Meer dan 5,4 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×

Hebban vandaag

Nieuws /

Kort verhaal: Doelwit van Ingrid Oonincx en Anita Terpstra

door Hebban Crew 2 reacties
Speciaal voor Crimezone schreven Ingrid Oonincx en Anita Terpstra een spannend kort verhaal: Doelwit. Het verhaal werd eerder gepubliceerd in Crimezone Magazine.

1

Doodop fietste Karin naar huis. Het was ver na zessen, pikkedonker en haar maag rammelde. De inhoud van de snoeppot op kantoor had haar honger niet lang kunnen stillen. Thuis was de koelkast leeg op een fles cola en een stuk kaas na, dus ze moest eerst ook nog naar de supermarkt om boodschappen te halen. Vanavond ging ze gezond eten. Een salade of een vegetarische quiche. Geen pizza’s of andere vettige troep meer.
Nijdig trapte ze door. Het miezerde, ze had wind tegen en de banden van haar fiets waren halfleeg. Jaloers keek ze bij de huizen naar binnen. Overal gezinnen die gezellig aan tafel zaten. Geen singles, zoals zij. Die zaten natuurlijk met de gordijnen dicht voor de tv te eten. Daar hoefde je geen pottenkijkers bij.
Al snel liet ze de bebouwde kom achter zich. Ze woonde een eindje buiten de stad. Toen Karin het huis een paar jaar geleden met haar ex had gekocht, was ze laaiend enthousiast geweest over de ligging. Vlakbij de stad, maar toch met de rust van het platteland. Ideaal ook voor kinderen om op te groeien. Al die pluspunten waren, nadat haar vriend haar had gedumpt, minpunten geworden. De kroegen en cafés bleken op avonden dat ze geen zin had om in haar uppie thuis te zitten toch net wat te ver weg en in de weekenden werd ze gek van de stilte. Ze vond weinig aansluiting bij de andere mensen in het straatje, van wie de meeste jonge kinderen hadden. Zo had haar leven er ook uit kunnen zien. Haar ex woonde ondertussen weer in hartje centrum, had ze via via gehoord. Met een andere vrouw. De klojo. Karin had ze een keer samen gezien. De vrouw was slank. Ze herinnerde zich hoe haar ex keer op keer had gezegd dat hij haar overtollige kilo’s helemaal niet erg vond, dat hij van haar hield zoals ze was. Allemaal leugens. En nu fietste zij elke dag op en neer naar haar werk omdat ze door de torenhoge hypotheek die ze nu in haar eentje moest ophoesten geen auto kon betalen en er geen snelle busverbinding was. Het huis stond nu al een jaar te koop. Kijkers: nul.
Als vanzelf dwaalden haar gedachten af naar vanmiddag. Ze voelde aan haar wangen. Die leken nog steeds te gloeien nadat haar baas haar flink op haar flikker had gegeven. Er waren fouten ontdekt in de boekhouding. Verkeerde facturen naar klanten gestuurd. Háár schuld. Je moet wat minder tijd op internet doorbrengen, had hij met een rood hoofd tegen haar geschreeuwd. Van welke planeet kwam hij? Wie zat er onder werktijd níet op internet? Ik zie je voortdurend naar je mobieltje grijpen, had hij ook nog op beschuldigende toon gezegd. Waar al haar collega’s bij zaten! En niemand was haar te hulp geschoten. Nee, ze waren allemaal ineens zó druk.
Ze had haar baas gesmeekt haar nog een kans te geven en hem voorgesteld de fouten in haar vrije tijd te herstellen. Ze had deze baan nodig. Een andere baan was geen reële optie. Ze solliciteerde al maandenlang, maar de banen gingen aan haar neus voorbij. Ze wist heus wel waarom, al zei niemand het hardop. In plaats daarvan gebruikten ze de standaard afwijzingen: ‘We hebben een kandidaat die beter in het team past’, ‘U bent overgekwalificeerd’. Het fietspad eindigde abrupt en ze moest verder op de autoweg. Ze keek achterom. Geen auto’s. Het begon harder te regenen. Ze hijgde van inspanning, maar zette toch een tandje bij. Niet dat het iets uitmaakte, zeiknat werd ze toch wel.
Een vuilwit busje haalde haar langzaam in. In gedachten prees ze de bestuurder, negen van de tien keer haalden de automobilisten op dit stukje als idioten in en toeterden dan alsof zíj diegene was die gevaarlijk bezig was. Maar plotseling remde het busje af en Karin knalde met haar voorwiel tegen de bumper. Ze voelde hoe de fiets onder haar vandaan gleed, zo de berm in. Met een smak die alle lucht uit haar longen perste, belandde ze in het hoge, natte gras. Verdwaasd bleef ze een paar seconden liggen, tot de kou haar weer bij zinnen bracht. Ze worstelde zich onder de fiets vandaan, wilde gaan staan, maar liet zich trillerig weer op haar knieën zakken. Haar adem kwam in horten en stoten. Er liep iets warms over haar voorhoofd.
Het busje was gestopt. Het portier ging open en ze maakte zich klaar om de bestuurder de huid vol te schelden, toen hij ineens gas gaf en er met piepende banden vandoor ging. Een fel licht gleed over haar heen. Achter zich hoorde Karin een autoportier dichtslaan.
‘Gaat het? Wat is er gebeurd?’ zei een vrouwenstem.
Nu pas merkte Karin dat haar handen en knieën schrijnden van de pijn. Ook proefde ze bloed. ‘Dat busje… Die man…’ stamelde ze. ‘Hij haalde me in en sneed me toen af. Met opzet!’
‘Zag hij je niet?’
‘Hij haalde me in, zei ik toch? Heel langzaam ook nog, maar ineens ging hij keihard op de rem staan. Hij wilde me omver rijden en daarna ging hij ervandoor. De eikel.’
De vrouw keek haar met opgetrokken wenkbrauwen aan. Waarom zou hij dat willen doen, leek ze te willen zeggen. Zelf had Karin daar ook geen antwoord op. Ze wist alleen dat het zo was.
‘Heb je zijn nummerbord gezien?’
Karin schudde haar hoofd. Dat deed prompt pijn en ze kreunde.
‘Ben je gewond?’ vroeg de vrouw.
‘Ik weet het niet, alles doet pijn.’
De vrouw hielp haar overeind. Het was alsof Karin zichzelf door haar ogen bekeek. Verlept haar waarvan de uitgroei wel weer eens bijgeverfd mocht worden, een bril die ze alleen maar droeg omdat ze met lenzen zulke droge ogen kreeg van het computerscherm en minstens dertig kilo te zwaar voor haar lengte. De vrouw keek naar Karins fiets, waarvan het voorwiel verbogen was.
‘Daar kun je niet meer mee fietsen,’ constateerde ze.
‘Maar ik moet naar huis.’
‘Volgens mij moet je eerst naar het ziekenhuis.’
‘Ik mankeer niks.’ Dat was natuurlijk niet waar, maar Karin wilde naar huis. Een warme douche. Laptop aan.
‘Dat mag een arts beoordelen. Je hebt een behoorlijke smak gemaakt.’ De vrouw pakte haar mobiele telefoon en belde een ambulance.
Het lukte Karin niet de opkomende tranen tegen te houden en ze begon hysterisch te huilen. Niet eens zozeer van de pijn. Van de schrik, ja. En misschien ook wel een beetje om het zootje dat ze van haar leven had gemaakt.

2

Krachtig duwden de ruitenwissers de regen van de voorruit. De zweetlucht van de jongeren die vanmiddag met hem waren meegereden hing nog steeds in het Volkswagenbusje dat hij had meegenomen van zijn werk. Zou ze dat ruiken of zouden dat soort details haar ontgaan? Misschien was het beter geweest om een auto te huren.
Adam keek naar zijn doelwit een meter of vijftig voor hem en trommelde ongeduldig met zijn vingers op het stuur. Hij had nog nooit iemand zo langzaam zien fietsen. Zelfs niet de pubers waarmee hij werkte in de psychiatrische instelling. Er was vandaag iets bijzonders gebeurd. Eén van zijn cliënten – meisje, 16 jaar, slachtoffer van een loverboy – had voor het eerst in maanden meegedaan met een potje volleybal. Een doorbraak, meende Adam, want hij geloofde heilig in de positieve invloed van lichaamsbeweging op het verwerken van trauma’s en het weerbaar maken van kinderen. Hij was niet voor niets sporttherapeut geworden. De vrouw voor hem reed niet alleen op een totaal ongeschikte fiets, ze was ook nog eens veel te dik voor welke sportieve activiteit dan ook. ‘Mens sana in corpore sano,’ fluisterde hij en dacht aan het gespierde, gestroomlijnde lijf van Julia. Mismoedig schudde hij zijn hoofd. Het was voorbij. Niet meer aan denken. Nu moest hij zich focussen op de trut die voor hem reed. Zij had nog iets goed te maken met hem.
De vrouw fietste de stad uit. Adam remde af om de afstand tussen hen nog iets te vergroten en volgde haar toen de donkere weg op. Als ze zou omkijken zou ze hem zien, maar ze keek niet. Blijkbaar waande ze zich compleet veilig. Daar zou hij wel eens verandering in brengen. Hij wierp een blik in de spiegels. Niemand achter hem, niemand voor hem. Alleen hij en zij. Adam gaf langzaam gas en ging naast haar rijden. Zelfs in het donker kon hij zien hoe vreselijk onaantrekkelijk ze was. Vol walging greep Adam het stuur vast en liet het busje met een scherpe draai naar rechts zwenken. Hij remde hard, waarna de motor prompt uitviel. Pas toen het portier al open was, bedacht hij dat hij de tie-wraps nog moest pakken. Hij reikte naar het dashboardkastje en keek intussen gespannen uit het zijraam om te controleren of ze er nog was. Het was belangrijk haar in het busje te krijgen voordat er getuigen voorbij kwamen.
Adams hart sloeg over toen hij zag dat de vrouw op de grond lag. Vertwijfeld dacht hij na, maar al snel drong tot hem door dat hij haar helemaal niet geraakt kon hebben. Dat zou hij toch gemerkt hebben? Hij duwde zijn gezicht tegen het zijraampje om het beter te kunnen zien en constateerde dat haar ogen open waren. Nerveus keek hij toe hoe de vrouw haar fiets moeizaam van zich af duwde. Wankelend probeerde ze op te staan, maar dat lukte niet. Over haar gezicht liep bloed.
In zijn achteruitkijkspiegel zag hij haar zitten in het schijnsel van de koplampen van een naderende auto. ‘Shit.’ Hij vloekte en ging weer achter het stuur zitten. Met een ruk sloot hij het portier, startte de motor en ging er snel vandoor.
Het monotone geluid van de motor hielp Adam zijn op hol geslagen gedachten weer onder controle te krijgen. Waarom had hij verdomme geen auto gehuurd? Maar hij wist het antwoord wel: hij was geen berekende crimineel met snode plannen. Het enige wat hij wilde was dat die vrouw zich zou realiseren wat ze hem had geflikt. Een redelijk verzoek van een man die groot onrecht was aangedaan. Haar bekentenis zou nooit voldoende zijn om zijn gekwetste gevoelens helemaal weg te nemen, maar misschien zou het een klein beetje helpen. Met een dof gevoel in zijn borst dacht Adam terug aan zijn blijdschap van de afgelopen maanden. Hij was zo trots dat hij het van de daken wilde schreeuwen. Na jaren van teleurstellingen in de liefde had hij eindelijk een vrouw gevonden die echt bij hem paste. Julia was sportief, slim, aards en beeldschoon. In tegenstelling tot haar voorgangsters deed zij geen pogingen om hem te veranderen, Julia hield juist van zijn onafhankelijke geest. Adam was voor het eerst in zijn leven echt verliefd en hoewel hij op het werk nooit over zijn privéleven sprak, had hij haar foto vol trots aan zijn collega’s en zelfs aan een paar van zijn favoriete jongeren laten zien.
Maar die trut die hij zojuist had afgesneden had alles verpest. De woede kwam in volle hevigheid terug. Ze was zojuist toch zelf overeind gekrabbeld? Dan kon ze vast ook nog wel praten. Een bekentenis, daar ging het hem om.
Met slippende banden keerde hij zijn busje en volgde de donkere weg in de omgekeerde richting. Toen hij een sirene hoorde, minderde hij vaart, reed een zandpad in en parkeerde het busje tussen de bomen. Nadat hij teruggelopen was naar de weg zag hij hoe de vrouw op een brancard gelegd werd.
Hij haastte zich terug naar het busje en volgde de ambulance op ruime afstand naar het ziekenhuis.

3

Iedereen keek naar haar terwijl ze op de brancard door de lange ziekenhuisgang werd gereden. Ze haatte het gestaar. De geur die haar bij binnenkomst in het gezicht sloeg – een misselijkmakende mix van ontsmettingsmiddel, ziekte en verdriet –, haatte Karin nog meer. Met de geur kwamen alle akelige herinneringen terug. Al die keren dat ze hier als kind met haar moeder naar de diëtist was geweest. Vol grote plannen, voor als ze slank was. En later, toen ze door de huisarts naar de gynaecoloog was doorverwezen omdat het maar niet lukte om zwanger te worden. ‘Overgewicht kan de vruchtbaarheid ernstig belemmeren. U moet eerst maar eens afvallen, mevrouw. Daarna kijken we weer verder,’ had hij gezegd. Karin werd naar een onderzoekskamer gebracht. Twee jonge vrouwen in witte jassen stelden haar vragen, waarna de snee in haar voorhoofd werd gehecht. Ze sloot haar ogen vanwege het felle licht boven haar hoofd. De twee vrouwen vertrokken na de mededeling dat een dokter zo snel mogelijk bij haar zou komen kijken.
En toen was ze alleen. Moeizaam hees ze zichzelf overeind. Haar hele lijf deed pijn. Er hing een zweetlucht om haar heen en ze rommelde in haar tas op zoek naar de spuitbus deodorant die ze altijd bij zich had.
Haar vingers vonden haar mobiel. Die had ze uit moeten zetten, iets met apparaten die anders konden gaan storen. Ze keek op de klok aan de muur. Normaal gesproken zat ze op dit tijdstip al achter de laptop. Ze zouden zich vast zorgen om haar maken nu ze niet online was. Snel zette ze haar mobiel aan. Het apparaat begon geruststellend te zoemen. Het ene na het andere bericht stroomde binnen. Blijdschap verdreef de pijn en het rotgevoel naar de achtergrond. Haar vingers vlogen over de toetsen. Het duurde even voordat ze in de gaten had dat er iemand naar haar stond te kijken.
‘O sorry,’ zei ze en borg haar mobiel snel weer op.
‘Geeft niet,’ zei de man. Hij had een witte jas aan en hield een rolstoel vast. Goedkeurend liet ze haar ogen over zijn lichaam glijden. Een baard van een paar dagen, gespierd, aantrekkelijk. Alleen dat groezelige petje kon haar minder bekoren. Apart, dat ze zoiets toelieten in een ziekenhuis. Een bron van bacteriën, schatte ze zo in. Hij bekeek haar ook, maar zijn blik was een stuk minder complimenteus. Maakt niet uit, zei ze tegen zichzelf. Dat was ze inmiddels wel gewend. Het deed haar niks meer. Zijn gezicht kwam haar vreemd genoeg bekend voor.
‘Bent u de dokter?’
‘Nee, ik kom u ophalen.’
‘Ophalen?’
‘U mag naar huis.’
‘Maar uw collega’s zeiden dat de dokter…’
‘Die is helaas weggeroepen naar een spoedgeval,’ onderbrak hij haar. ‘De verpleegsters hebben gezegd dat u mag gaan.’ Hij wees naar de rolstoel. ‘Gaat u maar zitten. Waar kan ik u heenbrengen? Is uw partner ook hier?’
‘Eh, nee.’
‘Familie of vrienden?’
Ze kleurde rood. Haar ouders waren overleden, broers of zussen had ze niet en vriendinnen had ze nooit gehad. De anderen kon ze niet om hulp vragen. Niet als ze het kleine beetje geluk dat ze voor zichzelf had weten te creëren, wilde verpesten.
‘Ik ben aangereden op de fiets,’ zei ze. ‘Die is kapot en… ik neem wel een taxi naar huis.’ Voorzichtig liet ze zich van het bed glijden. Hij maakte geen aanstalten haar te helpen toen ze duizelig werd en dreigde haar evenwicht te verliezen. Zo goed en kwaad als het ging wurmde ze haar billen tussen de armleuningen van de rolstoel.
‘Klaar?’
Ze knikte. De man draaide haar een halve slag en reed achteruit de kamer uit. Eerst keek hij om het hoekje. Met een rotvaart duwde hij haar naar de lift. De deuren gingen net dicht en snel zette hij de rolstoel ertussen.
‘Hé, kijk uit,’ riep ze.
‘Sorry.’
Onhandig sjorde hij de rolstoel over de in de vloer verzonken drempel. Nijdig keek ze hem aan. Zo ging je toch niet met patiënten om? ‘Kom op, schiet op,’ meende ze hem te horen mompelen terwijl de lift traag naar beneden zakte.
Toen de liftdeuren weer opengingen, waren ze niet op de begane grond, maar bevonden ze zich in de parkeerkelder.
‘Waar gaan we heen?’ vroeg ze, terwijl hij haar de kou induwde.
‘Naar de taxi’s.’
‘Zijn die in de kelder dan?’ zei ze verbaasd.
‘Nee, maar zo komen we sneller op de plek waar de taxi’s altijd staan.’
Ze was dan wel net op haar hoofd gevallen, maar wat lulde hij nou?
‘Eh, die staan toch altijd bij de in- en uitgang?’
‘Maak je geen zorgen. Ik weet wat ik doe.’
Een gevoel van onbehagen trok als een koude bries door haar heen. Terwijl ze door de parkeergarage werd geduwd, realiseerde ze zich plotseling wat er mis was. Ze draaide zich om naar haar begeleider. Nee, ze had het zich niet verbeeld. De anderen in het ziekenhuis droegen een pasje op hun uniform, ter hoogte van hun borst. Hij niet.
‘Je hebt geen pasje,’ zei ze, een stuk kalmer dan ze zich voelde. Wat was hier aan de hand?
‘O, dat moet ik verloren zijn.’
‘Hoe heette je ook alweer?’
‘Ik heb mijn naam niet genoemd.’
Karin zette haar voeten op de grond. ‘Stop. Laat me eruit. Ik ga wel lopen.’
‘Doe niet zo stom, trut. Zitten.’
‘Pardon?’ Ze keek naar hem op. Zijn gezicht was vertrokken van woede. De intense haat die in zijn ogen lag, herkende ze van vroeger toen ze werd gepest. Van pure angst trok haar maag samen.
‘Doe wat ik zeg. Nu heb ik de touwtjes in handen,’ siste hij.
Toen viel haar oog op het busje. Hetzelfde busje dat haar had gesneden. Ze maakte aanstalten om te gaan staan, maar het volgende moment knelde zijn arm rond haar hals en voelde ze een prikje. Ze klauwde naar zijn armen, kronkelde om los te komen, maar haar spieren leken te veranderen in pap.
Ze zakte in elkaar. Het licht om haar heen vervaagde.

4

Adam schakelde terug en verminderde zijn snelheid. Het zou dom zijn om de aandacht van de politie te trekken. Hij veegde het zweet van zijn voorhoofd, haalde diep adem en keek in de achteruitkijkspiegel. Ze bewoog nog steeds niet. Adam had geen idee hoe lang dat spul dat hij in haar hals had geïnjecteerd zou werken, maar Ted had hem gegarandeerd dat het voldoende was om haar op de plek van bestemming te krijgen. Hun afspraak was duidelijk: Ted zou het verdovingsmiddel leveren, Adam de vrouw.
Hij dacht terug aan de man die hem die ochtend het middel had overhandigd in een portiek achter het station. Ted bleek een grijze muis te zijn, in niets lijkend op de uiterst flatteuze profielfoto die hij op Facebook gebruikte.
Adams eigen profielfoto was vorige zomer genomen tijdens een huttentocht in de Pyreneeën. Toen hij na een zware beklimming de bergtop bereikte, trof hij daar een jong Frans stel aan. Hij had het knappe meisje gevraagd een foto van hem te maken. Adam vond zichzelf niet ijdel, maar de foto beviel hem omdat hij zichzelf er in herkende: sterk, onafhankelijk en op een natuurlijke manier aantrekkelijk met zijn zongebruinde gezicht. Het enige jammere van de foto was dat de donkere zonnebril zijn blauwe ogen verborg. Adam was een tijdje met het sportieve Franse tweetal opgetrokken en had zich na het afscheid plotseling ontzettend eenzaam gevoeld.
Enkele weken later stuurde ene Julia hem een berichtje via Facebook. Ze deed hem denken aan het knappe meisje op de bergtop en voor hij het wist had hij haar vriendschapsverzoek geaccepteerd.
Adam tuurde naar de lege, donkere straten van de buitenwijk. De regen was weer overgegaan in miezer. Nog een paar kilometer en dan zou hij op de plaats van bestemming zijn. Adam keek over zijn schouder en constateerde dat ze nog steeds geen kik gaf. Wat was dat voor paardenmiddel dat Ted hem meegegeven had? Straks werd ze helemaal niet meer wakker. Hij schudde zijn hoofd. Nee, Ted wist heus wel wat hij deed. Hij was toch dierenarts? Dan wist hij vast ook wel hoe hij een mens buiten westen moest krijgen. ‘Dezelfde dosis als een walrus,’ mompelde hij na een korte blik op zijn bewusteloze passagier.
Dit kan het toch niet zijn, dacht Adam verbaasd toen hij vijf minuten later voor een rommelig erf met daarop een vervallen caravan stilhield. Maar voordat hij het briefje met het adres nog een keer kon controleren, vloog de deur van de caravan al open en sprong Ted naar buiten. De kleine man gebaarde hem zijn bus dichtbij te parkeren. Traag reed Adam het erf op. De band die al de hele dag om zijn maag leek te zitten, trok een beetje strakker aan. Was dit de woning van een dierenarts?
‘Waarom ben je zo laat?’ vroeg Ted met een blik op de liggende gestalte op de achterbank.
‘Ze viel en werd naar het ziekenhuis afgevoerd. Ik moest haar daar ophalen.’
Teds mond ging open om iets te zeggen, maar sloot weer toen er vanaf de achterbank een zachte kreun klonk.
‘We moeten haar eruit halen voordat ze wakker wordt.’ Adam schoof het zijportier open en klom in de bus.
‘Ik pak haar onder haar armen, jij bij haar benen,’ instrueerde hij.
Samen sleepten ze de dikke vrouw naar buiten.
‘Onvoorstelbaar,’ kreunde Ted toen ze haar de caravan in tilden. Adam keek zoekend om zich heen. ‘Op het bed,’ dirigeerde zijn handlanger en met een uiterste krachtsinspanning sleepte Adam de vrouw naar het smalle bed. Hij tilde haar op en legde haar op een vlekkerig dekbed. Haar blouse schoof daardoor wat naar boven en liet een witte buik zien die als een half leeggelopen skippybal tussen haar heupen lag. Adam deed een stap terug.
Ted schoof langs hem heen en bond haar handen en voeten vast met een touw dat hij onder het bed vandaan trok. Ondertussen keek Adam om zich heen. Hij kon zich niet voorstellen dat iemand vrijwillig in zo’n benauwd hok zou willen wonen. Er waren weinig persoonlijke spullen, behalve een boek over tuinieren en een foto van drie helblonde kinderen.
Vanaf het bed klonk een klap. Geschrokken draaide Adam zich om en zag nog net dat Ted de vrouw opnieuw een harde klap op haar wang gaf.
‘Rustig aan, Ted.’
Met een vreemde blik keek Ted hem aan.
‘Waarom? Dat wijf moet wakker zijn om te kunnen doen wat we van plan zijn.’ Hij gaf haar nog een mep. Ze bewoog wat en kreunde zacht. Adam wende zijn ogen af en zag dat in een hoek de camera en het statief al klaarstonden. Hij ontspande weer een beetje. Gelukkig, dat was in ieder geval geregeld.
‘Pak een glas water!’ commandeerde Ted.
Adam deed wat hem opgedragen werd.
‘Gooi het in haar gezicht!’ Adam aarzelde even, maar deed het toen toch.
Haar ogen vlogen open. Ze waren groen, zag Adam. Ze mompelde wat. Ted hief zijn voet en gaf haar met zijn puntige cowboylaars een venijnige trap in haar zij. Haar lichaam begon te kronkelen. Ted haalde opnieuw uit.
‘Stop! Ze wordt al wakker.’
Adam merkte dat zijn zenuwen toenamen nu het uur van de waarheid naderde. Eerlijk gezegd wist hij niet of hij boos, bang of blij moest zijn. De vrouw begon te woelen en praatte met dubbele tong, alsof ze dronken was.
‘Wat heb je haar in godsnaam gegeven, man?’
‘Hetzelfde als wat ik bij kleine operaties van koeien gebruik. Het duurt nu niet lang meer. Ik moet de camera toch nog aanzetten.’
Ted friemelde wat aan de camera en draaide die naar het bed. Daarna knipte hij een spotje aan en richtte het op de vrouw.
‘Zie je, ze wordt al wakker. Alleen nog even rechtop zetten.’ Ted hees de vrouw overeind en stutte haar met kussens. Adam keek ongemakkelijk toe hoe hij haar blouse wat verder open maakte, zodat haar zware borsten duidelijk zichtbaar werden.
‘Showtime baby,’ zei Ted en Adam grabbelde naar het briefje in zijn broekzak.

5

Er gleed iets kouds over haar gezicht. Versuft keek Karin om zich heen en probeerde te bedenken waar ze was. Het leek verdomd veel op een caravan, een die betere tijden had gekend. Was dit een nachtmerrie? Ze had het vreselijk warm en ademhalen kostte moeite. Het rook naar zweetsokken.
Ze kneep haar ogen samen om haar zicht scherp te krijgen. Twee mannen keken haar aan.
‘Wakker worden, trut,’ zei een stem.
‘Zeg, doe eens rustig,’ zei een andere stem.
‘Dat is ze toch?’
De mist in haar hoofd loste langzaam op. Ze zat op een bed. Haar blouse stond half open en ze wilde zich fatsoeneren, maar merkte tot haar afgrijzen dat ze vastgebonden was.
‘Wat is dit? Wie zijn jullie? Maak me los!’ Hysterisch begon ze aan de banden te sjorren. Wat gebeurde er?
‘Bespaar je de moeite,’ zei de kleinste van het stel.
‘Geef haar het briefje, Adam,’ zei hij.
Adam? Haar hart sloeg over. ‘Maar ik ken jou… wij…’ Vertwijfeld zweeg ze. Ze had haar geluk niet op gekund toen hij haar vriendschapsverzoek had geaccepteerd en ze via Facebook aan de praat waren geraakt. Zo’n knappe vent als hij. Dat gevoel was omgeslagen in voldoening toen ze merkte dat hij verliefd begon te worden op Julia, op haar. ‘Jij hebt me aangereden en ontvoerd. Waarom?’
‘Omdat je een leugenachtig kreng bent. Het wordt tijd dat je krijgt wat je toekomt. Je hebt genoeg mannen gekwetst.’
Haar mond viel open. Hij stak haar een briefje toe.
‘Ik zit vast, sukkel,’ beet ze hem toe.
‘Niet zo’n grote mond, jij,’ zei de kleine. Hij rukte een van de laatjes in het keukentje open en haalde er een groot mes uit dat hij dreigend voor zich uit hield. Ze wilde gillen, maar er kwam geen geluid uit haar keel. Smekend keek ze naar Adam, maar hij keek met zijn armen over elkaar heen geslagen toe. De kleinere man boog zich voorover en van doodsangst kneep ze haar ogen dicht. Een paar tellen later waren haar handen vrij.
Toen ze haar ogen weer opendeed, zag ze de camera. Haar keel kneep samen. Wat waren ze van plan?
‘De camera draait. Hier, lees voor,’ zei de kleine en duwde haar het briefje onder de neus. Mijn echte naam is Karin, maar ik heb een nepaccount op Facebook onder de naam Julia. Onder die valse naam verleid ik mannen. Ik ben een leugenaarster en een bedriegster. Het spijt me dat ik jullie heb gekwetst. Ik verdien het om gestraft te worden.
Karin werd acuut misselijk. ‘Dit is bespottelijk. Wat gaan jullie met die video doen?’
‘Op Youtube zetten, onder andere. Zie het als een soort openbare vernedering. Een volksgericht, net als vroeger.’
Karin begon te huilen. Tranen en snot vermengden zich en voelden warm en koud aan op haar gezicht.
‘Alsjeblieft, het spijt me, ik… Adam, luister naar me, het spijt me.’ Vol walging keek hij op haar neer. Van hem hoefde ze geen hulp te verwachten, besefte ze. Ze keek naar de kleine man. Wie was hij? ‘Toe, laten we hier over praten,’ smeekte ze. ‘Ik had geen kwaad in de zin.’ ‘Ted, geef haar eens een stuk wc-papier. Zo kunnen we geen filmpje maken, dan krijgen ze medelijden met haar. Dat moeten we niet hebben.’
‘Ted?’ fluisterde ze.
De man bracht zijn hoofd vlakbij het hare. ‘Ted, ja. De man die je al maanden aan het lijntje houdt. Niet alleen ben je zo nep als de tieten van Pamela Anderson, maar je legt het ook nog aan met meerdere mannen tegelijk. Hoeveel zijn het er? Nou?’
‘Het was niet mijn bedoeling om…’
‘Lieg niet tegen me!’ schreeuwde hij. Spetters spuug belandden op haar gezicht. ‘Zo ga je niet met mij om, dat pik ik niet, verdomme. Hoor je me? Voor het eerst sinds de scheiding voelde ik me weer gelukkig, maar ik had het kunnen weten. Het was te mooi om waar te zijn. Jullie wijven zijn ook allemaal hetzelfde.’
Karin herpakte zich. Zijn geschreeuw was als een emmer koud water. ‘En jullie dan? Ik rij tenminste geen mensen aan en ontvoer ze naar god weet waar.’
‘Maar ik ben echt, jij bent nep.’
‘Laat me niet lachen. Alsof jij ook maar een klein beetje op je profielfoto lijkt! Ik durf te wedden dat zelfs je eigen moeder je niet zou herkennen. Je bent geen haar beter dan ik. Hoeveel leugens heb jij mij op de mouw gespeld? Kijk eens om je heen. Heb je mij ooit verteld dat je in een krot als dit woont?’ Ze trok een gezicht.
‘Jij bent diegene die fout zit, niet wij,’ bemoeide Adam zich er mee. ‘Jij bent hiermee begonnen. Ik ben verliefd geworden op Julia, maar zij bestaat helemaal niet. Je hebt vanaf het begin gelogen.’
‘Wat heb ik gedaan, behalve jullie een goed gevoel geven?’ Haar stem sloeg over. Ze wendde zich tot Ted. ‘Gisteren zei je nog dat je nog nooit zo gelukkig was geweest.’
‘Dat was tegen Julia, maar zij bestaat niet.’
‘Ik ben Julia.’
‘Nee, dat ben je niet. Het is bedrog.’
‘Ik meende alles wat ik zei. Alles.’
‘Genoeg! Houd je bek,’ schreeuwde Ted. ‘Je bent verschrikkelijk. Kijk nou eens naar jezelf.’
‘Ted, stop. Laten we onze focus niet verliezen. We zijn hier om Julia te ontmaskeren. Het is hoog tijd dat de wereld ziet wie ze werkelijk is. We maken het filmpje en zetten het op YouTube. En daarna zorgen we ervoor dat ze haar account verwijdert.’
‘Vergeet het maar, ik doe het niet.’ Wat dachten deze twee sukkels wel niet.
‘Je doet het, of anders…’ zei Ted.
Karin kon er niks aan doen, ze moest lachen. Stelletje losers. Ze had in haar leven voor heel wat hetere vuren gestaan. Het was misschien idioot, maar ze was geen seconde bang. Ze voelde alleen minachting. ‘Je kunt vrouwen niet dwingen Ted, dat moet je nu onderhand wel weten. Dan zoeken ze hun heil bij een andere man, zoals jouw ex heeft gedaan.’
Hij stond nu met de rug naar haar toe. Zijn schouders schokten. Huilde hij?
‘O, ik dacht het wel, lieve Julia. Jij doet precies wat ik zeg.’ Ted draaide zich om en had een grote grijns op zijn gezicht. In zijn hand hield hij een pistool dat hij op haar richtte.

6

‘Doe normaal, man.’ Van schrik klonk Adams stem belachelijk hoog. ‘Weg met dat pistool. Nu. Dat hadden we niet afgesproken!’
Ted keek hem met vervaarlijk glinsterende ogen aan. ‘Heb je niet door wat ze doet? Ze draait de rollen om. De bitch loopt ons zelfs nu nog te manipuleren.’
Adam wendde zich naar de vrouw. Het was nu uiterst belangrijk om kalm te blijven.
‘Je heet toch Karin?’ Ze keek hem zonder een spoortje angst aan. ‘Karin, luister naar me. Lees gewoon dat briefje voor. Dan mag je zo weer naar huis.’
Ze schudde haar hoofd.
Adam beet op zijn onderlip. Wat was er mis met dat mens? Werd ze liever overhoop geschoten dan dat ze een tekst voorlas? Vanuit zijn ooghoeken keek hij naar Ted die nerveus heen en weer liep. Ook Ted was niet de persoon die hij dacht. Hij kon zich niet voorstellen dat dit opgefokte mannetje een dierenarts was. Waar had hij zich in godsnaam mee ingelaten?
‘Doe alsjeblieft dat pistool weg.’
Ted keek hem even indringend aan, maar liet toen toch het pistool zakken en legde het op het aanrecht.
‘Zo dat is beter. Karin pak het briefje en lees het voor.’
‘Nee, dat doe ik niet.’ Vastberaden keek ze hem aan.
Adams onderlip begon te trillen. Het moment waarop één van de jongeren van zijn werk hem met een triomfantelijk gezicht had aangesproken over Julia kwam in volle hevigheid terug. ‘Hé boss, dat chickie van je, dat belazert je. Ik zou uitkijken als ik jou was.’ Daarna was de knul grijnzend naar zijn vrienden gelopen en had Adam verbijsterd achtergelaten. De twijfel die hij al die maanden had onderdrukt, was onmiddellijk in alle hevigheid toegeslagen. Natuurlijk knaagde het aan hem dat Julia resoluut weigerde met hem te skypen. Meerdere malen had hij geprobeerd met haar af te spreken, maar elke keer zegde ze op het laatste moment af. Altijd had ze een excuus: een zieke moeder, problemen op het werk of een kapotte auto. Keer op keer had hij haar smoesjes geaccepteerd.
Op aanwijzing van die knul had hij de Amerikaanse website gevonden waarop zijn Julia ene Alissa bleek te zijn. De dame in kwestie was geboren en getogen in Los Angeles en was een opkomende ster in de modellenwereld, een feit dat Karin blijkbaar over het hoofd had gezien. Adam kon wel door de grond zakken. Hij, die de kwetsbare jongeren op zijn werk altijd waarschuwde voor de gevaren op internet, was zelf als een onnozele puber in de val van deze doortrapte heks getrapt. De vernedering was bijna niet te verdragen.
En deze vrouw was daar verantwoordelijk voor.
‘Je doet het wel,’ beet hij haar toe. ‘Dat ben je ons verschuldigd.’
Karin ging over op een andere tactiek. ‘Ik dacht dat je van me hield, Adam. Liefde gaat toch veel verder dan alleen het uiterlijk? Tijdens die urenlange chatsessies had je het tegen mij, ook al dacht je dat je met Julia sprak. Wij hadden een echte klik, Adam. Ik werd ook verliefd op jou.’
Adam dacht terug aan hun gesprekken. Hij had over dingen gesproken die hij nooit tegen iemand anders had gezegd.
‘En ik maar denken dat je verliefd op mij was,’ hoonde Ted terwijl hij tussen Karin en Adam in ging staan. ‘En dat dachten ook al die andere sukkels in je vriendenlijst.’ Hij prikte met zijn vinger in haar wang. ‘Jij bent niet alleen een oerlelijk en vals kreng, je bent ook een ontzettende slet. Eén man is niet genoeg. Je wilt ze allemaal.’ Met een ruk trok hij haar blouse nog verder open. Haar enorme borsten vielen er zowat uit. ‘Zo, dat laat zien wat je echt bent. Een dikke sloerie!’
Grimmig keek hij Adam aan.
‘Als ze niet wil praten, kunnen we haar laten voelen wat het is om ook in het echte leven een slet te zijn. En als we het filmen kan de hele wereld dat zien.’ Ted lachte manisch. Adam keek onthutst naar de foto van de drie blonde kinderen. Wat had deze man in godsnaam zo ziek in zijn hoofd gemaakt? Wat het ook was, hij wou geen onderdeel meer uitmaken van deze gekte. ‘We kappen ermee Ted.’
‘Nee, niet net nu het leuk wordt!’ Ted sprong op, stapte de krappe wc in en kwam terug met een smerige wc-borstel.
In een snelle beweging griste Adam hem de borstel uit handen en gooide die met een vies gezicht in een hoek van de caravan. Woest keek Ted hem aan.
‘Man, houd toch eens op me zo tegen te werken. We hebben een afspraak, weet je nog?’
‘Alleen voor het filmpje. Aan die andere vuiligheid van je werk ik niet mee!’
Teds ogen lichtten kwaadaardig op. ‘Nu voelt hij zich plotseling te goed voor me. Ze heeft jou ook gepakt, man. Net zo hard als mij. Zie die snol nou zitten. Waardeloos. Net als mijn ex. Die heeft ook alles van me afgenomen: mijn huis, mijn kinderen, mijn werk. Ik heb er godverdomme genoeg van altijd genaaid te worden door die kutwijven.’
In een onverwachte beweging griste Ted het pistool van het aanrecht. Als in slow motion zag Adam hem de veiligheidspal losmaken en het vuurwapen naar het bed richten. Karin begon te gillen.
Zonder na te denken stormde Adam op zijn handlanger af en sloeg het pistool uit Teds hand. Een oorverdovende knal klonk, terwijl Adam hard tegen de rand van het bed smakte. Gedesoriënteerd keek hij op. Karin staarde met grote ogen naar iets achter hem. Hij volgde haar blik naar Ted die op de grond lag. Bloed sijpelde uit zijn hoofd en vormde een steeds groter wordende vlek in het bruingele tapijt van de caravan.
‘Hij viel tegen het aanrecht,’ stamelde Karin. ‘Is hij…?’
Op dat moment kwam Ted vloekend weer overeind.
‘Blijf daar!’ riep Karin schril.
Tot zijn schrik zag Adam dat ze het pistool bemachtigd had en onwennig in haar trillende handen hield.
‘Ik maak je kapot,’ schreeuwde Ted en liep wankelend op Karin af. Adam zag haar vinger naar de trekker gaan. ‘Nee,’ riep hij en graaide naar het pistool. Maar Karins greep om het wapen was steviger dan hij verwacht had. In de worsteling die erop volgde klonk een schot. Adam viel achterover, draaide zich om en keek recht in Teds nietsziende ogen. Een ijzige kou trok door zijn lijf.
‘Je hebt hem vermoord,’ fluisterde ze.
‘Maar jij hebt geschoten,’ wierp hij tegen.
Zwijgend keken ze elkaar aan.

7

Adam was de eerste die wat zei. ‘Shit, shit, shit. Wat moeten we doen?’
‘Waar is mijn tas? Ik ga de politie bellen. Dit is allemaal jouw schuld en…’
‘Mijn schuld? Jij had het pistool vast en hebt geschoten.’
‘Dat is niet waar. Ik wilde hem alleen maar bang maken. Jij stortte je op het pistool en toen ging het af.’
Vertwijfeld haalde Adam een hand door zijn haar. ‘Hoe dan ook, we gaan allebei de gevangenis in.’
Alleen door haar wimpers durfde ze naar het lichaam van Ted te kijken, die met zijn rug op de grond lag. Zijn opengesperde ogen keken haar beschuldigend aan. Er bestond geen enkele twijfel over dat hij dood was. Adam had een punt. Was ze bereid het risico te nemen? ‘We moeten het lichaam laten verdwijnen.’ Ze verbaasde zich over haar koelbloedigheid. ‘Kun je me alsjeblieft losmaken? Ik voel mijn voeten niet meer.’
‘Als je maar geen geintjes uithaalt.’
Met lichte walging keek ze hoe Adam over het levenloze lichaam stapte en het mes pakte dat Ted op het aanrecht had gelegd. Even later kon ze gaan staan. Haar benen waren wankel en ze leunde tegen de muur van de caravan. Een druppel zweet liep over haar voorhoofd, die ze wegveegde met haar mouw. Dit was niet bepaald hoe ze haar eerste ontmoeting met Adam had voorgesteld.
‘Dumpen, oké. Maar waar? En wat doen we met de bloedvlekken dan? De politie gaat in de caravan kijken zodra iemand hem als vermist opgeeft. En mijn vingerafdrukken zullen hier vast ook overal te vinden zijn. Stel dat zijn lichaam toch opduikt…’ Adam schudde zijn hoofd.
Karin keek om zich heen. Op tafel stond een fles wodka met een bodempje erin en een glas. Ernaast lag een pakje sigaretten en een asbak vol peuken. ‘Waar zijn we?’ vroeg ze.
‘Hoe bedoel je?’
‘Waar staat deze caravan?’
‘Op het erf van een verlaten boerderij.’
‘Ligt de boerderij afgelegen?’
‘Eh, ja, nogal.’ Perfect, dacht Karin. ‘Ik heb een idee. Ted heeft gedronken, te veel. We tillen hem in bed, steken een sigaret aan en laten het vuur het werk doen. De brandweer zal vast concluderen dat hij in slaap is gevallen en dat zijn sigaret toen vlam heeft gevat.’
‘Met een beetje hulp van ons.’
‘Je had er verdomme weinig moeite mee om mij de stuipen op het lijf te jagen en nu ga je ineens het mietje uithangen.’
‘Dit was nooit de bedoeling!’ zei Adam met een verwilderde blik in zijn ogen. ‘Wat een kolerezooi, niet te geloven. Ik had nooit naar die achterlijke klootzak moeten luisteren.’
‘Het is nu te laat om spijt te hebben. Kom op, pak jij hem onder zijn oksels vast, dan pak ik zijn benen. En denk erom dat je geen bloed op je kleren krijgt.’
Het kostte hun weinig moeite om het lichaam op het bed te leggen. Zo leek het bijna alsof Ted sliep, afgezien dan van de grote rode cirkel op zijn borst. Adam bleef naar Ted kijken, alsof hij hem zo kon dwingen om weer te gaan ademen. Hij zag bijna net zo bleek als Ted.
‘Gaat dit echt wel lukken? Wat als ze de kogel vinden?’
‘Draai hem eens om.’
‘Waarom?’
Geërgerd onderdrukte Karin een zucht. ‘Als er in zijn rug ook een wond zit, is de kogel dwars door zijn lichaam gegaan.’
Adam deed wat ze vroeg. ‘Je hebt gelijk.’ Hij veegde zijn handen af aan zijn spijkerbroek. ‘Wacht, stel dat de kogel in de muur zit?’
‘Die smelt wel, denk ik. De kans is klein dat ze ontdekken dat hij is neergeschoten. Ze zullen eerder denken dat hij een eenzame man is die op een avond te veel dronk en de boel per ongeluk in de hens stak.’
Karin pakte het pakje sigaretten en schudde er eentje uit. Geroutineerd stak ze hem op. Daarna legde ze de sigaret zorgvuldig tussen Teds vingers. Ze gruwde van het idee om een dode aan te raken, maar Adam zag eruit alsof zelfs het simpelste klusje hem te veel zou worden. Bij nader inzien was hij misschien toch niet zo stoer als ze had gedacht.
Het bleek nog niet zo gemakkelijk om een sigaret die niet werd gerookt brandende te houden. Ze stak verschillende aan. Toen kreeg ze een beter idee. Ze liet Teds hand op de grond bungelen en de sigaret zogenaamd op het kleed vallen.
‘Kom op, brand dan,’ smeekte ze.
Er begon iets te smeulen. Karin bukte zich en blies om het beginnende vuurtje aan te wakkeren. Het was vast synthetisch wat er op de grond lag, want het duurde niet lang of de eerste kleine vlammetjes begonnen zich te vormen. Nu was er echt geen weg meer terug, besefte Karin. Even duizelde het haar. Waar was ze mee bezig? Ze was dan misschien ontevreden met haar leven, maar er was geen enkele reden om de tijd die haar nog restte in de gevangenis door te brengen. Dit was niet haar schuld. Zij had hier niet om gevraagd.
Al snel greep het vuur zich om zich heen en het begon te stinken in de caravan.
‘Kom, we moeten weg,’ zei Karin. ‘Waar is het pistool?’
‘Hier. Dat gooi ik onderweg wel ergens in een vaart.’
Ze stommelden de caravan uit. Adam liep meteen naar het busje en stapte in.
‘Hé, wacht op mij,’ riep ze, maar Adam gaf gas en stoof ervandoor. ‘Laat me hier niet alleen!’
Vloekend keek ze hem na. Die klootzak liet haar achter. Wat als iemand de brand zou zien en de brandweer zou bellen? Hoe moest ze uitleggen wat ze hier deed? Maar wacht, was dat zijn plan, dat zij opgepakt zou worden?
Ze draaide zich om naar de caravan. Nou, mooi niet. Het vuur verspreidde zich snel, maar misschien had ze nog tijd.

8 Een jaar later

Adam draait zich op zijn zij en probeert nog wat te slapen. Heel soms, op de grens tussen slapen en waken, vergeet hij waar hij is en voelt hij zich heel even gelukkig. De wekker klinkt. Traag komt hij overeind. Zijn mond is droog, zijn hoofd bonkt. Vroeger sliep hij zelfs in de winter met het raam wijd open, maar zij wil de verwarming altijd op de hoogste stand en de ramen potdicht.
Adam kleedt zich aan en loopt de trap af. Misschien is ze al vroeg naar haar werk vertrokken en hoeft hij vandaag niet toe te kijken hoe ze de ene na de andere boterham met chocoladepasta verorbert. Hij houdt zijn adem in als hij de keukendeur opent. Gelukkig, ze is er niet. Een blik in de garage leert hem dat de auto die hij pas voor haar gekocht heeft ook weg is. Mistroostig drinkt hij een kop koffie en overdenkt voor de zoveelste keer zijn uitzichtloze situatie. Hij had haar natuurlijk nooit alleen bij die brandende caravan achter mogen laten, maar hij was zo overstuur geweest dat hij zonder erover na te denken naar huis was gereden. De volgende dag meldde hij zich ziek en wachtte af. Er gebeurde niets.
Op de vijfde dag kon hij zijn nieuwsgierigheid niet meer bedwingen en logde in op Facebook. Het profiel van Julia was nog steeds online. Op een foto in sexy sportbroekje kreeg ze 88 likes. Vanaf dat moment was hij constant online en hield alles wat ze postte met argusogen in de gaten.
Op de zevende dag om 14.55 uur ontving hij een persoonlijk bericht van haar met een link naar een kort filmpje. Daarop waren alle gebeurtenissen in de caravan samengeperst in een angstaanjagende minuut. Hij zag zichzelf in een dreigende houding tegenover de vastgebonden, halfnaakte Karin staan. Daarna de woordenwisseling met Ted en vervolgens in schokkerige beelden de worsteling tussen hem en Karin om het pistool. In het laatste shot lag Ted dood op de grond.
De tekst bij het bericht luidde: Wat is erger Adam? Een vals Facebookprofiel of een ontvoering, een verkrachting en moord?
Het begon subtiel, met een uitnodiging om erover te praten in een café in de stad. Al gauw werd ze veeleisender, tot het dieptepunt een half jaar geleden waarop ze besloot dat het tijd was om bij hem in te trekken.
Adam heeft vaak overwogen om zichzelf aan te geven, maar de gedachte aan minimaal vijftien jaar gevangenis is nog net een tikkeltje angstaanjagender dan dit gedwongen samenleven met deze gestoorde vrouw.
Adam neemt een slok koffie en loopt naar de computer in de huiskamer. Hij klikt de Facebookpagina van Karin weg en logt in op het boekhoudprogramma van haar werk. Al zes maanden lang maakt hij elke dag een klein bedrag over naar de bankrekening die hij op haar naam geopend heeft. Ooit zal iemand het ontdekken en heel misschien krijgt hij dan zijn leven weer terug. Vannacht heeft ze hem voor het eerst aangeraakt. Een waanzinnig lachje ontsnapt aan zijn lippen. Met een klik verhoogt hij het bedrag met twee nullen.



Over de auteur

Hebban Crew

2544 volgers
0 boeken
0 favorieten
Hebban Crew


Reacties op: Kort verhaal: Doelwit van Ingrid Oonincx en Anita Terpstra

 

Gerelateerd

Over

Ingrid Oonincx

Ingrid Oonincx

Ingrid Oonincx schrijft psychologische thrillers met goed uitgewerkte personages...

Anita Terpstra

Anita Terpstra

Anita Terpstra (Hallum, Friesland, 1974) is een Nederlandse thrillerauteur en te...