sterfbed. “Ik leg mijn hand op haar achterhoofd en streel. Ik streel haar haren, haar kinderjaren, haar puberteit, haar zwangerschap, haar moederschap, haar verdriet en al het geluk dat ze nog te gaan heeft. Ik strijk al mijn liefde over haar uit.”
Liefde is in het dagelijks leven niet vaak ‘schoon’. Je houdt van je kinderen, maar je moet ze ook opvoeden. Dat gaat niet altijd samen. Zo zitten er in alle relaties wel angsten, belangen, teleurstellingen en verwachtingen. Vaak zijn die gebaseerd op ervaringen, op het verleden dus. Daarnaast ben je in de liefde ook bijna altijd bezig met de toekomst - want iemand van wie je houdt, wil je niet kwijt. Als je los raakt van het verleden en de toekomst (zoals Gerrit in bovenstaand fragment) kan liefde heel zuiver zijn. Net als op de grenzen van het leven, als er niks anders is dan dat moment.
Je moet goed lezen om de rijkheid van je roman te bekijken, net zoals je ook lang naar een schilderij moet kijken om het echt te doorgronden. Wat voorbeelden: er is met Kerst iets verschrikkelijks gebeurd bij Gerrit en Barbara. Kerst heeft te maken met geboorte, met nieuw leven. Gaandeweg de roman kom je erachter wat er gebeurd is en krijg je ook begrip voor hoe Barbara en Gerrit in het leven staan. Het feit dat het kind van Naomi en Bient Lonneke genoemd wordt zorgt ook voor commotie. Hoe breng je die gelaagdheid aan?
Door het verhaal meermaals te schrijven en te zien wat ontbreekt. In mijn eerste versie van Schipper & Zn. was er bijvoorbeeld geen sprake van overspel door Ad. Maar ik miste iets stuwends, iets wat Eef dreef, iets wat ze gebruiken kon ook. Ineens (weer dat woord) zag ik het. Natuurlijk! Ze is boos op Ad! Ad heeft zich níet ingehouden! En dan begin ik weer van vooraf aan, ga ik dingen invlechten, ombuigen, weglaten. Ik schep langzaam, sudder veel.
Met alle personages, ‘koppels’ is iets aan de hand. “Het stof dat je meezeult, wordt je op een dag te veel” zou Ter Balkt zeggen. Het proces van het beginnen aan een relatie, de stormachtigheid, de tegenslag in het leven, de verwijdering komt bij alle personages terug. Branduren is een boek dat ook hoop geeft. Is de ontknoping van je verhaal dat het einde ook weer een nieuw begin kan zijn de kern van je verhaal? Om met een schilderij te spreken dat je over ‘Ei en oer’ (Lucebert): Dichtbij de geboorte van het bevroren licht.
Dat is een mooie gedachte. Ik denk bij Dichtbij de geboorte van het bevroren licht aan scheppingskracht maar eigenlijk past het ook heel goed bij die laatste scène.
In drie jaar tijd heb je drie romans geschreven. Volgend jaar weer een roman? En dan een verbinding met Jan Wolkers of Hugo Claus, ook dubbeltalenten?
Deze drie romans zijn het resultaat van de afgelopen 15 jaar. Ik heb niet al die jaren geschreven zoals ik al aangaf, maar mijn schrijverschap is wel ‘langzaam geboren’ om Lucebert er nog maar even bij te halen. Ik weet niet hoe het nu verder gaat. Ik heb meer ervaring, voel me heel vrij, misschien schrijf ik nu vlotter, misschien juist niet. Geen idee. Ik heb een personage, een setting, een begin en een paar invallen, daar ga ik mee aan de gang. Vooralsnog komt er geen beeldende kunst aan te pas, maar ja, je weet het niet, als het verhaal het wil, gebeurt het vanzelf.
(Foto's presentatie en signeren in Nijmegen)