Amsterdam 1939. Een rumoerige stad die stil is geworden in een lange, warme zomer. Door de stad stroomt een trage rivier waarvan de oorsprong nog nooit door iemand achterhaald werd. En op die rivier dromen twee jongens dat er geen eind komt aan de beste zomer van hun leven zolang ze samen blijven roeien. Een van de twee herinnert zich die droom nog, vijf jaar later, als de stad duister is en angstig wacht op het einde van de oorlog.
Mooi hoe een verhaal over een jongen die de roeisport ontdekt, zich ontwikkelt tegenover een andere dreiging. Juist dat wat niet vertelt wordt, voel ik ook. Mooiste zin vond ik: "Met schepen is het anders, die kunnen niet zonder mensen." (maar ik ben als schippersvrouw natuurlijk niet objectief)
'Over het water' van H.M. van den Brink is haast een ode aan de zintuigen: het wisselende licht boven de rivier, de geur van het water, het gespetter van de roeiriemen en de pijn in de spieren tijdens de trainingen. Twee jonge mannen die als een twee-eenheid de hele zomer van 1939 roeien alsof hun leven ervan afhangt en elkaar beloven daar altijd samen mee door te gaan. En de harde werkelijkheid als 5 jaar later slechts één van de twee aan deze prachtige tijd terugdenkt. De naam David spreekt boekdelen. Erg mooi!
Vakkundig voert Van den Brink ons over het water van Amsterdam, 1939. Dit boek ádemt water, ádemt roeien. Twee jongens met gebogen en zwoegende lichamen, boordevol passie voor het roeien, ploeteren voort alsof hun leven ervan afhangt. Interesse voor specifiek de roeisport lijkt dus logisch, maar dan zouden we de auteur tekortdoen. Het verhaal is meer dan dat, want de vanuit de hoofdpersoon beschreven gevoelens bieden behoorlijk wat diepgang. De jongen worstelt met zijn persoonlijke ontwikkeling, zijn eenzaamheid en met een onophoudelijk gebrek aan zelfvertrouwen. Vijf jaar later kijkt hij terug. Deze terugblik en de vaag op de achtergrond aanwezige 'Tweede Wereldoorlog' bieden samen nét die verrijkende extra invalshoek. Literair hoogstandje van 't zuiverste water.