Elvire en haar man Geerard, geboren tijdens de Grote Oorlog, worden vooral getekend door de tweede wereldbrand. Hij maakt als luitenant bij het Belgisch leger de achttiendaagse veldtocht mee, raakt gekwetst en brengt later lange tijd in krijgsgevangenschap in Duitsland door. Terug in België krijgt hij opdracht te ontsnappen via Frankrijk en Spanje naar Gibraltar. Hij wordt van daaruit naar Londen gevlogen, om te worden ingezet tijdens de invasie van Normandië. Dit allemaal terwijl zijn vrouwtje in Brussel haar tweede kindje verwacht.
Samen met een paar honderd andere Vlaamse officieren, wordt hij na de oorlog afgerekend op zijn Vlaamsgezinde houding tijdens zijn verblijf in het kamp van Luckenwalde.
Bovenstaande feiten zijn waar gebeurd en inspireerden tot het schrijven van dit boek. Elvire en Geerard zijn evenwel romanfiguren. Het verhaal is fictief en gaat niet alleen over de Tweede Wereldoorlog, het gaat over de hele naoorlogse evolutie in dit land en in de wereld. De groeiende welvaart die na de oorlog begon, de verfransing van Brussel die verder doorzette, de eerste gastarbeiders, de mondialisering, de multiculturele chaos van nu.
