Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×

Joost van Driel: Kungfu houdt me als schrijver in balans

op 18 april 2018 door

Met 'Jaren van de tijger' heeft Joost van Driel ongeveer een jaar na zijn succesvolle debuutroman 'In het museum' (het boek won de Zeeuwse boekenprijs 2017 voor het beste debuut en stond op de longlist van de ANV-Debutantenprijs) zijn tweede roman gepresenteerd. "Het zal een heel ander boek zijn dan mijn eerste roman," zei hij destijds. Enerzijds klopt dat, aan de andere kant zijn er ook parallellen te ontdekken. Het mysterieuze speelt een rol in beide romans, het zoeken naar balans, naar vrijheid, het opgesloten zijn in je zelf. De auteur wilde een roman schrijven over de vechtkunst en kon daarbij putten uit eigen ervaringen. Hij beoefent namelijk zelf Kungfu.

Momenteel loopt er een leesclub rondom 'Jaren van de tijger' op Hebban.nl. Leesclubdeelnemers kunnen in die leesclub vragen stellen aan de auteur. Joost van Driel werkte voor Hebban graag mee aan een interview over zijn nieuwe boek.

Door Jan Stoel

Banner: Natalie van den Dobbelsteen

 

Vraag: De Chinese vechtkunst heeft alles te maken met balans, respect, ingetogenheid en moraal. Maar het gevaar om het inzetten bij criminaliteit ligt altijd op de loer. Waarom word je zo aangetrokken tot de Chinese vechtkunst?

Joost: Het beoefenen van Kungfu is voor mij persoonlijk van grote betekenis. Niet alleen houdt het mij gezond – zeker met al dat geschrijf achter een bureau – en daardoor gelukkig, ook heeft het op een moment in mijn leven een grote invloed gehad. Toen ik halverwege de twintig was, heeft de intensieve beoefening van Kungfu mij veel zelfvertrouwen en innerlijke rust gegeven, en ook vriendschappen zoals ik beschrijf in het boek. Dat was een heel mooie periode.

Het bijzondere van veel Chinese vechtkunsten is dat ze veelomvattend en traditioneel zijn: de veelheid aan wapens, technieken en oefenvormen is immens. Je kan een heel leven leren en dan nog weet je maar een fractie van het systeem dat je beoefent. Het duurt ook lang voordat je jezelf überhaupt ontwikkelt. Er is veel geduld en discipline voor nodig, iets wat in onze maatschappij een schaars goed is. Respect voor de eeuwenoude traditie en de oudere leraren is belangrijk, evenals bescheidenheid en beheersing, dit overigens in tegenstelling tot allerlei modernere vechtsporten waarin het vooral gaat om ‘ego’, ‘zelfverdediging’ of ‘snel winnen’.

Daarnaast speelt het oog voor detail een grote rol. Dat is een houding die mij uit artistiek oogpunt erg aantrekt. Een hand die niet goed is, een been dat net niet correct in positie staat, omdat het nu eenmaal honderd jaar geleden door een monnik anders is bedacht. Ik vind dat prachtig!

Overigens is het belangrijk om te benadrukken dat in mijn boek de vechtkunst wordt misbruikt. De dottore heeft een minder nobele houding dan zou passen bij zo’n meester. Morele rechtschapenheid is belangrijk in Kungfu, ook al is het lastig om zoiets te bereiken.

412df443e55216e2a77ef333da6cab0d.jpg

Vraag: Jaren van de Tijger lijkt heel anders dan In het Museum. Toch zie ik wel wat parallellen. In ‘het Museum’ wilde de vader ontsnappen aan de alledaagse werkelijkheid en laat hij zijn zoon David alleen. Patrick, het hoofdpersonage in ‘Jaren van de tijger’ vlucht ook weg uit zijn studie en zoekt een andere werkelijkheid op waar hij zichzelf kan zijn. Hij laat zijn vriendin Femke regelmatig achter. “Je moet onthecht zijn. Alleen dan raakt je niets,” zegt Steve in je roman. Onthechting, zoeken naar iets anders in het leven, nieuwsgierigheid, in jezelf opgesloten zijn, het zoeken naar vrijheid, liefde, vriendschap: zijn dat de thema’s die je bezig houden in je werk?

Joost: Het antwoord is voluit ja. Ik houd van personages die worstelen met liefde en vriendschap, die een bepaald leven leiden dat ze na verloop van tijd willen inwisselen voor een ander, omdat ze merken of vinden dat ze een verkeerde keuze hebben gemaakt. Maar ze kunnen heel moeilijk hun leven veranderen. Nico Schijndels uit In het museum worstelt daarmee, en Patrick in Jaren van de tijger heeft ongeveer dezelfde verlangens. Ik zie dat ook wel om me heen. Zoveel mensen zijn gehecht aan spullen, aan erkenning, aan het nu, aan overbodige zaken.. Maar hoe komen ze los, zonder anderen te kwetsen? Ik vind dat mooi materiaal voor verhalen. Ik bewonder ook mensen die een poging doen om los te komen, om hun leven een ommezwaai te geven, maar vaak mislukt het.

En volgens mij zijn het ook belangrijke thema’s, in de zin dat het dagelijkse geluk van de meeste mensen toch neerkomt op die persoonlijke, intermenselijke relaties: vriendschap, liefde, verdriet, eenzaamheid, verraad… De rest is bijzaak.

 

Vraag: Het einde in beide boeken is wat raadselachtig. Is het je bedoeling om steeds een open einde te schrijven om de verbeelding van de lezer te activeren?

Joost: Zelf heb ik de kwestie ‘open of gesloten einde’ altijd een beetje academisch gevonden. Wanneer is iets afgerond? En hoe bepaal je dat? Ja, als je hoofdpersonage doodgaat, alleen dan heb je een echt gesloten einde, maar misschien blijven de andere personage leven. Het is in feite een kwestie waar ik me bij het schrijven niet mee bezighoud.

Los daarvan, ik vind verhalen prettig die mij als lezer de ruimte geven voor eigen invulling, zowel tijdens het verhaal als aan het einde. Dan gaat de verbeelding werken. Ik vind dat je een lezer serieus moet nemen en niet moet benaderen als een idioot, om het zo maar uit te drukken, en dat betekent dat hij zelf ook moet ‘werken’. Dat verklaart de raadselachtigheid in beide boeken, denk ik. Maar het is ook een esthetische kwestie: raadsels zijn magisch en mooi, ze fascineren.

 

Vraag: Er zitten volgens mij nogal wat autobiografische elementen in je werk. Dat was bij je debuutroman al zo: je was zelf dol op het Instituut voor Natuurwetenschappen in Brussel. In dit boek zie ik dat ook: een promovendus die aan Kungfu gaat doen, Patrick komt uit een dorpje in Zeeland, je studeerde en doceerde zelf in Leiden, de dodendans speelde in de Middelnederlandse letterkunde een rol. Waarom stop je er zoveel van jezelf in?

Joost: Eerlijk gezegd vind ik zelf dat het autobiografische nogal meevalt. Heel veel in het boek is verzonnen. Ik heb zelf een prima promotor gehad en ook een uitmuntende Kungfu-leraar, heel anders dan wat Patrick overkomt in het verhaal. Bovendien is Patrick een figuur die erg verschilt van hoe ik zelf ben of wil zijn: getormenteerder en agressiever.

Autobiografische elementen komen echter wel vanzelf in mijn verhalen. Je leeft, en dat leven is het materiaal voor een schrijver: wat je meemaakt, de mensen die je ontmoet, maar ook wat je verzint… Kijk, als ik een relatie had gehad met Jennifer Lawrence, dan zou zoiets ongetwijfeld in een roman komen. Veel van wat ik in een verhaal stop, heb ik ooit gelezen of gezien. Dan ontstaat een vreemd proces waarin die elementen in je geest worden bewerkt, gesublimeerd als het ware, tot een verhaal of een personage.

Maar ik zie mijzelf vooral als een schrijver van fictie in de traditionele betekenis. Ik ben geen schrijver die over zijn persoonlijke ellende of leven gaat schrijven, in de hoop dat hij dan meer boeken verkoopt, want tegenwoordig moet alles autobiografisch zijn. Vanuit creatief standpunt vind ik dat een vrij uitzichtloos uitgangspunt: waar ga je dan na een volgend boek over schrijven, en hoe ga je dat op een mooie manier verwoorden? Ik houd van verbeelding, van verhalen die tijdloos zijn. De werkelijkheid is het droge stro, de fantasie is het vuur.

(Links: Chinese tekening die Joost van Driel aanvankelijk in gedachten had als cover)

  6ac4547d4771112ff5d9641fee4d0ec1.jpg70dc0b91f347e43506554f740b6bd33d.jpg

Vraag: Wat heb je met de dodendans? Want toeval bestaat niet volgens mij. Zijn Patrick, Steve en Ines ook niet met een soort dodendans bezig?

Joost: Jazeker, zo zou je het kunnen zien. Maar feitelijk dansen wij allemaal die dans. De dodendans intrigeert mij al sinds ik als student in Leiden een college daarover volgde. Het is een bizar verschijnsel, om de dood zo speels en tegelijkertijd zo serieus te behandelen. Heel anders dan hoe wij er nu mee omgaan. Ik vind die gestileerde, verstilde omgang met dood en vergankelijkheid heel mooi. Typisch middeleeuws. Overigens besef ik nu pas dat die karaktertrek ook geldt voor veel Chinese vechtkunst, maar dat terzijde.

 

Vraag: Factcheckertje. Ik merk aan alles in het boek dat Kungfu je geïnspireerd heeft. Je neemt de lezer mee naar allerlei vormen die in deze vechtkunst voor komen. Om met Femke in je boek te spreken: “Zal ik jullie rondleiden in deze tempel van wijsheid.” Tal van figuren, locaties in je boek hebben echt bestaan: Li Ching-Yun, Bowuguann, Chang San Feng (de bedenker van Tai Chi), Jan van Kalkar, Vesalius, Reinhardt Hüning (schreven over de dodendans). Shenqu zou zich in Rotterdam moeten bevinden. Ik heb het niet gevonden. Bestaat het echt? En dottore Vittorio Scattolini? Bedacht of gebaseerd op een bestaand personage?

Joost: Mooi dat je dat hebt gevonden, dat citaat van Femke! Shenqu in Rotterdam bestaat bij mijn weten niet. Om het verhaal een zekere coherentie en aanvaardbaarheid te geven moet het realistisch zijn. Maar soms is de werkelijkheid nog gekker dan je zou verzinnen. Neem Li Ching-Yun die volgens de overlevering werkelijk meer dan tweehonderd jaar oud zou zijn geworden. Die man heeft werkelijk geleefd en heel veel mensen zijn ervan overtuigd dat hij zo oud is geworden. Er is zelfs een hele pseudowetenschap rond ontstaan.

Er zitten meer van dit soort verwijzingen in het verhaal. De dottore bestaat (gelukkig) niet; Scattolini was de naam van een of andere Italiaanse geheim agent uit de tijd van Kim Philby, die ik ken uit het werk van John le Carré. Sommige figuren of zaken zijn op werkelijk bestaande gebaseerd, andere heb ik geheel verzonnen, hoewel ik soms niet meer weet wie of wat precies. Dat laat ik echter met plezier over aan de lezers om uit te zoeken.

(Dodendans van Michael Wolgemut bij de Kroniek van Neurenberg)

35e1c4e4194efc863c226b9000e2ccbe.png

 

Vraag: Ik las dat het schrijven van dit boek je de nodige kopzorgen heeft gekost. Kun je ons een inkijkje geven in de worsteling die je doorgemaakt hebt.

Joost: In het museum schreef ik in een korte periode, waarbij ik tamelijk goed wist welke kant het verhaal op zou gaan, en ik zag vooral de sfeer voor me. Jaren van de tijger kent veel meer versies die ik heb herschreven. Hoewel het verhaal in grote lijnen wel intact is gebleven is er heel veel veranderd op detailniveau. Het afgelopen jaar had ik rond oktober na veel schrijven een definitieve versie gereed, maar die beviel mij uiteindelijk niet. Ik vond het belangrijk dat het verhaal in een lucide, beheerste stijl zou zijn geschreven, maar door het onderwerp – de vechtkunst – en de rauwere personages als Ines en Steve was dat lastig. Je hebt als schrijver namelijk de neiging om over rauwe onderwerpen ook ‘rauw’ te gaan schrijven, ‘slordig’ als het ware, maar dat vind ik te makkelijk, ook voor de lezer. Het omgekeerde is juist de uitdaging: beheerst schrijven over agressie.

In die eerdere versie kwam ook Patricks latere leven – als veertiger – aan bod, maar uiteindelijk heb ik die periode geheel uit het verhaal gehaald. Verder heb ik besloten om meer ruimte in verhaal te creëren, door zaken weg te laten, om redenen die ik zojuist heb uiteengezet. Er is dus veel geschrapt. Dat kostte veel tijd, herlezen, herschrijven, om het verhaal in balans te krijgen. Maar ik wist dat dit boek er moest komen.

Links:

Ontmoeting van Joost van Driel en Literatuurclub Hebban

Leesclub Hebban. In het Museum

Artikel PZC, 23-3-2018. Joost van Driel combineert schrijven en Kungfu

Website Joost van Driel



Reacties op: Joost van Driel: Kungfu houdt me als schrijver in balans

Meer informatie

Gerelateerd

Over

Joost van Driel

Joost van Driel

Joost van Driel (Middelburg 1976) was als onderzoeker en docent werkzaam aan ver...