De 52-jarige procuratiehouder Egbert Ter Leede heeft nooit kunnen vermoeden dat hij na zijn eerste fietstocht met wat buurmannen, oog in oog zou komen te staan met een sportieve jonge vrouw die hem met haar glimlach en iets opkrullende mondhoeken vleugels lijkt te geven. De lach van Carmen is adembenemend en haar naam past bij haar schoonheid. Hij krijgt beelden in zijn hoofd die in zijn tienerjaren zeker hadden geleid tot onrustige nachten, waarin hij haar zijn liefde verklaart en hun klamme lichamen met elkaar versmelten. Wanneer Carmen haar intrek neemt in De Plataan lijkt het landhuis vrolijk te worden tot in de oudste balken.