Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×

Wapenstilstand 1918: Niet alleen de doden zijn slachtoffers

op 11 november 2020 door

Vandaag is het 11 november, de dag waarop in 1918 een einde kwam aan het wapengekletter aan de verschillende fronten. Na de afkondiging van de Wapenstilstand kwamen soldaten uit hun loopgraven en gingen terug naar huis. Vandaag wordt er in heel veel landen  stilgestaan bij de duizenden doden die vielen in deze waanzinnige oorlog. Bij het herdenken van oorlogen en veldslagen is er begrijpelijk altijd meer aandacht voor de gevallenen dan voor hen die het overleefden. In onderstaand artikel besteed ik aandacht aan literatuur geschreven tussen de twee wereldoorlogen waar wel aandacht is voor de psychische problemen waar oud-strijders uit de Eerste Wereldoorlog mee te kampen hadden.

Tekst en banner: Cies

Dit boek wil noch een aanklacht

noch een bekentenis zijn. Het wil

alleen een poging wagen, een beeld

te geven van een generatie, die

door den oorlog vernield werd, -

ook als ze aan zijn granaten wist

te ontkomen.

 

Deze zeven regels laat Erich Maria Remarque (1898 – 1970) als motto vooraf gaan aan zijn roman Van het westelijk front geen nieuws uit 1929. Met deze zeven regels in het achterhoofd is het opmerkelijk dat Remarque aan het einde van zijn autobiografische roman de hoofdpersoon Paul Bäumer laat sneuvelen aan het front. Bäumer ontkwam niet aan de granaten. Het ligt dan ook voor de hand om te concluderen dat Remarque faalt in zijn poging om een beeld te geven van een generatie die ondanks dat zij de oorlog overleefden toch door de oorlog vernield werden.

Was het maar zo simpel. In Van het westelijk front geen nieuws is de steeds terugkerende vraag waar Bäumer mee worstelt: hoe zal het straks zijn wanneer de oorlog voorbij is en we weer terug naar huis mogen? Bäumer/Remarque is niet optimistisch over de toekomst. In het laatste hoofdstuk schrijft Remarque

“… als we nu naar huis gaan zij we moe, mislukt, leeggebrand, ontworteld en zonder verwachtingen. We zullen onze draai niet meer kunnen vinden. Niemand zal ons ook kunnen begrijpen… We weten met ons zelf geen raad; we zullen ouder worden; eenigen zullen zich kunnen aanpassen, anderen zullen zich maar in het onvermijdelijke schikken, en de meesten zullen wanhopig zijn en uiteindelijk zal die ongelukkige generatie uitsterven. “ (blz 275 in de vertaling van Annie Salomons)

Het vreemde aan dit citaat met de openingsregels nog steeds in ons achterhoofd, is dat Remarque het schrijft in de toekomende tijd, terwijl hij het boek in 1928-1929 schreef. Op het moment van schrijven wist hij al hoe het deze generatie jongemannen verging, hoe hijzelf als oud front soldaat al dan niet weer in staat is geweest om iets van een ‘normaal’ leven op te bouwen. De vraag die bij mij bleef knagen na lezing van “Van het westelijk front geen nieuws” is: waarom heeft Remarque eind jaren twintig geen roman geschreven die een beeld geeft van een generatie jonge mannen die de Eerste Wereldoorlog hebben overleefd en terug thuis proberen het ‘gewone’ leven op te pakken?

Remarque heeft gelukkig die roman wel geschreven. Sterker nog, in 1932 werd De weg terug gepubliceerd in 1937 gevolgd door Drie kameraden. In beide romans geeft Remarque een beeld van een generatie jongemannen die teruggekomen van het front een plek in de ‘gewone’ samenleving proberen te vinden. Het is een heel somber en bitter beeld dat Remarque schetst. Het wordt zelfs nog donkerder en pijnlijker, zeker in De weg terug, wanneer het overduidelijk is dat het Remarque ondanks al zijn pogingen niet lukt om onder woorden te brengen wat hij en zijn kameraden aan het front hebben doorgemaakt en wat ze na terugkeer doormaken. Het citaat uit Van het westelijk front geen nieuws dat niemand zal ons kunnen begrijpen wordt op twee manieren onderbouwd. Oud-strijders als Remarque kunnen amper onder woorden brengen wat ze hebben doorgemaakt aan het front en nog steeds doormaken en ‘gewone’ mensen kunnen ook die enkele keer wanneer het een oud-strijder wel lukt om zijn gedachten en gevoelens onder woorden te brengen die niet begrijpen. Het zijn twee volledig aparte werelden. Door dit niet onder woorden kunnen brengen en onbegrepen worden hebben veel van de oud-strijders in de romans van Remarque last van bindingsangst (de enige die zij nog vertrouwen zijn kameraden met wie ze aan het front hebben gediend), makkelijk overgaan tot het gebruik van geweld, een laag zelfbeeld hebben, een zeer pessimistisch en cynisch beeld hebben over de toekomst (wat leidt tot veel zelfdodingen) en doordat de samenleving hen niet begrijpt kiezen veel oud-strijders voor een andere samenleving en worden aanhanger politiek extremistische ideologie (revolutionair marxist of nationaalsocialist). Verder hebben alle oud-strijders bij Remarque last van een onbepaalde onrust. Geen van Remarque’s kameraden is in staat om langere tijd stil te zitten en/of op een plek te blijven.     

Ik ben geen psycholoog, psychiater, therapeut of oud-strijder en ik besef dat we te maken hebben met (autobiografisch) fictie, maar Remarque toont overduidelijk aan dat heel veel oud-strijders te kampen hadden met oorlogstrauma’s die leidden tot ernstige vormen van posttraumatische stressstoornis (PTSS/PTSD). Remarque toont verder dat het in die jaren zo goed als volledig ontbrak aan enige vorm van psychologische of psychiatrische nazorg voor oud-strijders.

Remarque is niet uniek in zijn constateringen. De Franse oorlogsveteraan Ferdinand Bardamu, het centrale karakter in Louis-Ferdinand Celines (1894 - 1961) autobiografische roman Reis naar het einde van de nacht (1932) heeft last van bindingsangst, zwerft over de hele wereld maar kan nergens rust vinden, is heel erg cynisch over zijn medemensen en heeft ook nog eens een heel negatief zelfbeeld. Bardamu/Celine en Bäumer/Remarque zouden op een paar honderd meter van elkaar over en weer granaten kunnen hebben afgeschoten. Ongeacht aan welke kant ze aan het front hebben gevochten ze lijden allemaal gelijksoortige mentale problemen. Bij Celine worden deze problemen nog duidelijker in de literatuur die hij in de jaren na “Reis naar het einde van de nacht” schrijft. Celine en zijn (autobiografische) karakters worden steeds cynischer, antisemitischer en gewelddadiger.

Franz Bibferkopf, de hoofdpersoon uit Alfred Döblins (1878 -1957) Berlijn Alexanderplatz (1930) lijkt direct weggelopen te zijn uit Remarques Drie kameraden dat voor een groot deel ook in Berlijn afspeelt. Dezelfde duistere kroegen, huurkazernes, hoeren, restaurants, armoede en politieke onrust. Alleen lopen de drie kameraden Robby, Godfried en Otto er een paar jaar later. Bibferkopf heeft kort nadat hij terugkwam van het front zijn vriendin doodgeslagen (lage drempel voor geweld) en bezoekt partijbijeenkomsten van Marxisten en Nazi’s zonder zich bij een van de twee echt thuis te voelen (bindingsangst en gebrek aan kameraadschappelijk vertrouwen in een zoektocht naar een andere samenleving). Nadat Bibferkopf uit de gevangenis, waar hij zat voor het doodslaan van zijn vriendin,  wordt ontslagen, probeert hij een ‘gewoon’ en eerlijk burgermansleven op te bouwen.  Deze poging mislukt volledig. Bibferkopf vervalt al snel tot kleine criminaliteit, heeft last van nachtmerries, paniekaanvallen en visioenen om kort daarna terug te vallen in volledige lethargie. Het zijn de psychische problemen waardoor Bibferkopf niet in staat is om de juiste keuzes te maken en het rechte pad te houden waardoor hij van kruimeldief geleidelijk aan zware jongen wordt en zich bezig houdt met roofovervallen. Uiteindelijk eindigt Bibferkopf volledig doorgedraaid in een psychiatrische kliniek. Döblin die zelf werkzaam was als psychiater in Berlijn legt opvallend genoeg in Berlijn Alexanderplatz geen enkel direct verband tussen Bibferkopfs trauma’s en die van andere oud-strijders en hun ervaringen aan het front. Tussen de regels door geeft Döblin wel aan weinig vertrouwen te hebben in de behandelingen die Bibferkopf in de psychiatrische kliniek krijgt.

Virgina Woolf (1882 – 1941) maakt in Mrs Dalloway (1923) duidelijk dat ook in Groot-Brittannië de geestelijke gezondheidszorg in de jaren na de Eerste Wereldoorlog schromelijk tekort schoot. In deze roman worden de gezondheidsklachten van de aan ‘shell shock’ lijdende oud-strijder Septimus Warren Smith niet serieus genomen door zijn huisarts. Wanneer Smith uiteindelijk bij de vooraanstaande psychiater Bradshaw terecht komt maakt Woolf duidelijk dat de meeste Britse psychiaters niets, maar dan ook niets begrijpen van mensen die aan shell shock lijden. Uiteindelijk is het dit niet begrijpen door Bradshaw dat Smith het (figuurlijk) laatste duwtje geeft om uit een raam en daarmee uit  het leven te stappen.

Is er dan nergens in de literatuur uit die jaren tussen de wereldoorlogen een voorbeeld te vinden van iemand die wel geneest van zijn oorlogstrauma’s? voel ik je zuchten. Ja, ik heb twee romans gevonden waarin iemand wel geneest van zijn oorlogstrauma’s. Alleen zijn dit ook geen romans met een ‘happy end’.  Het gaat om de romans Een soldaat keert terug (1918) van Rebecca West (1892 - 1983) en De ooggetuige (1936) van Ernst Weiß (1882 – 1940).

In Een soldaat keert terug draait alles om Chris Baldry. Deze Britse upperclass  officier is getrouwd met Kitty. Hij is gelegerd aan het front in Noord Frankrijk waar hij bij een granaatinslag shell shock oploopt. Hij raakt hierdoor de laatste vijftien jaar van zijn leven kwijt. Wanneer hij in een hospitaal achter het front wordt behandeld schrijft hij een brief naar zijn grote jeugdliefde Margaret en niet naar zijn echtgenote Kitty. Workingclass Margaret, de goedheid zelve, gaat met de brief van Chris naar Kitty toe om haar op de hoogte te stellen waar Chris aan lijdt. Wanneer Chris enige tijd later thuis terugkeert wordt al snel duidelijk dat zijn huwelijk met Kitty op zijn best een verstandshuwelijk is en dat zij alle twee niet gelukkig zullen worden in dit huwelijk. Toch wordt er een psychiater bijgehaald die met behulp van Margaret er in slaagt om Chris te genezen. Kitty heeft haar echtgenoot weer terug en de lezer blijft achter met de onbeantwoorde vraag zou Chris niet veel gelukkiger zijn geworden zonder genezing, samenlevend met Margaret?

Het medisch ethisch dilemma of iemand genezen moet worden wetend dat de patiënt en/of de wereld er niet beter van wordt is de onbeantwoorde hoofdvraag in De ooggetuige van Ernst Weiß (1882 – 1940). Deze roman is geschreven tussen 1936 en 1938 in Parijs. Weiß was na de machtsovername van de Nazi’s in 1933 Duitslang ontvlucht en via Praag en Zwitserland in Parijs terecht gekomen. “De ooggetuige” werd pas in 1963 postuum gepubliceerd en is voor het grootste deel autobiografisch. Het fictieve deel, maar wel het meest aangrijpende deel, gaat over de niet nader genoemde ik-verteller die als psychiater tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog een zekere A.H. als patiënt heeft. In deze A.H. herkent de lezer vrijwel direct Adolf Hitler. A.H. is niet alleen een grootheidswaanzinnige, Joden hatende fantast met grote retorische kwaliteiten, hij lijdt ook aan een geestelijke aandoening waardoor hij (tijdelijk) blind is geworden. Juist door de appelleren aan die grootheidswaanzin en die haat slaat de psychiater er in om door middel van hypnose A.H. te genezen van zijn blindheid. De rest van zijn leven, dat in 1936 eindigt, stelt de ik-verteller zich keer op keer de vraag of hij in het geval A.H. zich niet had moeten houden aan de Eed van Hippocrates. En dan moest het ergste van wat er onder leiding van A.H. gebeurde nog komen.

Tegenwoordig is de geestelijke gezondheidszorg voor oorlogsveteranen stukken beter dan in de jaren na de Eerste Wereldoorlog. Toch is het goed op momenten waarop wij oorlogsslachtoffers herdenken, stil te staan en aandacht te geven aan de militaire en burgerslachtoffers die wel aan de dood en verderf zaaiende granaten wisten te ontkomen.



Reacties op: Wapenstilstand 1918: Niet alleen de doden zijn slachtoffers

Meer informatie

Gerelateerd

Over

Erich Maria Remarque

Erich Maria Remarque

Erich Maria Remarque (pseudoniem van Erich Paul Remark; Osnabrück, 1898 – Locarn...

Louis-Ferdinand Céline

Louis-Ferdinand Céline

Louis- Ferdinand Céline was het pseudoniem van de Franse schrijver en art...

Alfred Döblin

Alfred Döblin

Döblin was het 4de kind van Max en Sophie Döblin. Max Döblin was kleermaker in h...

Virginia Woolf

Virginia Woolf

Virginia Woolf (1882-1941) was een Britse schrijver en feministe. Ze was lid van...