De avonturiers brengt ons van Zuid-Amerika naar Parijs, Londen en de Rivièra; dan weer via een eiland voor de Chinese kust naar New York, Hollywood en de olievelden in Texas, en tenslotte weer terug naar het uitgangspunt: het kleine, in tweeën gesplitste staatje Cortequay. Het verplaatst ons in het bruisende leven van de avonturiers, die, hoewel immoreel en berucht, niettemin buitengewoon begaafd en enig in hun soort zijn. In ons onderbewustzijn dragen we allemaal iets van deze avonturiers met ons mee. We leren hen kennen via Diogonos Alejandro Xenos, die we voor het eerst ontmoeten als jongen van zes jaar op een hete lome dag in Cortequay, als de rebellen het landgoed van zijn vader plunderen, ondanks het feit dat deze met de grondslagen van de revolutie sympathiseert. Deze schokkende ervaring waarbij zowel zijn moeder als zijn zuster omkomen - en het leven dat hij vervolgens met de rebellen in de heuvels lijdt tot de revolutie veilig is gesteld - zijn er oorzaak van dat de geestesgesteldheid van de jongen dusdanig wordt geschokt dat hij als man altijd in twee werelden zal moeten leven - de ene primitief, de ander geciviliseerd - hoewel hij zich in geen van beide thuis voelt. Kort na de revolutie vertrekt Dax - onder deze naam wordt hij bekend - met zijn vader naar Frankrijk, waar hij enige tijd een particuliere school bezoekt om later naar Harvard te gaan. Na de dood van zijn vader wordt hij een bekend diplomaat, een internationale playboy, een uitmuntend polospeler en een berucht seksmaniak. Nog altijd is hij een raadsel voor de honderden mensen over de gehele wereld die hem leren kennen en een mysterie voor iedere vrouw die verliefd op hem wordt, en dat zijn er velen. Tenslotte verlaat hij de wereld net zoals hij haar binnenkwam: door middel van geweld.
