Een jonge Joodse vrouw, die tijdens de hongerwinter in Amsterdam ondergedoken heeft gezeten, wordt kort na de bevrijding door haar vriend naar een dorp in Friesland gestuurd om er wat te bekomen van de ontberingen.
Als ze na een maand teruglift, komt ze een Joods meisje (Jona) tegen dat twee jaar, nagenoeg geïsoleerd, op een vliering in Aalten ondergedoken heeft gezeten.
Jona wil nu maar één ding: terug naar Amsterdam en haar ouderlijk huis terugzien, zonder zich te realiseren hoeveel er veranderd is.
In Amsterdam gaan hun wegen abrupt uiteen.
Een tweede ontmoeting tussen de ik-figuur en Jona wordt een confrontatie: met hun verleden, en met het heden waarin zij een nieuwe levenshouding moeten vinden.
Ontheemd, vereenzaamd, zoekend naar houvast, zonder dat te vinden, in deze chaotische periode vlak na de oorlog.
Als ze na een maand teruglift, komt ze een Joods meisje (Jona) tegen dat twee jaar, nagenoeg geïsoleerd, op een vliering in Aalten ondergedoken heeft gezeten.
Jona wil nu maar één ding: terug naar Amsterdam en haar ouderlijk huis terugzien, zonder zich te realiseren hoeveel er veranderd is.
In Amsterdam gaan hun wegen abrupt uiteen.
Een tweede ontmoeting tussen de ik-figuur en Jona wordt een confrontatie: met hun verleden, en met het heden waarin zij een nieuwe levenshouding moeten vinden.
Ontheemd, vereenzaamd, zoekend naar houvast, zonder dat te vinden, in deze chaotische periode vlak na de oorlog.