Poesjkins stem klinkt onmiskenbaar en stralend door in zijn werk, maar alleen in zijn brieven spreekt hij rechtstreeks tot ons; dat hij daarbij een andere toehoorder voor ogen had dan wij hem kunnen bieden, doet daar niets aan af. Hij richt zich tot vrienden, collega's, liefjes, zijn vrouw, het hoofd van de Geheime Politie, de tsaar, maar aan wie hij ook schrijft, wij krijgen de kans mee te luisteren. De inhoud en toon van zijn correspondentie zijn van brief tot brief anders, vaak héél anders; dat op zichzelf vormt als het ware het grondplan van Poesjkins karakter. Elke brief voegt een facet aan zijn persoonlijkheid toe, waardoor deze zich vollediger en in meer detail ontvouwt dan zijn eigen werk of de herinneringen van tijdgenoten dat toelaten.
Dankzij Poesjkins brieven is het ons vergund niet alleen een van Europa's allergrootste dichters, maar ook een van de meest markante persoonlijkheden uit onze cultuur als een schaduw te volgen.
Zijn epistolaire nalatenschap is een godsgeschenk.
