De 33-jarige Herman heeft een schimmig baantje bij een reclamebureau in de grote Oekraïense stad Charkov; voor Oekraïense begrippen leidt hij een heus yuppenbestaan. Maar dan krijgt hij een telefoontje: zijn broer Joera, eigenaar van een tankstation in hun thuisstad Loehansk – het vroegere Vorosjylovhrad – is op stel en sprong naar Amsterdam vertrokken. Herman keert terug naar huis om uit te zoeken wat er aan de hand is.
Wat volgt leest als een koortsdroom vol drank, granaten, vrouwen, vluchtelingen, smokkelaars en een oligarch die op het tankstation aast. Dit alles wordt afgewisseld met lyrische lofzangen op het landschap. Wie eenmaal terugkeert naar het wilde oosten van de Oekraïne komt er niet snel meer weg.
