Wat voel je wanneer je vrouw tegen je zegt dat ze dood wil? En wat voel je, wanneer je haar op een gezellige verjaardag bij buren ineens hoort vertellen, dat ze eigenlijk voor de andere leven van het gezin ook geen toekomst meer ziet...? Wat gaat er door je heen wanneer ze later vertelt dat zij, tijdens het verblijf op de gesloten afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis, onder het 'wakend' oog van een camera, verkracht is? En wat zeg je tegen je kinderen, wanneer vragen waarom Mama sigaretten op de rug van haar hand uitdrukt, haar armen steeds openkrast met scherven van kapotgegooide kopjes en glazen, of haar hoofd tot bloedens toe stuk bonkt tegen de slaapkamermuur?
Dit openhartige boek vertelt hoe ons gezin jarenlang machteloos moest toezien, hoe vrouw en moeder op de smalle scheidslijn tussen leven en did balanceerde. Het vertelt hoe wij, als naastbestaanden, in alle facetten van het dagelijks leven meegesleurd werden in de kielzog van dat gevecht.