In het jaar 1410 regeert Hertog Jan, bijgenaamd “Zonder Vrees”, over Vlaanderen. De echte Jan zonder Vrees woont echter in Antwerpen, in het Krabbestraatje bij zijn grootmoeder, want hij is voor niets of niemand bang. Een uitdaging voor neef Tijs, die, vermomd als spook, Jan eens flink wil laten schrikken op een nachtelijk kerkhof. Jan rammelt het spook zo ongenadig dooreen dat Tijs bijna de geest geeft, waarna de baljuw Jan komt oppakken. Nadat hij aan zijn grootje beloofd heeft terug te keren als een rijk man, ontsnapt Jan uit het Steen en begint hij een zwerftocht door Vlaanderen. De tengere lijfeigene Dokus wrdt zijn reisgezel en waar hij kan steekt hij het recht een handje toe. Na verloop van tijd komt onze held in het Vrije Bos terecht, waar de waterduivel Kludde onschadelijk moet worden gemaakt. Kludde bedreigt achtereenvolgens de schone Alwina en de hertogin van Brabant met haar gevolg. Wanneer de niets vrezende Jan de Kludde ontmaskerd heeft als de snode baron van Moerzeke, ligt de weg breed open naar een mooie echtgenote en een rijkelijke en adellijke beloning vanwege de hertogin.
