Zomer 1879. De jonge Vincent Van Gogh trekt te voet van de Borinage, waar hij als predikant tussen de mijnwerkers leeft, naar Korsele in de Vlaamse Ardennen. Hij wil er zijn schetsen en tekeningen laten zien aan zijn vroegere leraar en mentor, dominee Pieterszen.
Wanneer Vincent daar drie dagen en twee nachten later aankomt, blijkt de dominee in Brussel te zijn. Dus neemt de kunstenaar in wording in het station van Sint-Denijs-Boekel de trein naar de hoofdstad, waar hij van de gelegenheid gebruikmaakt om er ook enkele vrienden en kennissen te bezoeken.
Een van hen is de gerenommeerde architect Otto Geerling. Bij hem logeert de kunstenaar enkele dagen. Hij maakt er kennis met Jeanne, de negentienjarige dochter van de architect, en laat er een map met zijn schetsen en tekeningen in bewaring achter.
De tekeningen van meneer Vincent is een op ware gebeurtenissen gebaseerd verhaal dat verteld wordt door Jeanne Geerling, de vrouw van dominee Jozef Chrispeels, een vroegere studiegenoot en vriend van Vincent van Gogh.
