In negen voordrachten, gehouden in 1924 direct na de oprichting van de Algemene Antroposofische Vereniging, heeft Rudolf Steiner de grondslagen van de antroposofie nog eens diepgaand uiteengezet voor hen die al met zijn werk bekend waren. Op een geheel nieuwe wijze gaf hij zo een 'Inleiding in de anthroposofische wereldbeschouwing.'
Hij sprak onder meer over het meditatieve bewustzijn, karmische relaties met anderen, de liefde als 'ken-kracht', het verband tussen droom en imaginatie, de grondslag van het karma en het herinneringsvermogen van de mens.
Hij sprak onder meer over het meditatieve bewustzijn, karmische relaties met anderen, de liefde als 'ken-kracht', het verband tussen droom en imaginatie, de grondslag van het karma en het herinneringsvermogen van de mens.