Oorlogsgeschiedenissen zijn heftige geschiedenissen van trouw en verraad, van steun en verlating, van kracht en van zwakheid. Lotsverbondenheid spreekt zelfs na de gruwelijkste ervaringen niet vanzelf. Tegenstellingen die in het kamp soms aan betekenis hadden verloren, zoals die tussen het Oranje-gezinde en het communistische verzet, tussen rijk en arm, gelovig en ongelovig, werden na de bevrijding krachtiger dan ooit. In de Koude Oorlog ging het om de strijd tegen het totalitarisme, ook als dat totalitarisme werd belichaamd door je vroegere `slapie in het kamp. Pas toen de Koude Oorlog luwde, de belangstelling voor de Tweede Wereldoorlog een reveil doormaakte en het begrip concentratiekampsyndroom in brede kring bekend werd, groeide er tussen de ex-gevangenen een zekere eenheid en kwam eindelijk de genocide op de joden in het middelpunt van de belangstelling te staan. Voor politiek en publiek veranderde de oorlog van een kwestie van wereldpolitiek in een welzijnsprobleem.
Jolande Withuis schetst levendig en met meesterhand de lotgevallen van de ex-gevangenen, waarbij ze erin slaagt politieke en persoonlijke geschiedenissen met elkaar te verbinden. Aan de hand van organisaties als het Dachaucomité, de Oud-Natzweilers en het Auschwitzcomité, en zich baserend op brieven, dagboeken, interviews en archieven, vertelt Withuis over de hoogte- en dieptepunten in de naoorlogse geschiedenis van de overlevenden. Deze spannende studie combineert empathie met scherpe analyse en politieke geschiedenis met psychologie. Een onthutsende reconstructie, die een nieuw licht werpt op naoorlogs Nederland.
