Delft, 1562. Als Jacob Rolandus het levenslicht ziet, staan zijn ouders op het punt zich tot de nieuwe, verboden religie te bekeren. De jongen groeit op als vluchteling, is bijna twintig jaar niet veilig. Maar hij ontwikkelt zich en wordt een gevestigd predikant, al blijft het ook dan vechten. Zijn zoon Timotheus kampt met armoede en als klap op de vuurpijl bekeert zijn kleinzoon Jacob, Timotheus' enige zoon, zich tot het katholicisme. Hij had predikant moeten worden, maar springt op een nacht uit het raam en vlucht naar Antwerpen. Daar wordt hij jezuïet. Een ramp!
Jacobs vlucht schildert een intiem portret van drie generaties. Het maakt duidelijk dat het leven als predikant en bekeerling in de verdraagzame Republiek lang niet zo makkelijk en rustig verliep als vaak wordt aangenomen.
Beleef de Gouden Eeuw door de ogen van drie getuigen en hun families. Alle drie maakten ze ellende mee door hun geloof, sloegen op de vlucht en braken met geliefden.
