Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
    Jack Schlimazlnik Auteur

Blogpost: Jack Schlimazlnik

Wonderwaan 35: De groote oorlog/De wilde vaart

Wonderwaan 35

Wonderwaan 35 is een dubbelnummer van het verhalentijdschrift van de NCSF (Nederlands Centrum voor Science Fiction). Het bevat verhalen van de thema's De groote oorlog (sic) en De wilde vaart.
Aan het nummer te zien bestaat Wonderwaan al geruime tijd, langer dan veel andere genretijdschriften in Nederland. Toch blijkt het niet heel erg bekend te zijn, waarschijnlijk omdat het niet los in de winkel te koop is, maar bij lidmaatschap van het NCSF wordt verzonden. Dat is jammer, want Wonderwaan heeft niets van een 'clubblad', het is gewoon een tijdschrift bomvol verhalen. Of is een zelfstandig genretijdschrift niet meer mogelijk en is het juist de afhankelijkheid van NCSF die het tijdschrift mogelijk maakt?

Tijdreis
We spoelen even terug naar begin jaren '90.
Ik vond gewoon in de plaatselijke boekhandel (Paagman op de Frederik Hendriklaan in Den Haag) het tijdschrift AtmoSFeer. Ik was gefascineerd! Zomaar een tijdschrift met genreverhalen van allemaal schrijvers die ik niet kende. En niet eens duur. Ik nam dus gelijk een abonnement.
De uitgave van AtmoSFeer was eenvoudig: een zwart/wit kaft op dik karton en een zwart/wit binnenwerk met vooral heel veel tekst, op A4 formaat zoals de schoolkrant, de tekst in twee kolommen per bladzijde. Na enkele nummers werd de kaft in kleur geproduceerd.
Toch bleek ook al snel dat er wat mis was met het bedrijfsmodel: in het colofon werd aangegeven dat schrijvers werden betaald voor hun bijdrage (10 cent per woord als ik het me goed herinner), maar in het redactioneel werd steeds gesmeekt of de abonnementhouders toch alsjeblieft wilden betalen. Geen idee wat er precies gebeurde, maar de uitgave werd gestaakt en naar de centen van mijn abonnement, dat ik wèl betaald had, kon ik fluiten.
In die tijd vond ik in dezelfde boekhandel ook een ander tijdschrift met genreverhalen, Visionair. Het was volledig in kleur, met verhalen van Nederlandstalige auteurs en wat vertaald werk. De kaft was glossy. Ook dit tijdschrift werd op A4 uitgegeven. Na twee uitgaven was het uit de winkel verdwenen, het zou via abonnement nog wel verkrijgbaar zijn geweest. Het avontuur met een abonnement voor een jong tijdschrift durfde ik echter niet meer aan.

Rollator

Ator Mondis
ontstond ook rond die tijd. Dat tijdschrift lag niet in de boekhandel, dus kende ik het toen niet. Want, lieve kinderen, het internet was toen nog heel summier, ik moest helemaal naar de aula van de faculteit Elektrotechniek om via Yahoo! dingen op internet te kunnen zoeken, waar je uren mee bezig was omdat het zo lang duurde voor de pagina via het 24kBd modem binnen was gehaald *rijdt rollator van de zeepkist*.
Zelfs kennissen uit 'het wereldje' hebben me niet kunnen introduceren bij de toenmalige tijdschriften Holland SF, SF Terra en Cerebus, waar ik toen dus nooit van had gehoord en wat je niet kent, kun je niet zoeken. In elk geval niet via de voorlopers van Google.
In Delft, waar ik studeerde, was inmiddels Elf Fantasy ontstaan, een winkel met een informatief blaadje over de te verschijnen boeken, spellen en andere zaken. Dat blaadje, oorspronkelijk 4 pagina's A4 in zwart/wit, werd later het glossy full-colour Elf Fantasy Magazine op A4-formaat. Hoewel het boeiend was, hebben er zelden of nooit verhalen ingestaan, hooguit wat voorproefjes uit romans.

Gratis nietjes!

En toen kwam Pure Fantasy. Hoewel dit ooit ook is begonnen als een A4-tijdschrift, werd het al snel een boekwerkje op pocketformaat. Ik heb de indruk dat uitgever Alex de Jong hiermee een standaard heeft gezet waarmee nu door schrijvers wordt neergekeken op de simpeler, goedkope uitgaven op A4 formaat met gratis nietjes. Natuurlijk, de Pure Fantasy zag er altijd schitterend uit, maar uiteindelijk was het toch blijkbaar geldgebrek (geen gezonde balans tussen kosten en inkomsten) wat het tijdschrift de das omdeed.
Een aantal tijdschriften hebben de status boek, en dus een ISBN, zoals Fantastische Vertellingen (Stichting Fantastische Vertellingen) en Splinters (van Quasis). Echte tijdschriften hebben een ISSN. Het is daarom moeilijk volledig te zijn met een overzicht van tijdschriften in het genre. Want hoe definieer je tijdschrift? Wat doe je met alle fanzines, zoals bijvoorbeeld het lijfblad van The Flying Dutch?
De vraag is of er in de Nederlandse fantasy geen ruimte is voor goedkope uitgaven boordevol verhalen en mogelijk wat advertenties. Dat zijn het soort pulpboekjes (pulp verwijst naar de kwaliteit van het papier, niet van de verhalen) waarmee het genre groot is geworden en waarmee het genre in het buitenland nog in de supermarkt verkrijgbaar is. Ook andere genres zijn gewoon als pulp in de supermarkt te koop, denk aan westerns en sommige doktersromans (de Bouquetreeks, ook een tijdschrift want het verschijnt regelmatig en je kunt er een abonnement op nemen, is al weer een slag luxer).

Uit de kast
Met Wonderwaan blijkt echter dat het ook de naam en faam van het tijdschrift is dat al dan niet schrijvers en lezers kan aantrekken, al 35 uitgaven lang. Het hoeft niet per se glossy en luxe als de verhalen goed zijn. Wonderwaan staat dan misschien niet sjiek in de boekenkast, het is wel smullen van de verhalen van bekende en beroemde Nederlandstalige genreschrijvers. Koop je een tijdschrift om te lezen, of om het in de kast te zetten?
Tijdschriften zijn bij uitstek het podium voor korte verhalen. Over het algemeen bieden ze een goedkope manier om kennis te maken met diverse schrijvers en stromingen. Ze zijn dus laagdrempelig, anders dan de duurdere bundels en bloemlezingen die je maar net moet treffen en niet in abonnement kunt nemen. Ook is er een vorm van redactie, waardoor je niet om de oren wordt geslagen met de grootste rotzooi: die komt er niet in, wat je bij allerlei PODs en online-tijdschriften nog wel als nadeel kunt zien.

1001 verhalen
In Nederland worden er jaarlijks honderden korte verhalen in het genre geschreven. Een groot deel daarvan is voor wedstrijden: Fantastels, Trek Sagae en de Harland Award zijn al verantwoordelijk voor enkele honderden verhalen, waarvan misschien niet eens alles wordt ingezonden. Diverse andere genrewedstrijden, zoals het tweejaarlijkse Fantasy Strijd Brugge, leveren ook flink wat verhalen op. Daarbuiten zijn nog andere gelegenheidswedstrijden, waarbij ook in de niet-genrewedstrijden natuurlijk wel eens een genre-verhaal wordt geschreven. Buiten de wedstrijden zijn er schrijvers die voor directe publicatie schrijven, bijvoorbeeld voor Wonderwaan of in eigen bundels, al dan niet via POD uitgegeven.

Ik schat dat je al met al kunt stellen dat er ongeveer 1000 korte genreverhalen per jaar worden geproduceerd in Nederland.
De kwaliteit? Afgaand op de algemene cijfers voor de slushpile heb je het dan over 250 verhalen die, al dan niet na (stevige) redactie, te publiceren zijn. Daarvan zullen er ca. 20 topkwaliteit hebben en 80 van goede kwaliteit zijn. Vanuit mijn ervaring als jurylid voor genrewedstrijden schat ik dat 250-350 verhalen boeiend genoeg zijn om aan publicatie te denken (waarbij sommige stevige redactie nodig hebben). Het zou toch jammer zijn als die verhalen in de lade verdwijnen, daarom is het belangrijk dat er tijdschriften zijn.

Beginnend talent en stokoude helden
De wedstrijdcultuur van het Nederlandstalige genre is echter ook een valkuil: veel van de wedstrijden, zo niet alle, richten zich op beginnende schrijvers - waarschijnlijk in de veronderstelling dat een goed kort verhaal een opmaat is voor het schrijven van een roman. Niets is minder waar, zoals Martijn Lindeboom al schreef.
Bij de door de wol geverfde schrijvers leeft het genre van het korte genreverhaal nog steeds, maar door de focus op beginnend talent bij de wedstrijden doen ze daar niet meer aan mee - en worden dus ook niet opgenomen in wedstrijdbundels en publicaties naar aanleiding van de wedstrijd. Tijdschriften zijn dus de manier verhalen van bekende auteurs te lezen.
Voor mij had Wonderwaan dat aura van 'bekende auteurs' en daardoor als kwaliteitsblad. In nummer 35 werd ik niet teleurgesteld: mijn 'oude' held Jaap Boekestein (hij is niet zo oud, maar schrijft al jaren op topniveau), held Jan J.B. Kuipers (naar wie ik nog een straat heb genoemd in Second Life) met twee verhalen en Mark J. Ruyffelaert (over wie ik veel heb gehoord, maar van wie ik nooit iets had gelezen voor zover ik me kan herinneren). Een volkomen onbekende voor mij is Robbert Jan Swiers. Saskia van Oostenrijk ken ik dan toevallig wel, maar geen recent werk. De zevende bijdrage komt van ondergetekende, mijn debuut in Wonderwaan.

Recycling

Een probleem dat ik heb met Wonderwaan is het thema. Als het thema niet aanspreekt, schrijf ik het niet en ben ik ook minder geneigd de verhalen te lezen. Maar goed, Wonderwaan heeft (als enige tijdschrift) voor deze opzet gekozen en dat heeft ook wel zijn charme.
Het lijkt echter schrijvers niet uit te dagen iets nieuws te schrijven binnen het thema. Mijn eigen verhaal was bedoeld voor mijn steampunkverzameling, maar omdat die nog lang niet klaar is had ik het idee het verhaal naar de Harland Award in te sturen. Het sloot echter goed aan bij het thema De wilde vaart, waardoor ik het naar Wonderwaan opgestuurd heb.
Het verhaal van Ruyfellaert is ook niet speciaal voor Wonderwaan geschreven. Kinderspel verscheen in 2004 al in De Tijdlijn (het tijdschrift van Peter Motte, die ik toevallig dan weer kende als een van de boeiendere schrijvers uit AtmoSFeer). Niet dat het er veel toe doet, want het thema blijft actueel.
En om maar weer eens over de grote plas te kijken: veel topverhalen uit de Engelstalige wereld worden ook steeds gerecycled in tijdschriften, bundels en anthologieën.
Bij de inleiding van het verhaal van Boekestein blijkt dat ook dat verhaal niet exclusief voor Wonderwaan is geschreven. Ook Kuipers doet zoiets.

Niet stressen
Dat doet absoluut niet af aan de verhalen. Wat ik ermee wil zeggen is dat je als schrijver niet moet stressen om een verhaal te schrijven speciaal voor een tijdschrift of wedstrijd. Een goed verhaal vindt uiteindelijk wel zijn publicatie of wedstrijd, al is het misschien niet direct waar je het had verwacht. Schrijf wat je wilt, bouw een archief op van je werk, redigeer naarmate je meer leert, en stuur het in als de tijd er rijp voor is.

Het redactieproces van Wonderwaan vond ik opmerkelijk. Het was misschien ook niet zoals gebruikelijk, want juist gedurende de samenstellingstijd van nummer 35 werd de Wonderwaan-website per ongeluk door de provider verwijderd van internet. Afijn, ik stuurde het verhaal in volgens de aanwijzingen op de pagina, begon te wachten, vergat het, en ineens kreeg ik een bericht van Jaap Boekestein, of ik mijn postadres wilde sturen naar Wonderwaan. Dat was zeg maar de eerste ontvangstbevestiging, na een maand of zes. En ik begon te vermoeden dat het nodig was om mij een auteursexemplaar op te sturen.
Er is dus geen overleg geweest over de redactie en ik heb niet de indruk dat er redactie op de tekst is gepleegd, wat ik me ook wel herinnerde van verhalen van anderen. Dus de tip voor wie wil schrijven voor Wonderwaan: zorg dat je verhaal goed in orde is, je krijgt geen tweede kans of een verbeterronde. Potentie is niet genoeg.

Januskop
Het dubbelnummer zoals dat arriveerde heeft twee voorkanten. Voor het andere thema draai je dus het tijdschrift om.
Het thema De wilde vaart kent drie verhalen, De groote oorlog vier. Ik zie een groot verschil tussen de themaverhalen.

Boekestein heeft een avontuurlijk en pikant steampunkverhaal geschreven, geïnspireerd door Jules Verne. Van Oostenrijk heeft een sprookjesachtig avonturenverhaal geschreven. Ook mijn eigen verhaal past denk ik wel onder 'avontuur' (en 'steampunk'). De wilde vaart lezen voelde voor mij als 'lekker ouderwetse fantasy'.

Maar de verhalen van De groote oorlog zijn anders van toon, misschien ook wel wegens het onderwerp. Swiers schrijft nog een verhaal dat uiteindelijk sciencefiction is, maar Kuipers haalt het uit het historische en geeft daar een meer filosofische, bedachtzame toon aan, in beide verhalen, hoewel zijn verhaal Sebastiaans Oorlog toegankelijker is, omdat het concreter is; De veldtocht is surrealistisch of magisch-realistisch. Het verhaal van Ruyffelaert is ook meer filosofisch van aard, hoewel het ook ruw-realistisch is en de schijn heeft van een kinderverhaal.

Het bijzondere van het verhaal Kinderspel van Ruyffelaert was voor mij de actualiteit. Toen ik het las vond ik het een bijzonder actueel verhaal met op de achtergrond de oorlog in Syrië en de discussie rond de vluchtelingen. Dat het verhaal al in 2004 was geschreven, zag ik pas later. Duidelijk een tijdloos verhaal dus, wat natuurlijk vreselijk jammer is gezien het onderwerp: wanneer zal een verhaal over oorlog ouderwets en volkomen achterhaald zijn?

Misschien is de oorlog en de ellende daarvan, en dat beschrijven in een tamelijk objectief verhaal, wel iets voor de oudere schrijvers. Die vermoedelijk hun dienstplicht hebben ondergaan, of anders wel hun leeftijdsgenoten. De groote oorlog impliceert de Eerste Wereldoorlog, iets dat ver verleden tijd is voor de meesten van ons. Misschien geen wonder dat historicus Kuipers maar liefst twee verhalen leverde voor dat thema.
Maar Kuipers kiest voor zijn ene verhaal de historische Sebastiaan van Portugal als hoofdpersoon, tegen de achtergrond van de strijd tegen de Arabieren in wat nu Marokko is. De periode is het einde van de zestiende eeuw. In het andere verhaal is hij vager over de historische gegevens, maar ik denk dat het over de Dertig Jarige Oorlog gaat (begin 17e eeuw). Hoewel dat dan weer niet uitmaakt, want de vroegere veldtochten, of dat nu onder Maurits was, of de Tiendaagse veldtocht, hebben allemaal dezelfde oorlogswaan over zich.

Bekende historische persoonlijkheid

Swiers pakt in De blauwe engel wel de Eerste Wereldoorlog op door te verwijzen naar de loopgraven. De ontknoping van het verhaal begrijp ik niet helemaal, het suggereert dat de hoofdpersoon een bekende historische figuur is, maar ik zou niet weten wie. Het stoort niet in het verhaal, maar ik heb dus het idee dat ik een bepaalde laag in het verhaal mis. Iemand een idee? Ik zou het graag willen weten.

Ik heb mijn twijfels over het verhaal De vlucht van de Nautilus van Boekestein. Het is een goed verhaal, daar gaat het niet om. Maar er zitten expliciete seksscènes in. Ook daar heb ik geen moeite mee (zie ook mijn eigen verhaal), omdat deze seks een band schept tussen de hoofdpersonen, die belangrijk is voor de plot. Ik vraag me wel af wat zo'n verhaal buiten de beslotenheid van Wonderwaan zou doen, vooral omdat het genre toch vaak als 'voor kinderen' wordt weggezet. Als de beschreven scènes in een film zaten, zou die 18+ zijn.
De vraag is dan of NCSF een organisatie van en voor volwassenen is, waarbij de jeugd deze verhalen niet leest. Misschien is het een idee om bij de NCSF een jeugdlidmaatschap te introduceren, en of (heel populair) een Young Adult lidmaatschap (ca. 15 tot 25 jaar). Gezien de populariteit van (korte) kinder- jeugd- en young-adultverhalen in het genre zou je daar zelfs een heel blad mee kunnen vullen. Jong geleerd, oud gedaan.
(Overigens ging ik zelf op 12-jarige leeftijd genreverhalen voor volwassenen lezen, omdat ik de C-boeken in de bibliotheek niet leuk vond. Genreverhalen met teveel seks vond ik toen maar niks, ik vond ze vooral doodsaai!)
Daarnaast past het verhaal niet in de moderne, politiek-correcte internationale genreliteratuur. Ik vond het prettig lezen met een uitdagende omgeving, humor en een spannende plot.

Young Adult
Dat brengt mij op het verhaal Wanneer de huid gestript is van Van Oostenrijk, dat ik typisch Young Adult vond. Misschien ligt het aan mij, maar ik vond het het zwakste verhaal uit dit nummer.Het begon al met het anglicisme in de titel (wat is er mis met villen, in de gegeven context? Zie ik iets over het hoofd).
Het hele verhaal heeft een tunnelvisie op de gedachten en handelingen van de hoofdpersoon, waardoor het volstrekt onduidelijk is in wat voor tijd, land of wereld het zich afspeelt, het verhaal ontbeert daarom ook sfeer - het geheel doet nogal klinisch aan. Die wereld is op zich belangrijk is, omdat de ontknoping ligt bij een niet-Nederlandse mythologie waarop nu niet geanticipeerd kan worden. Bij een vrij onbekend mythologisch wezen moet je het doen met de "infodumps" van de schrijver, die moet uitleggen hoe het werkt, in plaats van de lezer erop voorbereiden met wat beschrijvingen van de cultuur en de omgeving.
En dan wordt je op onaangename wijze verrast door het einde, wat de hoofdpersoon evenmin aan had zien komen, maar wat je nooit zou kunnen weten als het niet bij de ontknoping was uitgelegd - het is een techniek waarbij de spanning verloren gaat en de focus blijft liggen op het meeleven met de hoofdpersoon die zelf blind is voor zijn eigen cultuur - hem wordt ook steeds uitgelegd wat er aan de hand is.

Nederlaag in Marokko

Van een heel andere orde is het verhaal over Sebastiaan van Portugal door Kuipers. Hierin wordt weinig uitgelegd over de context. Wat in het verhaal staat, is nodig om het verhaal te begrijpen en om een bepaalde sfeer te scheppen. Als je meer wilt weten over de historische achtergrond en de personages, kun je op internet terecht. De meeste informatie kun je vinden op de Wikipedia. De omgeving wordt slechts geschetst, soms met een enkel woord, maar het laat zich moeiteloos invullen met een clichébeeld van Marokko.
Waar De veldtocht nog magisch-realistisch was, lijkt Sebastiaans oorlog meer een historisch avontuur zonder echte genrekenmerken. Ik denk niet dat het bij een genrewedstrijd zou worden geaccepteerd, daarvoor is het te weinig genre. En tòch is het een schitterend verhaal, een avonturenverhaal over oorlog en verraad en heel veel meer dat een sprookjesachtige sfeer weet op te roepen. Ja, ook voor dit soort verhalen moet ruimte zijn.

Eigen veren
Ik vind het niet juist om mijn eigen verhaal te beschrijven. Er is over de achtergrond ook niet veel te vertellen: ik kreeg ineens de titel in mijn hoofd, dacht erover hoe ik daar een verhaal van kon maken, schreef dat verhaal en vijlde het bij. Er is een proeflezer geweest (Marjo Heijkoop, een helft van het duo Johanna Lime, bedankt daarvoor!) maar veel herschreven heb ik niet in het hele proces. Ik zie graag in een reactie hoe anderen dit verhaal hebben ervaren, of hoe de andere verhalen uit Wonderwaan zijn bevallen.

Al met al vond ik Wonderwaan een afwisselende leeservaring. Het viel mij op dat de verhalen van Kuipers en Ruyffelaert van een bepaalde kwaliteit of stijl waren die je zelden nog ziet bij wedstrijden, laat staan dat ze winnen. Ik denk dat deze schrijvers bij de grote schrijfwedstrijden zelf weinig kans maken. Dat maakt het lezen van elders gepubliceerde korte verhalen juist zo aantrekkelijk.

Plaatjes vullen geen gaatjes
Nog een korte opmerkingen over de afbeeldingen in Wonderwaan. Het zijn er vrij veel. Ze zijn blijkbaar met zorg bij het verhaal gezocht of er speciaal voor gemaakt, dit overigens zonder inmenging van de auteurs (en terecht). Het binnenwerk is in zwart/wit, waardoor de afbeeldingen die voor zwart/wit zijn gemaakt het meest opvallen, zoals bijvoorbeeld de bewerkingen van Piranesi en de prenten van Harry Clarke (van wiens werk ik een grote fan ben).
Ik weet niet of er Nederlandse kunstenaars zijn die in zwart/wit werken en een portfolio hebben dat voor dergelijke uitgaven in aanmerking komt.

Je kunt de Wonderwaan online bestellen. Helaas staat op de website niet meer/nog niet hoe je dat doet. De prijs is 4,95 euro. Omdat het een tijdschrift is, kan het niet via Hebban.nl worden gerecenseerd.
http://www.wonderwaan.info

Reacties op: Wonderwaan 35: De groote oorlog/De wilde vaart