Interview /
'Een land van waan en wijs': nieuwe geschiedenis van de jeugdliteratuur
Begin december 2014 verscheen bij uitgeverij Atlas Contact, i.s.m. de Nederlandse Taalunie: Een land van waan en wijs. Geschiedenis van de Nederlandse jeugdliteratuur onder redactie van Rita Ghesquière, Vanessa Joosen en Helma van Lierop-Debrauwer.
Een land van waan en wijs laat zien hoe de jeugdliteratuur zich de voorbije eeuwen heeft ontwikkeld: een verhaal van boeken, schrijvers en illustratoren, maar ook van uitgevers en critici – die er vaak een heel andere smaak op na houden dan de jonge lezers. En natuurlijk is het ook het verhaal van film, theater, televisie en games, die zich graag laten inspireren door de jeugdliteratuur, en tegelijkertijd het jeugdboek voor nieuwe uitdagingen stellen. De belangrijkste genres, auteurs en boeken die de ontwikkelingen in de geschiedenis van de jeugdliteratuur hebben bepaald komen aan bod, met een nadruk op de twintigste eeuw.
Uit de inleiding: ‘Met een knipoog naar De kleine kapitein van Paul Biegel noemen we de Nederlandse jeugdliteratuur ‘een land van waan en wijs’. Waan omdat fantasieverhalen telkens weer de verbeelding van de jonge lezers prikkelen en hen meevoeren naar verre en vreemde werelden. Wijs omdat auteurs in hun verhalenlevenslessen verwerken, in de hoop dat kinderen tot goede en verstandige mensen uitgroeien. Waan omdat sommige kinderboekenmakers op zoek naar sensatie en succes opgaan in de waan van de dag. Wijs omdat tal van andere verhalen jonge lezers een herkenbare wereld bieden, terwijl ze tegelijkertijd subtiel de horizon verbreden en aan het denken zetten.’
Hebban Junior interviewde een van de redacteuren: Helma van Lierop, hoogleraar kinder- en jeugdliteratuur aan de Universiteit van Tilburg.
Sinds december 2001 ben je hoogleraar kinder- en jeugdliteratuur aan de Letterenfaculteit van de Universiteit van Tilburg. Hoe en wanneer kwam bij jou de klik met jeugdliteratuur?
‘Lang geleden studeerde ik Nederlandse taal- en letterkunde aan de toen nog Katholieke Universiteit van Nijmegen. In het derde jaar volgde ik het vak Jeugdliteratuur en vond dat heel interessant. Ik ben altijd jeugdboeken blijven lezen. Toen Bert Vanheste werd aangesteld ben ik bij hem afgestudeerd met als onderwerp Het oordeel van kinderjury’s. In 1990 promoveerde ik op een empirisch onderzoek naar hoe het literaire klimaat binnen gezinnen invloed heeft op de omgang van kinderen met literaire teksten.’
Waarom juist nu een geschiedenis van de Nederlandse jeugdliteratuur?
‘In 1950 verscheen Van wormcruyt met suyker: historisch-critisch overzicht van de Nederlandse kinderliteratuur van Dirk L. Daalder over de ontwikkeling van het jeugdboek van de Middeleeuwen tot ca. 1950. In 1989 kwam De hele Bibelebontse berg uit, waarin de geschiedenis van het Nederlandstalige kinderboek vanaf de Middeleeuwen thematisch vanuit literair(-historisch) oogpunt behandeld wordt. Dit gold 25 jaar als de standaardgeschiedenis van de Nederlandse jeugdliteratuur. Terecht, maar er was ook kritiek: belangrijke genres ontbraken evenals een verantwoording van de theoretische uitgangspunten. Daarnaast was het gezien de enorme ontwikkelingen binnen de jeugdliteratuur na 1985 als reactie op cultureel-maatschappelijke veranderingen, tijd voor een nieuwe geschiedenis.’
Een flinke opdracht: hoe heb je het aangepakt?
‘Een geschiedenis is een momentopname, gekleurd door de historicus die hem schrijft. Daarom hebben de andere twee redactieleden, Rita Ghesquière en Vanessa Joosen, en ik eerst een verantwoording geschreven voor onszelf. Over de lijnen in het denken over jeugdliteratuur, het ontstaan en de uitbreiding van de kinderboekenmarkt en de ontwikkeling van de verschillende genres jeugdboeken. Dat werd het eerste, inleidende hoofdstuk, ‘Geschiedenis van de jeugdliteratuur in vogelvlucht’. Dit eerste hoofdstuk schetst de grote lijnen en zoomt in op spraakmakende pedagogen, filosofen en maatschappelijke hervormers en op de veranderende kinderboekenmarkt. Vervolgens hebben we auteurs benaderd en referenten gezocht in Nederland, Vlaanderen en Friesland. We zijn begonnen met studiedagen om met de auteurs overeenstemming te bereiken over de uitgangspunten: kindbeelden, waar van toepassing de relatie met de volwassenenliteratuur, de wisselwerking tussen Nederland en Vlaanderen, de relatie tussen Nederlandstalige en Friese jeugdliteratuur en parallellen met de ontwikkeling van de jeugdliteratuur in andere landen. Veel boeken op de Nederlandse kinderboekenmarkt zijn immers vertalingen.’
Welke lijn hebben jullie gevolgd?
‘Om het verhaal boeiend te maken zijn we elk hoofdstuk begonnen met een prikkelende stelling. Bijvoorbeeld over jeugdtijdschriften: ‘Een springplank voor lezer en auteur’, of over prentenboeken en geïllustreerde jeugdboeken: ‘Verhalen vertellen in woord en beeld’. De hoofdstukken zijn opgebouwd rondom de verschillende genres als sprookjes, mythen en andere volksverhalen (door Vanessa Joosen) fantasieverhalen (door Sanne Parlevliet), kinderpoëzie (Jan Van Coillie), meisjes- en jongensboeken (Bea Ros en Sofie de Jonckheere), en beeldverhalen (Pascal Lefèvre). Ook is er aandacht voor de audio-visuele en digitale media: de laatste drie hoofdstukken gaan over verhalen in het theater, verfilmde jeugdliteratuur, de positie van jeugdliteratuur ten opzichte van radio en televisie, en games en apps.’
Welke trends vallen er te onderscheiden sinds het verschijnen van de vorige jeugdliteraire geschiedenis, dus in de afgelopen 25 jaar?
‘De discussie rond de crossovers en de ontwikkeling van illustraties in kinderboeken, vooral in Vlaanderen: veel illustraties verwijzen expliciet of impliciet naar beeldende kunst. En de interactie tussen nieuwe media en het boek, zowel positief als negatief.’
Wat zou jij graag zien voor wat betreft de jeugdliteratuur?
‘Meer aandacht in de media, ook voor Een land van waan en wijs. De hele Bibelebontse berg werd ruim en veel besproken. Dat dat met Een land van waan en wijs tot nu toe minder het geval is, zegt iets over de plaats van de jeugdliteratuur, de relatief geringe aandacht ervoor. Nu heeft die belangstelling ervoor altijd gefluctueerd. In een artikel vorig jaar zei ik dat ik het idee had dat het de laatste jaren ‘twee stappen vooruit, één achteruit’ was, maar heel af en toe denk ik zelfs dat het andersom is. Er zouden meer faciliteiten moeten komen. Mensen moeten zich realiseren dat wanneer kinderen niet beginnen met het lezen van jeugdboeken, ze op latere leeftijd naar alle waarschijnlijkheid ook geen volwassenenliteratuur zullen lezen. Maar in elk geval ben ik trots op het mooie boek, Atlas Contact heeft het project heel serieus genomen en prachtig uitgegeven en ook de Taalunie heeft veel hulp geboden, omdat zij een nieuwe geschiedenis van groot belang vonden!’