Het liefdeloze huwelijk van Vic en Melinda Van Allen wordt alleen bij elkaar gehouden door een precaire regeling waarbij Melinda, om een rommelige echtscheiding te voorkomen, een onbeperkt aantal minnaars mag meenemen zolang ze haar gezin niet in de steek laat. Uiteindelijk kan Vic zijn jaloezie niet langer onderdrukken en probeert hij zijn vrouw terug te winnen door te insinueren dat hij een moord heeft gepleegd – een verhaal dat snel realiteit wordt. In dit portret van een gevaarlijke psychose toont Highsmith de huiveringwekkende realiteit achter de idyllische façade van het Amerikaanse leven in de buitenwijken.
Is deze misdaadroman een ‘Who’s afraid of Virginia Woolf’ avant la lettre? Het kán, want al in 1957 publiceerde Highsmith haar psychologische analyse van een liefdeloos en allesbehalve stereotiep huwelijk. Het wederzijdse vileine getreiter in dit melodrama is nauwelijks nog subtiel te noemen. Melinda als wispelturige mannenverslinder die haar minnaars thuis ontvangt. Vic als ogenschijnlijk geduldige echtgenoot en jofele gastheer. Ze spelen hun spel over de hoofden van anderen, zelfs over dat van hun zesjarige dochter. Wie houdt dit toneelstuk het langste vol, want het is niet de vraag óf de pleuris uitbreekt, maar wanneer. Fraai opgebouwde plotlijn en psychologisch gezien een topwerk.
Veel te lang, de stukken over etentjes en feestjes.
Maar hoe je als lezer automatisch meegaat in de gedachtestromen van de foute persoon, dat is wel zeer knap gedaan.
Dit was mijn elfde boek van Patricia Highsmith en het is mij niet tegen gevallen. Een psychologische thriller met een psychopatisch kantje. Toch kreeg je soms wel sympathie voor Vic, ook al is hij niet helemaal “gezond”.