Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×

Hebban Newsroom

31
maart 2020
om 14:00

Open podium: Christine Otten

Open podium: de plek op Hebban waar auteurs zichzelf en/of hun boek(en) onder de aandacht kunnen brengen, nu dat op 'echte' podia even niet kan. Vandaag de beurt aan schrijfster Christine Otten, die meer vertelt over de totstandkoming van haar nieuwste boek Een van ons.

Liegen mag ook

Over Een van ons, The making of

‘Als de stem van Luc verzonnen is, heeft Otten knap werk verricht.’ Dat schreef de Volkskrant zopas over Een van ons, mijn nieuwe roman. Luc is een van de twee vertellers, een levenslang gestrafte man die een geheim logboek begint bij te houden wanneer schrijfster Katrien Achenbach, de andere verteller, een schrijfgroep met gedetineerden begint in ‘zijn’ Penitentiaire Inrichting. Hij wil niet meedoen; te confronterend als levenslang gestrafte zonder hoop om ooit nog een gewoon leven te krijgen. De reden dat hij toch schrijft is, zo zegt hij in het boek, ‘(…) mezelf te overtuigen dat ik besta. Luc was here.’

Dat een prominente recensent als Peter Swanborn in verwarring is over de ‘echtheid’ van mijn boek en de stemmen erin, zie ik als een groot compliment. Want Een van ons is een roman. Blijkbaar is de stem van Luc zo overtuigend dat hij niet kan geloven dat ik die bedacht heb. Ik begeleid ten slotte al drie jaar een schrijfgroep van langgestraften in PI Heerhugowaard. Dus misschien heb ik mezelf de stem van een van die mannen toegeëigend? Zijn tekst ‘geleend’ of zelfs gestolen?

Hoe zit dat?

In een andere recensie van een oplettende lezer in ‘de Leesclub van alles’ staat: ‘Al zijn er dan duidelijke overeenkomsten tussen de schrijver en de hoofdpersoon van het boek, toch mag er geen parallel worden getrokken, zoals al vroeg in het boek te lezen valt’. Ze citeert:

‘(…) liegen mag ook’ (..). Volgens haar (Katrien) kom je dan zelfs vaak ‘dichter bij de waarheid.' Ook dat zijn de woorden van Luc.

Ik begin hiermee omdat ik samen met jullie wil onderzoeken wat voor boek dit nu is en of het waar is: kun je door ‘te liegen’ – door fictie- de werkelijkheid of waarheid dichter benaderen dan door echt, non-fictie? En waarom is die vraag dit juist zo interessant als het gaat om een gevoelig onderwerp als de wereld van straf en detentie, goed en kwaad, veiligheid? Welke keuzes heb ik gemaakt toen ik Een van ons begon te schrijven?

Voor de duidelijkheid. Ik ben nooit in de gevangenis gaan werken omdat ik een roman wilde schrijven. Ik schrijf met gedetineerden omdat schrijven in een groep, zeker in een prikkelarme en afgesloten omgeving als de gevangenis, veel oplevert de deelnemers: zelfvertrouwen, creativiteit, talentontwikkeling, iets moois maken van ervaringen die niet per sé mooi zijn, elkaar steunen, kwetsbaar kunnen zijn. Schrijven is reflecteren, waardoor je inzicht krijgt in jezelf, je omgeving, andere mensen. Dat geldt voor alle schrijvers, binnen én buiten.

Maar natuurlijk ging er wel een wereld open voor me. De gevangenis staat voor straf, afzondering. Wij en zij. Alleen al de entree al. Telefoon in een kluisje. Jassen, tas, riem, schoenen in grijze bakken om ze te laten scannen, door het poortje stappen en als er niks piept doorlopen, pieper pakken, aanbellen, wachten tot de zware deur opent, gang doorlopen, weer aanbellen…. In Een van ons zegt Katrien het zo:

'Vanaf de receptie duurt het ongeveer tien minuten voor ik boven ben. Het heeft iets van een ritueel, dit binnenkomen, of inwijding. Alsof al die kluisjes en deuren en gangen en sloten en zoemers en camera’s er vooral zijn om je iets te vertellen. Niet zozeer over de wereld die je op het punt staat te betreden maar meer over jezelf. Iedere keer heb ik het idee dat ik iets afleg (…). Wie ik ben doet er niet zoveel meer toe.'


Het was een van de gedetineerden die over een boek begon, nog voordat ik ermee kwam. ‘Je bent schrijver. Als buitenstaander heb je een unieke inkijk. Natuurlijk maak je aantekeningen en ga je erover schrijven.’ Hij zit een levenslange straf uit en is van mijn leeftijd. Hij werkt op het re-integratie centrum en houdt van schrijven, maar doet niet mee met de schrijfgroep. Soms eten we een broodje samen op zijn afdeling. Hij was de eerste in de gevangenis die me – bijna vaderlijk – aansprak op mijn schrijverschap, misschien wel op mijn verantwoordelijkheid. Hij vertelde me over zijn leven. Hij zit al vierentwintig jaar, in diverse gevangenissen. Dat hij bang was te verdwijnen. Hij zei dat hij geen nieuwe herinneringen maakte in de gevangenis omdat alle dagen op elkaar lijken en hij niks meemaakt. Hij is bang dat zijn herinneringen opraken, dat hij er niet meer op kan teren zeg maar, dat ze vervagen, als oude foto’s.

Ik denk dat het idee voor de roman begon met die gedachte: de angst te verdwijnen; het gevoel dat er geen tijd verstrijkt, dat je dezelfde blijft, dat je stilstaat. Dat je verleden uitgewist wordt. Dat intrigeerde me, want natuurlijk verstreek er tijd en veranderde hij, maar hoe dan? En hoe vind je betekenis en zin in het leven als je geen toekomst hebt? Geen stip aan de horizon?

De worsteling van deze man, raakt aan levensvragen die we allemaal hebben. Wat is de zin van ons leven? Waar vinden we betekenis in?

Gaandeweg besloot ik een personage te creëren die in dezelfde situatie zit als deze man. Die, in al die jaren van detentie, zo los geraakt is van zichzelf dat hij zich moeiteloos in anderen kan verplaatsen en inleven, in andere gedetineerden, in de schrijfjuf, als een romanschrijver eigenlijk.

Het gaf me de kans een stem te bedenken die van binnenuit over het leven in de gevangenis zou kunnen schrijven, en de worstelingen en dillema’s die daarbij horen.

Dat dat een compleet ander beeld van gedetineerden en de gevangenis zou opleveren dan we doorgaans op televisie en in films voorgeschoteld krijgen lag voor de hand. Want bijna geen een van die films en series geeft een natuurgetrouw beeld. De werkelijkheid is meestal niet vol actie en opwinding maar vooral saai en eentonig, geestdodend als je niet uitkijkt. De film die het meest in de buurt komt van de werkelijkheid was volgens een van de mannen in de groep Shawshank Redemption, met Morgan Freeman en Tim Robbins.

Intrigerend en waarachtig is die wereld wél; de gevangenis is ook een soort laboratorium, afgesneden van de gewone wereld. De manier van communiceren bijvoorbeeld, is anders dan buiten. Juist door de context van gevangenschap, van andere gedetineerden - je leeft samen met mensen met wie je normaal niet zou samenleven - daardoor gebeurt er iets met taal. Hoe kreeg ik dat in het boek?

Ik had een stem van buiten nodig, realiseerde ik me. Een personage voor wie de gevangenis nieuw is; de omgang met gedetineerden, de ongelijke machtsverhoudingen in een PI, daar misschien in verstrikt raakt en wiens blik op deze wereld en de spelers erin, én op zichzelf zou kunnen kantelen. ‘Buiten’ en ‘binnen’ – zo ver verwijderd in de werkelijkheid - met elkaar in contact brengen, laten botsen wellicht. Daar was Katrien Achenbach, een schrijver, net zo oud als ik, en ook blond, maar toch is ze niet mij, want een romanpersonage. Een paar citaten over de taal in de gevangenis, vanuit Katrien.

'Er is iets raars met taal hier. Of misschien is het de luchtdruk die aanvoelt als in een vliegtuig. Alsof er geen context is. Of juist teveel. Zodra de laatste dikke stalen deur achter me dicht in het slot valt merk ik dat. Er zijn hier zoveel mensen, zoveel mannen, de meesten hebben banden met buiten met vaders moeders echtgenotes vriendinnen kinderen vrienden misschien, maar hierbinnen blijft daar niks van over. Je zit in een vacuüm. En alles wat je zegt staat voor iets anders. Alleen heel in de verte hoor je vaag echo’s van al die individuele achtergronden.'

En een citaat tijdens een schrijfgroep-sessie, wanneer de mannen schrijven: 

'… de gewijde stilte ontspant me, net of ik slaap terwijl ik wakker ben. Als een boom met wortels vertakt onder de hele inrichting. Zo communiceren we hier, als bomen, via onze wortels, via de draden van schimmels. Onzichtbaar, onhoorbaar, ondergronds. Bevrijd van taal. In de schrijfgroep proberen we vervolgens de codes te ontcijferen. De taal stap voor stap terug te veroveren. Op onze voorwaarden. Zonder goedkeuring van wie dan ook.'


Twee stemmen dus. Luc en Katrien. Binnen en buiten. Waar Katrien ‘thuis komt’ in de gevangenis, en betekenis vindt als schrijfcoach en vooral vertrouwen en zelfs liefde ervaart in de schrijfgroep, wat haar ook beangstigt, want hoe ga je om met zoveel waarachtigheid – blijft Luc gevangen. Maar ook bij hem verschuift er iets. Hij begint te schrijven. Stukje bij beetje raapt hij herinneringen op, observaties. En hij ontfermt zich over een jonge medegedetineerde met schrijfambities, Yahya, brengt hem in contact met Katrien en de schrijfgroep.

Ik wil de plot van de roman hier niet verklappen; dat zou zonde zijn voor de leeservaring.

Door in de huid te kruipen van Luc ontdekte ik al snel dat zijn taal anders was dan alle andere taal die ik tot dan toe gebezigd had in mijn romans. Ik moest vooral veel weglaten, verhullen, schrappen, merkte ik. Niet alleen omdat ik iedere verwijzing naar echte mensen in de gevangenis moest vermijden, want verboden. Veel wordt er in het boek tussen de regels gezegd, net als in het echt in de gevangenis. De gewoonste gesprekjes over bv het weer of een handeling als je tas inpakken (door Katrien als ze weg gaat) krijgen een extra lading door de context. Luc kan niet weg.

Delicten, besloot ik al snel, zou ik onbenoemd laten, of er alleen met een omtrekkende beweging over schrijven. Dat had, behalve een literaire, nog een extra reden: als ik de delicten zou vermelden bij de personages in het boek, dan zouden de gedetineerden in de eerste plaats daders zijn, geen mensen. Terwijl Katrien juist geconfronteerd wordt met haar eigen ‘slechtigheid’ en ontdekt dat de omgang tussen haar en de gedetineerden en haar collega-schrijvers in de groep, waarachtiger, liefdevoller, betekenisvoller dan veel contacten buiten, bijvoorbeeld met haar collega auteurs met wie ze ergens steeds in competitie is. Gaandeweg komt alles op zijn kop te staan in het boek.

'Buiten is binnen en binnen is buiten (…) Woorden veranderen hier sneller dan buiten in parels, in ruwe schitterende diamanten omdat dat is wat eerlijkheid doet, echtheid, overgave.'


Het is menselijkheid die Katrien en Luc en de andere mannen met elkaar verbindt, niet de delicten. De gedetineerden zijn de eersten die zich bewust zijn van hun schuld; dat lees je terug in de hoofdstukken waarin gesprekken in de schrijfgroep worden beschreven. Fictie? Jazeker. Maar misschien is alles ook wel echt. Juist door de verschillende perspectieven te kiezen, en nergens te oordelen, of de vinger te wijzen, krijg je een realistisch beeld van het complexe leven in detentie. Zonder te vervallen in clichés als medelijden of stigmatisering of het zoeken naar schuldvraag. Dat kan alleen in een roman, omdat je in een roman die ander – een gedetineerde; een levenslanggestrafte bijvoorbeeld - kunt zijn. 

En kunt ervaren dat we niet zo verschillend zijn.

Ik wil afsluiten met een fragment van Luc. Een herinnering aan zijn tijd in de gevangenis in Veenhuizen, waar geen muren zijn maar hekken. Op een ochtend ziet hij een edelhert, op zo’n vijftien meter afstand van zijn cel.

'Het hert leek (…) bevroren, alsof ik hem op de een of andere manier gevangen hield met mijn blik en ingehouden adem, en alles om ons heen wegviel, ik kon bijna mijn hand op zijn vacht leggen en zijn warmte voelen, zijn hartslag die veel te snel ging voor zo’n imposant dier. Ik weet niet hoelang het moment duurde, voor mijn gevoel een eeuwigheid. Ineens keek hij op, recht in mijn gezicht. Ik zal het nooit vergeten. Die parmantige stervormige neus, de oren gespitst en die diepdonkerbruine glanzende ogen waarmee hij me aankeek. Iets zei me dat hij mij ook echt zag; dat we contact hadden. Zijn blik was intens melancholiek en goedmoedig, niet onschuldig of naïef, er lag een kennis en wijsheid in besloten die ouder en groter was dan wat ook, dan ik kon bevatten in ieder geval, maar geruststellend was het wel, ik was mijn lichaam, mijn lichaam was opgesloten in deze benauwde vooroorlogse cel, maar het deed er niet toe want ik was net zo goed het hert en de bomen en het gras en de wind en de grond en de kippen in de tuin en de vossen die zich schuil hielden in hun holen. Het was niet erg dat ik hier zou sterven want ik was alles en ik was niets en niemand kon me iets maken.'

Christine Otten, maart 2020

Open podium

In Open podium biedt Hebban een platform aan bekende en minder bekende auteurs. Een extra mogelijkheid om auteur en boek onder de aandacht te brengen (en te houden) in Hebban Newsroom. De bijdrage wordt doorgeplaatst in de populaire Hebban boekenapp. Bijdragen kunnen gemaild worden naar vandaag@hebban.nl onder vermelding van ‘open podium’. De redactie selecteert.



Bron: Christine Otten

Over de auteur

Hebban Crew

2542 volgers
0 boeken
0 favorieten
Hebban Crew


Reacties op: Open podium: Christine Otten

Gerelateerd

Over

Christine Otten

Christine Otten

Christine Otten (1961) brak in 2004 door met de grote roman De laatste dichters,...