Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×

Hebban vandaag

Column /

Vertalersgeluktournee: Onderonsjes met de lezer

In 2020 viert het Letterenfonds het tienjarig jubileum van de Europese Literatuurprijs. Op Hebban vind je de komende maanden onder meer de lezingen van de voor deze prijs genomineerde vertalers. Tieske Slim vertaalde 'Een bedroefde God' van de Tsjechische auteur Jiří Kratochvil. 'Een satanisch plezier moet Jiří Kratochvil hebben gehad bij het schrijven.'

Door: Tieske Slim, vertaler

Een satanisch plezier moet Jiří Kratochvil hebben gehad bij het schrijven van Een bedroefde God. Vooral die notie bleef me bij nadat ik Een bedroefde God voor de eerste keer had gelezen. Het verhaal is één groot spel met taal en betekenis. Daarnaast is het een intrigerend spel met de lezer. Met ogenschijnlijk groot gemak trekt Kratochvil het ene na het andere stijlregister open, schuift hij het vertelperspectief van de eerste naar de derde persoon en omgekeerd, en houdt hij ‘heimelijke’ onderonsjes met de lezer. Het streven om alle kneepjes van Kratochvils vertelkunst zo goed mogelijk over te brengen bracht mij duvels veel hoofdbrekens, maar minstens zoveel vertaalplezier. Over een paar van die hoofdbrekens later meer.

Eerst de inhoud van het boek. De familieclan van de Jordáns waait werkelijk met elke politieke wind mee en dat legt ze geen windeieren. Bibliothecaris Aleš haat echter het opportunisme van zijn familie. Dat blijft uiteraard niet zonder gevolgen. Welke, dat laat ik in het midden. Een bedroefde God leest namelijk als een onderhoudend misdaadverhaal, met verrassende wendingen en een intrigerende plot. Daarenboven is het een absurdistische parabel, over de onmogelijkheid om je als individu staande te houden, onder welk systeem dan ook.

De scenes zijn nu eens alledaags, dan weer surreëel. Het decor wordt hoofdzakelijk gevormd door de stad Brno. Vreemd is dat niet, want voor de schrijver is deze Moravische stad niet meer en niet minder dan zijn muze. In zijn werk hebben Brno’se straten, pleinen, parken, stadswijken en gebouwen bijna de status van personages. Een reden te meer om daar gedurende het vertaalproces bovengemiddelde aandacht aan te besteden.

Bos of park?

Veel aandacht ging uit naar de locatie Wilsonův les, in de stad Brno. Nou betekent les simpelweg bos, maar een bos dat zich in de stad bevindt – kan dat wel kloppen? Op internet zag ik dat het in officiële termen een lesopark wordt genoemd, oftewel een bospark, maar dat is geen bestaand Nederlands woord, en bovendien kon die benaming mij niet bekoren. Een verdere digitale zoektocht overtuigde mij ervan dat de benaming ‘bos’ waarschijnlijk het dichtst bij de werkelijkheid zou komen. Maar voor mij kwam de definitieve bevestiging pas toen ik – vanwege de vertaling van dit boek, en om me een tijd lang onder te dompelen in de brontaal – vier maanden in Brno verbleef. Ik heb meerdere keren gewandeld in Wilsonův les, en tot mijn vertalersgeluk voelde het steeds als een heuse boswandeling. Het werd en bleef dus het Wilsonbos.

Een huisje?

Nog een voorbeeld van een reëel bestaande locatie. Hoofdpersoon Aleš verhuist vanwege uitzonderlijke omstandigheden – meer wil ik daarover niet verklappen – van een kleine flatwoning naar een domek, althans, zo wordt dit onderkomen in hoofdstuk 6 genoemd. Domek is het verkleinwoord voor dům, een huis. Een huisje dus. Het bevindt zich in de stad Brno, aan een voormalig dorpsplein. In hoofdstuk 7 wordt uitgebreid verteld dat het er idyllisch wonen is. Ook omdat er sprake is van een domek met een verdieping twijfelde ik er niet aan: het gaat hier om een huisje. Echter, vele hoofdstukken verderop moet de hoofdpersoon naar boven kijken om te constateren dat de jaloezieën van zijn woonkamer gesloten zijn. Naar boven kijken, terwijl hij zou wonen in een ‘huisje’? Dat is vreemd. Omdat ik er op dat moment niet uit kwam, ook niet via internet, raadpleegde ik de auteur. Zijn antwoord bracht uitkomst: de hoofdpersoon verhuisde naar een maisonnette die door Kratochvil ironisch dan wel liefkozend (dat wist hij niet meer precies) domek was genoemd. En – u vermoedde het al – ook dit plein heb ik ter verificatie in werkelijkheid bezocht. Woningen die je als ‘huisje’ zou kunnen bestempelen staan er inderdaad, maar er staat ook een complex met zogenaamde etagewoningen. Onze protagonist verhuisde dus van een klein flatje naar een maisonnette.  

Eigenzinnige interpunctie

Een van Kratochvils specifieke stijlkenmerken betreft de interpunctie; ook hiermee speelt hij voortdurend. Een zeer in het oog springende afwijking van de standaard interpunctie is het ontbreken van aanhalingstekens bij dialogen. Voor de lezer van de originele tekst is dat geen grote hindernis: het verschil tussen schrijf- en spreektaal is in het Tsjechisch tamelijk expliciet. Daardoor kan de Tsjechische lezer de dialogen – ondanks het ontbreken van leestekens – vrij eenvoudig herkennen. Om de lezer van de Nederlandse vertaling van dienst te zijn heb ik geprobeerd de dialogen een zo spreektalig mogelijk aanzien te geven. Bijvoorbeeld door ‘we’ te kiezen in plaats van ‘wij’, ‘d’r’ in plaats van ‘er’, ‘es’ in plaats van ‘eens’.

Over namen en bijnamen

Als debuterend romanvertaler kon ik met mijn vragen terecht bij mijn mentor, Kees Mercks. Een van de kwesties die we bespraken was die van namen en bijnamen. Een aantal personages in Een bedroefde God is gezegend met een bijnaam. Zo ook twee neven van hoofdpersoon Aleš; een jongensachtig ogende tweeling, die Duc en Puc worden genoemd. Ze hebben een zekere brille en tegelijkertijd iets ongrijpbaars. Hun karakter klinkt niet zozeer door in de betekenis van de bijnamen, alswel in de manier waarop deze in het Tsjechisch worden uitgesproken: Doets en Poets. Zou je de originele Tsjechische spelling handhaven, dan mist de Nederlandse lezer de klank. Maar Doets en Poets vond ik weer geen pittig beeld opleveren, het laat het karakter van de tweeling onvoldoende uit de verf komen. Na lang wikken en wegen en na het consulteren van mijn halve familie- en vriendenkring kwam ik uiteindelijk uit bij twee kwikzilverige tekenfilmfiguurtjes uit de jaren zeventig: Duc en Puc werden Pip en Zip.

Soms is er sprake van vertalersverdriet, vooral als er geen andere uitkomst is dan iets weg te laten. Ter illustratie: de hoofdpersoon heeft de in Tsjechië alom voorkomende voornaam Aleš. Schijnbaar niets aan de hand dus. Maar halverwege het boek speelt Kratochvil ook met deze op zich alledaagse naam. Aleš is de eeuwige twijfelaar, en op deze ene plek in het boek wordt die karaktereigenschap door middel van een woordspeling gekoppeld aan zijn voornaam: ale heeft de betekenis van maar. Jammer genoeg moest ik ervoor kiezen de woordspeling los te laten, en hem, na diverse varianten zoals ‘mitsen en maren’ te hebben overwogen, omzetten in een onwoordspelige frase: Aleš, jij met je voortdurende maren. 

Om af te sluiten nóg een naamkwestie. De familie Jordán wordt bestierd door een tante met de bijnaam Dušička. Je kunt zeggen dat de naam Dušička – die zieltje betekent – de belichaming is van de Jordán-clan. Bovendien blijkt die betekenisvolle bijnaam, of liever gezegd titel, ook nog eens over te gaan op de opvolger. Maar om zieltje in de vertaling nou tot naam te bombarderen? Zou ik niet toch moeten kiezen voor een uitleg in een voetnoot? Ik verkeerde in hevige tweestrijd. Maar zie, hier beleefde ik weer een moment van vertalersgeluk. Een duik in de voornamenbank van het Meertensinstituut liet zien dat de vrouwennaam Zieltje in Nederland werkelijk voorkomt. Dat verzoende mij met het idee om tante daadwerkelijk Zieltje te dopen. Achteraf gezien denk ik dat het ook echt niet anders had gemoeten: de betekenis van deze naam is namelijk cruciaal voor Een bedroefde God, in al z’n schitterende facetten.

Tieske Slim (1951) vertaalde eerder werk van Marek Šindelka en Zuzana Brabcová. Een bedroefde God is haar eerste boekvertaling. Haar meest recente vertaling is die van een essay van Jiří Kratochvil, getiteld Het actuele geweten van de natie, voor literair weblog Tzum. Nu werkt ze aan de vertaling van de roman Druhé Město (De andere stad) van Michal Ajvaz, die voorjaar 2021 bij Uitgeverij kleine Uil verschijnt.

Jiří Kratochvil (1940) is een van de meest uitgesproken Tsjechische prozaschrijvers van deze tijd. Van 1968 tot 1989 werd publicatie van zijn werk door het communistische regime verboden. Nadien werd Kratochvil in Tsjechië geëerd met vele literaire prijzen, inclusief de allerhoogste onderscheiding, de Jaroslav Seifert-prijs. Van zijn werk is nog weinig in het Nederlands vertaald. In 2009 bracht uitgeverij Voetnoot in de Moldaviet-reeks, een verzameling Tsjechische kleinoden, het verhaal Dame de coeur. Met Een bedroefde God (Uitgeverij kleine Uil) is voor het eerst een roman van Jiří Kratochvil in het Nederlands vertaald.

 

 Naar het vertalerskanaal



Over de auteur

Nederlands Letterenfonds

22 volgers
0 boeken
0 favorieten
Specialist


Reacties op: Vertalersgeluktournee: Onderonsjes met de lezer

 

Gerelateerd

Over

Jiri Kratochvil

Jiri Kratochvil

Jiří Kratochvil (1940) is een van de meest uitgesproken Tsjechische proza...