Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Twee halve verhalen maken niet samen één heel

Anne-Claire Verham 04 juli 2020 Hebban Recensent
Het is en blijft een geweldig idee voor een verhaal: op de rand van een apocalyps ontwikkelen Amerikaanse wetenschappers grote AI-robots waarin kinderen geboren kunnen worden en vervolgens opgroeien. Het is de enige manier waarop de mensheid een dodelijke besmetting door een soort van virus kan overleven. Maar opgevoed worden de kinderen dan dus door de moederbot. Een kwestie die veel interessante filosofische, ethische, psychologische en pedagogische vraagstukken oproept, die moeiteloos passen binnen het nature versus nurture debat en de binnen sciencefiction lopende kwestie over de mate waarin je een vergevorderde AI kunt zien als menselijk of toch maar niet.

Het boek lezende kom je echter langzaam maar zeker tot de verrassende conclusie dat dergelijke vraagstukken niet aan auteur Carole Stivers zijn besteed. Zij is zelf van huis uit een echte bètawetenschapper; een biochemicus met ervaring in de medische diagnostiek. En vanuit die hoek heeft ze zelf meer interesse voor de wetenschappelijke en technische uitvoering van zaken dan voor de psychische en sociale gevolgen op de lange termijn. Iets dat zich in dit boek tot gevolg heeft dat ze twee verschillende verhaallijnen opzet bovendien.

De eerste verhaallijn, die de eerste helft van het boek in belangrijke mate domineert, draait namelijk om de betreffende apocalyps en hoe die tot stand komt. Daarbij krijgt de lezer al vrij snel een flinke dot wetenschappelijke termen voor de kiezen, die voor leken een behoorlijke leeshobbel kunnen vormen. Maar de kern is dat een in een lab geconstrueerd nannovirusding op ellendige wijze uit de hand loopt. Het verhaal daarover krijgen we grotendeels mee van binnenuit, dus bezien door de ogen van wetenschappers, militairen en politici die hierover gaan. Indrukken van de wereldwijde apocalyps komen maar sporadisch in het boek voor. Behalve dat het wel frappant is hoeveel overeenkomsten er toch zijn met onze huidige coronacrisis.

Extra jammer dus dat deze hele situatie in het tweede deel van het boek nauwelijks verder wordt uitgewerkt. Dat wringt zich met name rond de aanwezigheid van een groep Hopi indianen die immuun blijken te zijn. Veel meer dan een sympathieke toevoeging aan het boek worden deze mensen echter niet, met hun immuniteit wordt niks gedaan. Ook de postapocalyptische wereld krijgt maar weinig invulling, daar we grotendeels in de woestijn van de zuidwestelijke VS blijven hangen. Maar ja, een postapocalyptische situatie in iets dat toch al woestijn was is niet heel verrassend om over te lezen, al is het binnen dit verhaal een begrijpelijke en handige locatie.

De tweede verhaallijn draait om de moederrobots en de kinderen die ze grootbrengen. Daar wordt in principe ook in het eerste deel mee begonnen, waarbij veel aandacht wordt besteedt aan de manier waarop de bots worden gebouwd en geprogrammeerd. Dat geeft dan ook weer technische informatie, maar die valt mee en is redelijk goed te begrijpen. En uiteindelijk krijgen de moederbots een aantal originele toevoegingen mee, die hun in de basis wel interessant en vrij cool maken. Al blijken de bots als AI nog wat primitief en erg gestuurd door hun programmering. Dus wat te denken van hun opvoedkundige kwaliteiten?

Niet veel helaas, want we horen we maar heel weinig over de inmiddels geboren kinderen en hoe deze opgroeien. Met zevenmijlslaarzen rennen we door de eerste twaalf jaar van hun leven heen. Pardon? Ja, het is niet anders. Dit boek gaat daar gewoonweg niet over.

In het tweede deel komt het verhaal van de kinderen en hun opmerkelijke moeders wat meer tot leven. Totdat ze in ongeveer het laatste kwart zelfs een vrij spannend avontuur beleven als de moederbots plotseling dienst weigeren. Zowel de kinderen als enkele nog levende wetenschappers staan voor een raadsel. Uiteindelijk komt er dan tijdens de ontknoping toch nog iets los over de band tussen moeder en kind en die tussen mens en machine. En in alle eerlijkheid is dit deel van het boek leuk om te lezen, zolang je geen verdere verdieping verwacht.

Probleem blijft echter dat debuterend auteur Carole Stivers 'way over her head' gaat. Om twee van die op wetenschappelijke ideeën gebaseerde concepten te verwerken in één boek van 332 pagina’s is zelfs voor een ervaren auteur al niet te doen. Dat beide verhaaldelen dan onderbelicht blijven en er geen mooie eenheid uit komt rollen is logisch. De lezer blijft achter met een fraaie verzameling van ideeën en een boek dat nog volop in de steigers staat. Daar komt bij dat de schrijfster het zichzelf nog eens extra moeilijk maakt door veel te verspringen in tijd en een groot aantal vertelperspectieven te gebruiken. Dat maakt de opbouw van het boek nog vrij warrig ook.

Kortom, veel kritiek van mij op dit boek. En dan toch nog drie sterren. Waarom? Omdat ik een zwak heb voor veel van de ideeën in dit boek, omdat ik grote delen van het boek toch met plezier heb gelezen, omdat het einde me raakte en ik me daarna een stuk beter voelde over dit boek, omdat er een verschillende aansprekende personages in het boek zaten, omdat het Stivers best goed lukt om onwaarschijnlijk lijkende zaken waarschijnlijk te maken, omdat het boek toch aanzet tot nadenken over bepaalde kwesties.

Het is erg spijtig dat Carole Stivers zoveel kansen in De moedercode laat liggen. Er had beslist meer in gezeten. Het is echter niet zo’n boek waarvan ik maar wilde dat ik het niet gelezen had. Integendeel, ik had er juist meer van gewild.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Anne-Claire Verham