Recensie Het Tellen van de Dagen van Fernando Aramburu: Meesterlijk verteld
De auteur
Fernando Aramburu werd in 1959 geboren in het Spaans-Baskische San Sebastian. Als vijftienjarige stond hij onder invloed van de nationalistische indoctrinatie van de ETA evenals veel van zijn leeftijdsgenoten. Dictator Franco lag destijds op sterven en met hem de dictatuur. Door Franco’s onderdrukking van de Basken was er grote sympathie voor de afscheidingsbeweging ETA. Omdat Fernando opgroeide in de grote stad was zijn gezichtspunt op de politiek en maatschappij breder dan die van de inwoners uit de Baskische bergdorpen. Toch was het onmogelijk om geen stelling te nemen voor of tegen de ETA in die tijd. Je was voor of je was tegen.
Na zijn middelbare school studeerde Aramburu Spaanse filosofie aan de Universiteit van Zaragoza alwaar hij in 1982 afstudeerde. In 1985 nam hij de wijk naar Duitsland en daar woont hij nog steeds. Hij werkte als docent Spaans tot hij in 2009 zijn baan opgaf om voltijds te gaan schrijven. Hij schreef essays, gedichten en boeken en won verschillende prijzen. Met zijn bestseller uit 2016 – Vaderland, een roman over politiek, nationalisme en terrorisme - bestormde hij de literaire wereld. Wereldwijd werden meer dan een miljoen exemplaren verkocht. Het boek won drie grote Spaanse literatuurprijzen en is verfilmd tot tv-serie. Deze is onder de naam Patria op HBO Max te zien.
Vóór zijn internationale doorbraak met Vaderland, schreef hij al acht boeken waarvan El Trompetista del Utopia verfilmd werd. De film, genaamd Under the Stars, won de Golden Biznaga voor de beste film en drie andere prijzen. Hij werd bovendien genomineerd voor zeven Goya’s (Spaanse Film Academie prijzen).
Vaderland is het eerste boek van Aramburu dat in 2018 in het Nederlands vertaald werd. Met Het tellen van de dagen heeft uitgeverij Wereldbibliotheek ook de laatst verschenen roman van Aramburu in vertaling op de markt gebracht.
De cover
De voorkant toont een man die met zijn hond door een straat met kleurige huizen wandelt. De kleuren ogen mediterraan. De man draagt een regenjas maar het is opgehouden met regenen. In de plassen op de straat zie je de weerspiegeling van de bovenkant van de huizen die je juist niet ziet op het bovenste gedeelte van de cover. Na het lezen van de achterflap wordt het duidelijk dat dit niet per ongeluk is, maar symbool staat voor de hoofdpersoon die alles somber ( regenachtig) inziet. Maar de weerspiegeling van de plassen toont zonlicht op de daken, een blauwe lucht en vogels. Er is dus meer dan somberheid, er is ook lichtheid en hoop. Maar de man staat met zijn rug naar die positieve weerspiegeling toe, hij ziet het niet. Zijn blik is strak vooruit gericht. Hij ziet slechts dat wat voor hem ligt, de onderkant van de huizen en de schaduw en de plassen op de straat. De achterkant verklapt dat deze man klaar is met zijn tot nog toe teleurstellende leven, hij verheugt zich op het einde van zijn zinloze bestaan. Dat einde laat echter nog even op zich wachten. Wat gebeurt er in de tussentijd?
De recensie
Fernando Aramburu raakte bekend door zijn bestseller ‘Vaderland’ waarin de Spaanse politiek een grote rol speelt. In ‘Het tellen van de dagen’ - de nieuwste door Hendrik Hutte vertaalde roman- is politiek enkel een achtergrondgegeven want onderlinge relaties en levensvragen over liefde, leven en geluk vormen het middelpunt.
In deze dubbeldikke psychologische roman brengt hoofdpersoon Toni het duister in zijn hart en hoofd, messcherp aan het licht terwijl hij wacht op de dag van zijn zelfmoord. Wat hij heeft te brengen is niet erg fraai, de zinloosheid van zijn bestaan lardeert hij met een zwartgallig, cynisch sausje en zijn haat richting maatschappij en het leven doen bij vlagen denken aan die van de macabere Céline. Toch is Het tellen van de dagen zeker niet ‘zum toden betrübt’ want Toni’s gedragingen geven de lachspieren regelmatig een workout.
‘Als kind wilde ik later ook vader worden, om mijn eigen kinderen te kunnen slaan’
Toni, midden vijftig, gescheiden en leraar op een middelbare school heeft genoeg van zijn leven. Zijn leerlingen zijn ongeïnteresseerd en met zijn zoon heeft hij weinig contact. Alleen met Kunstpoot heeft hij regelmatig contact en hij twijfelt of hij deze zijn vriend kan noemen. Van liefde heeft hij namelijk geen kaas gegeten, zijn opvoeding liet nogal wat te wensen over.
Over een jaar zal hij zichzelf van het leven benemen, de definitieve beslissingen laat hij over aan de gierzwaluwen die in de maand april weer terugkeren uit Afrika. Zij zullen hem de boodschap geven om wel of niet door te gaan met zijn plan. Ondertussen houdt hij een dagboek bij waarin hij afrekent met zijn heden en verleden. Hij schuwt zichzelf niet waardoor we een man zien, ontdaan van verfraaiingen, vol rancune jegens zijn geliefden en zichzelf. En laten we eerlijk wezen, Toni is alles behalve aimabel.
Aanvankelijk roept Toni de nodige afkeer op maar gaandeweg weet hij enige sympathie te verwerven, want ondanks zijn schuimbekkende woede is het maar een sneue man. Het is hoe dan ook onmogelijk om onberoerd te blijven bij de gedragingen van deze hoofdpersoon.
Maar ook Toni zelf verandert gedurende dit jaar. Terwijl hij zijn boeken en spullen op bankjes en dergelijke achterlaat – en stiekem kijkt wie ze meeneemt-ontdoet hij zich tegelijkertijd van de haat die hij als een last met zich meezeult. Hij vergast ons op zijn eigen morele waarden afgewisseld met die van zijn geliefde en verguisde filosofen.
‘Diep van binnen worden we gedreven door het egoïstische verlangen om voort te leven in ons nageslacht. We zouden ertoe in staat zijn onze kinderen te ontdoen van hun persoonlijkheid en ze als opgezette dieren te vullen met het zaagsel van de onze’
Gelukkig is het niet enkel kommer en kwel, alhoewel…eigenlijk is het dat wel. Al het menselijke wordt in de vorm van beschouwingen, tirades en pleidooien, driften, woede en laksheid door de schrijver onverbiddelijk en zonder verzachting op je bordje gedumpt. Om je vervolgens met een kwinkslag een lachsalvo te bezorgen.
‘Tina is menselijker dan veel mensen. Ik heb prostituees gekend die meer op robots leken dan zij’
Wat is het dat ervoor zorgt dat die zeshonderachtendertig pagina’s blijven boeien?
Het zijn meerdere elementen die de lezer aan de hengel houden. Naast de humor en de eerlijke ontboezemingen van Toni, zijn er terugkerende aan hem gerichte anonieme briefjes die de nieuwsgierigheid naar de afzender blijven voeden. Ook de vraag naar de achterliggende betekenis van de immer terugkerende gierzwaluwen en de ‘noli me tangere’ van Kunstpoot vragen de aandacht. En dan verschijnt de oude lelijke jeugdliefde op het toneel. Toni moet niks van haar weten. Zeker niet als hij achter die vreselijke naam van haar hond komt. En wat moet er met de hond Pepa gebeuren als hij er niet meer is? En zal hij daadwerkelijk overgaan tot zelfmoord?
‘En ik tel de dagen. Het zijn er misschien nog maar weinig maar voor mij nog steeds te veel’
'Het tellen van de dagen' is een meesterlijk opgebouwd psychologische roman die de lezer van haat naar liefde sleept, dat doet walgen en doet gieren van het lachen om te eindigen in mededogen. Het is zo menselijk en zo herkenbaar en zit zo dicht op de huid dat het af en toe ongemakkelijk maakt. Maar nogmaals.. o zo menselijk. En gewoonweg meesterlijk verteld.
NB De oorspronkelijke titel luidt Los vencejos en dat betekent in de Nederlandse vertaling: de gierzwaluwen
Vijf sterren