Een romantische spionageroman over het leven van een van de meest mysterieuze en gevreesde vrouwen in de geschiedenis van het Verre Oosten, Yoshiko Kawasami, prinses van Mantsoerije en nicht van de laatste keizer van China.
Wanneer haar ouders zijn overleden, wordt de jonge prinses Yoshiko uit haar geboorteland China weggestuurd naar Japan en geadopteerd door een vriend van haar vader. Als deze haar later verbiedt te trouwen met de man die ze liefheeft, verkracht en dwingt een politiek huwelijk aan te gaan met een Mongoolse prins, knipt Yoshiko uit wanhoop haar haren af en gaat mannenkleren dragen. Haar wanhoop slaat om in bitterheid en de wens om wraak te nemen op diegenen die haar jonge leven hebben verwoest. Yoshiko vertrekt naar het levendige Shanghai en wordt de maîtresse van een hoge officier van de Japanse geheime dienst. Door hem komt ze terecht in een wereld van complotten en verraad, maar ook van macht. Ze besluit spionne te worden voor Japan... de Roos van Tokio, de Mata Hari van het Oosten. Meedogenloos speelt Yoshiko met de levens van vriend en vijand... tot ze de man weer ontmoet, die haar eerste en enige liefde was.
