Voor de oorlog was Greene werkzaam bij het Britse Ministerie van Buitenlandse Zaken. In die hoedanigheid en als journalist maakte hij grote reizen. Deze reizen zijn voor Greene altijd de ontsnappingsmiddelen bij uitstek geweest, zoals de akte van het schrijven eveneens een vluchtweg was. Hij reisde bij voorkeur door gevaarlijke oorden waar het politiek en sociaal gezien rommelde.
Dat maakt dit boek tot zo'n boeiend geheel: de ervaringen op het nachtmerrieachtige Haïti van Papa Doc, in Vietnam, op Cuba, in Praag. Het boek is behalve een kleurrijke autobiografie en een sociale en politieke reportage ook een paspoort geworden tot het achterland van Greene. Hij heeft zichzelf niet gespaard in deze terugblik op een bewogen schrijversleven.
