Aan een lange tafel, ’s avonds laat, zit de ik-persoon, omringd door de doden met wie ze kan praten. De gesprekken die zij voert, helpen haar uiteindelijk een beter mens te worden. Het verhaal is filosofisch getint en de schrijfstijl is beeldend en poëtisch. Naast anekdotes die de gevoelens van de mens weergeven, worden ook kritische beschouwingen gegeven over de huidige maatschappij, die de lezer aan het denken zetten. Aan het eind van het boek wordt er afscheid genomen van de doden. Het leven gaat verder, met een vraagteken en een sprookje dat ervoor zorgt dat er een gedachtegoed op gang wordt gebracht.