Meer dan 6,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Rondom Dao of Rondom Duintjer?

Ben Zondervan 17 april 2025
Rondom Dao
Rondom Dao of Rondom Duintjer? door Ben Zondervan
Een kritische bespreking van Woei-lien Chong’s trilogie over het daoïsme en de filosoof Duintjer naar aanleiding van Rondom Dao: De filosofie van Otto Duintjer als wegwijzer naar Lao Zi en Zhuang Zi. Eindhoven, Damon, 2025.
(Dit artikel is in een uitgebreidere vorm in drie delen verschenen in Civis Mundi Digitaal 155 van eind februari 2025; met in deel 1 een biografie van Otto Duintjer door Piet Ransijn en een vergelijking van de mystieke ervaringen van Duintjer en het daoïsme van Lao Zi en Zhuang Zi is opgenomen)
Inleiding
Otto Duintjer (1932-2020), o.a. hoogleraar filosofie aan de Universiteit van Amsterdam, kreeg in 1969 een diepe mystieke ervaring. In de daaropvolgende zoektocht naar verdieping door o.a. meditatie, heeft hij zich jaren gebogen over de vraag hoe hij deze ervaring onder kon brengen in de filosofie. Dit kwam o.a. tot uiting in zijn boeken Rondom Regels (1977), Rondom Metafysica (1988) en Onuitputtelijk is de Waarheid (2002).
Duintjer deed een poging zijn eigen mystieke ervaringen onder te brengen in een filosofisch kader via de boeken over het ‘Rondom’, maar verving dit begrip in het tweede boek grotendeels door ‘transcendente’ metafysica.
In zijn laatste boek, Onuitputtelijk is de Waarheid (2022) vervangt Duintjer het begrip ‘Rondom’ voor het begrip ‘Waarheid’: de (onuitputtelijke) waarheid van het transcendente veld. Wat is dan dat transcendente en waar bevindt het zich? In een ‘buitenhemelse streek... voorbij hemel en aarde’. Het is dus van een andere orde, een andere dimensie, ‘gans anders’, net als de Dao.
De filosofie van Duintjer is recent weer in de aandacht gekomen door de trilogie over het daoïsme van Woei-lien Chong: Filosofie met de Vlinderslag, Leren Laveren en Rondom Dao. Chong probeert de mystieke leer van Lao Zi en Zhuang Zi bij de filosofie onder te brengen via het ‘Rondom’ en de ‘Waarheid’ van Duintjer. Het laatste boek, Rondom Dao is eind januari 2025 verschenen. Chong ziet de begrippen ‘Rondom’ en ‘Waarheid’ zoals Duintjer deze omschrijft min of meer als synoniemen voor Dao zoals in de mystieke leer van Lao Zi en Zhuang Zi. In deze boekbespreking vindt u de conclusie van een vergelijking van mystieke uitspraken van Duintjer in vergelijking met mystieke uitspraken van Lao Zi en Zhuang Zi. Daarna een bespreking van de trilogie van Woei-lien Chong met nadruk op het laatste deel, Rondom Dao zoals deze in uitgebreide vorm is weergeven in Civis Mundi 155.

Conclusie over Duintjer en de Dao:
Na een vergelijking tussen de drie genoemde boeken van Duintjer en de trilogie van Chong is de conclusie dat er veel directe overeenkomsten zijn in de ervaringen van Duintjer en het vroege, mystieke, daoïsme. Beide benadrukken de spirituele leerweg van zelfonderzoek. In dit het artikel vindt u vele voorbeelden van vergelijkbare teksten van Duintjer, Lao Zi en Zhuang Zi.
Zoal hierboven al aangegeven begint Duintjer bij zijn boeken over het ‘Rondom’ met een poging tot inpassen van mystieke ervaring in de filosofie via de ‘transcendente’ metafysica. Hij eindigt er echter mee dat de filosofie door deze metafysica mensen met een mystieke ervaring meer houvast kan geven! Mijns inziens geeft hij echter met het zevende en laatste hoofdstuk van Rondom Metafysica, ‘Een Verhaal tot besluit’ aan dat het eigenlijk niet mogelijk is om zinvol over mystieke ervaringen te filosoferen.
Toch kan de filosoof Duintjer dit (net als Confucius) niet laten! In zijn laatste boek, Onuitputtelijk is de Waarheid, probeert hij het onbenoembare weer anders te benoemen, Waarheid i.p.v. Rondom of transcendentie. Maar ja, de Dao is nu eenmaal onbenoembaar:

De Dao is wijds, stromend, ademend,
Links, rechts, alomvattend
Hij verricht maar is onbenoembaar (DDJ H.34)


Rondom Dao, een kritische bespreking van de Dao-trilogie van Woei-lien Chong
In deze bespreking ga ik kort in op de beide eerste delen van de trilogie met meer aandacht voor het laatste deel. Een uitgebreidere bespreking van Rondom Dao vindt u in Civis Mundi 155 van februari 2025 bij Filosofie, Daoïsme.

Filosofie met de Vlinderslag is het eerste deel van Chongs trilogie over het daoïsme. Chong benoemt de mystieke ervaringsleer van Lao Zi en Zhuang Zi – de ‘leer zonder woorden’- tot ‘filosofie’ en besteedt daar zeer veel woorden aan.
In dit eerste deel beziet Chong de leer van Lao Zi vooral door de bril van de contemplatieve psychologie zoals uiteengezet door Han de Wit. Duintjer, prominent aanwezig in de beide andere delen, wordt hier slechts een enkele maal genoemd en in een aantal voetnoten. De nadruk ligt op de meditatieve teksten in de Dao Deh Jing en de Zhuangzi. Op P.58 en P.62 alleen al vindt u twee paragrafen over meditatie bij Lao Zi, resp. De ‘terugkeer naar het open bewustzijn’ en Meer aanwijzingen voor de meditatieoefening. “…in aforisme 52 (DDJ H.52) blijkt, dat het ervaren van het bewustzijn-als-zodanig de culminatie is van meditatieve oefeningen die worden aangeduid als ‘het dichtstoppen van de openingen’ en het ‘sluiten van de poorten’.” “Het bewustzijn onderbreekt tijdelijk het contact met de zintuiglijk waarneembare wereld om, zoals beschreven in Laozi 14 (DDJ H.14), meditatief terug te keren naar de ‘objectloze staat’.” (p.63). M.i. staat deze uitspraak haaks op de lichaamscultuur van het vroege daoïsme zoals Chong dat in de beide andere boeken van haar trilogie propageert.
Chong kan zich nog niet losmaken van het paradigma van het vroege daoïsme als politieke filosofie: “Maar zoals bekend is de Dao Deh Jing ook een handleiding voor het regeren van het rijk: Lao Zi wilde, net als andere filosofen … de toenmalige politieke elite ervan overtuigen dat zijn contemplatieve leer de sleutel was tot het ultieme politieke en bestuurlijke succes.” (p.76).
Maar Lao Zi was net als Zhuang Zi geen filosoof maar een Mysticus, meditatie-leraar, gezien de vele uitspraken over het ‘mysterie van de Dao’ en meditatie in de Dao Deh Jing. Denk ook aan de anti-filosofie in de vele gesprekken van Zhuang Zi met zijn vriend, de filosoof Huizi!
In het deel van dit boek waarin Chong Zhuang Zi en het op zijn naam staande boek de Zhuangzi behandelt staat onder meer een uitstekende uitleg in het vijfde hoofdstuk ‘Zhuang Zi’s diagnose van het bewustzijn’ over de ‘Kun-vis’ en de ‘Peng-vogel’. Ook o.a. de paragrafen in het tiende hoofdstuk over het ‘vasten van het hart’ en ‘zitten en vergeten’ zijn zeker de moeite waard.
Interessant zijn ook de teksten over het daoïstische begrip wuwei en de ontvangst daarvan in het Westen. Op wuwei kom ik in een apart kritisch artikel in een volgend nummer van Civis Mundi nog terug.
Een uitgebreide boekbespreking van de ‘Vlinderslag’ vindt u in Civis Mundi 95.

Leren Laveren
Het tweede deel van deze trilogie, Leren Laveren, is moeilijk leesbaar doordat Chong constant verwijst naar het eerste en het (indertijd nog niet verschenen) derde deel van deze trilogie. Het is alleen goed te lezen – te bestuderen - voor wie beschikt over alle drie de delen én de teksten van de Dao Deh Jing in een recente vertaling én de Zhuangzi bijvoorbeeld zoals vertaald door Kristofer Schipper. En daarnaast ook nog eens de drie boeken van Duintjer die in het eerste deel van dit artikel genoemd worden!
Het boek bevat een aantal paragrafen over Duintjers ‘Rondom’, terwijl deze nauwelijks genoemd wordt in de Vlinderslag. Chong geeft aan dat in de Zhuangzi ‘verschillende namen gebruikt worden voor de elementaire ruimte die Duintjer “het Rondom” noemt, o.a. “Hundun” en “Het centrum” (zhong yang). In zijn dialogen met zijn vriend de filosoof Huizi zet hij weer andere termen in, zoals “Nergensland”, en “Het Veld van de Wijde Wildernis”, die eveneens openheid en wijsheid suggereren. Al deze namen zijn omschrijvingen van de nu eenmaal onbenoembare Dao!
Ook hier weer wordt de nadruk gelegd op de politieke filosofie van Lao Zi en Zhuang Zi alsof deze adviseurs waren van de toenmalige heersers. En dat terwijl Zhuang Zi desgevraagd categorisch weigerde een positie aan het Hof te aanvaarden; zie de Zhuangzi H.17 V, VI en H.32 XII.
Schipper benadrukt al in de inleiding van zijn vertaling van de Zhuangzi: “Nergens in de geschriften vindt men aanwijzingen van politieke doeleinden of van een vorstelijk mecenaat, anders dan om er de gek mee te scheren.” Dezelfde afwijzing van politieke betrokkenheid geldt ook voor de daoïstische kluizenaars die de leer van Lao Zi mondeling doorgaven zoals door Jan de Meyer vermeld in De weg terug. Een uitgebreide bespreking van Leren Laveren staat in Civis Mundi 148.


Rondom Dao, De filosofie van Otto Duintjer als wegwijzer naar Lao Zi en Zhuang Zi
In het derde deel van deze Trilogie, Rondom Dao, gaat Chong dieper in op de ‘transcendente’ filosofie van Duintjer.

Voorwoord
Hierin vertelt Chong dat ze al in de in de Filosofie met de Vlinderslag ‘intensief gebruik maakte van Duintjers wijsgerige terminologie om het vroege daoïsme toegankelijk te maken.’ (p.11)
Verder stelt Chong dat het in de Filosofie met de Vlinderslag “helaas aan de ruimte ontbrak om in te gaan op Duintjers eigen filosofie.” (p.11). Ze beperkt zich in dat boek dan ook tot tien voetnoten en twee stukjes tekst, de terminologie van Duintjer komt nauwelijks aan de orde.
Chong stelt dat zowel de spirituele weg van Duintjer als het vroege daoïsme gekenmerkt worden door drie overeenkomstige uitgangspunten: een meditatieve inkeer, lichaamswerk en maatschappelijke betrokkenheid. Voor Duintjer is dat juist, maar voor wat betreft de leer van Lao Zi en Zhuang Zi heb ik mijn bedenkingen bij het lichaamswerk (Niets zien, niets horen, vasthouden aan je geest in stilte en je lichaam wordt vanzelf weer goed – Zhuangzi H.2 III) en maatschappelijke betrokkenheid; zie de DDJ H.77; uit deze tekst blijkt wel maatschappijkritiek, bijv. ‘De weg van de mensen bestaat eruit weg te nemen van hen die een tekort hebben ten bate van degenen die al in overvloed leven.’

Zhuang Zi en Duintjer onderscheiden beide het verschil tussen het ‘persoonlijke ik’ (‘de wereld der 10.000 dingen manifesteert zich tegelijkertijd met het persoonlijke ik, wo’) en het ‘oorspronkelijke ik’, het Zelf, het zijn als een (ongeconditioneerd) kind. Door het volgen van een spirituele weg kan dat ’kind’ weer bereikt worden (zie bijv. DDJ H.10).
Chong wijst erop dat ‘Wie vooral in het daoïsme is geïnteresseerd kan desgewenst volstaan met een cursorische lezing van Hoofdstuk 4,8 en 9.’ Na lezing blijkt echter dat H.4 vooral over regelgeleid gedrag gaat. H.8 en H.9 gaan over de filosofie van Kant. Vooral in H.6 komen ‘daoïstische’ uitspraken aan de orde.

Door het hele boek noemt Chong steeds weer biografische elementen over Duintjer. Voor een biografie van Duintjer verwijs ik u naar het artikel van Piet Ransijn over Duintjer in Civis Mundi 155. Een treffend citaat van Chong: “Duintjer maakte niet alleen een onderscheid tussen een voorpersoonlijke en een persoonlijke laag in de mens, maar hij stelt ook een diagnose, zowel van het individuele moderne bewustzijn, als de industriële samenleving als geheel; en tenslotte wijst hij wegen naar individuele en maatschappelijke zelfgenezing.” (p.53).
In een ‘eerste tussenstand’: Enkele inhoudelijke overeenkomsten met het daoïsme (p.54) over de overeenkomsten tussen Duintjer en het vroege daoïsme legt Chong weer de nadruk op ‘de centrale rol van het lichaamsgevoel op de spirituele leerweg’. Waar het gaat om het veranderende, meer open lichaamsgevoel door meditatie zullen Lao Zi en Zhuang Zi er geen probleem mee gehad hebben, maar lichaamsoefeningen zoals yoga, qigong en tai chi komen niet voor in hun oude geschriften. Mogelijk kwamen deze lichaamsoefeningen veel later mee met beoefenaren van Yoga uit India en/of met de verspreiding van het boeddhisme in China. Dat vond echter pas in de eerste eeuwen n.C. plaats, terwijl de oudste gevonden documenten met tekeningen van oefeningen gevonden zijn in het bekende graf in Mawangdui van rond 168 v.C.
Wat bedoelt Duintjer met spiritualiteit? ‘In plaats van je terug te trekken in een virtueel wereldje, word je uitgenodigd om steeds meer open te gaan voor het proces waarbij de werkelijkheid zich per moment aandient’ wat Duintjer het ‘manifestatiegebeuren’ noemt en het daoïsme (volgens Chong) ‘Dao’ of ziran, dat wat ‘vanuit zichzelf is zoals het is’. Spiritualiteit is dan synoniem met ‘levensbeaming’. (p.78).
“Het gaat niet om een god of geloof; niet-dualistisch; het gaat niet om streven naar verlichting; maar om de cultivering van het lichaamsgevoel via meditatie.” (om een vollediger mens te worden?).
Dit lichaamsgevoel lijkt niet echt overeen te komen met het volgende citaat uit de Zhuangzi:
Niets zien, niets horen, vasthouden aan je geest in stilte
En je lichaam wordt vanzelf weer goed
Wees stil! Wees zuiver! Mat je lichaam niet af! (Zhuangzi H.11 III)

De persoonlijke identiteit en het oorspronkelijke zelf
Volgens Duintjer is de persoonlijke identiteit niet ons ‘enige’ zelf. Dit is ontwikkeld binnen een veel grotere ruimte, het ‘oorspronkelijke zelf’ waarmee we geboren zijn. Duintjer doorbrak deze persoonlijke identiteit in 1969 tijdens uitredingservaringen. In mijn eerste deel van dit artikel, Duintjer en de Dao, is al aangegeven dat de boodschap was: ‘It’s all right’, ‘a feeling of being absolutely safe’. Zhuang Zi zou zeggen: ‘gedragen worden door de Dao’. (p.120). Lao Zi: “Volmaakte schoonheid en volmaakt geluk.” (Zie Deel 2 hierboven).
Hoe ontstaat deze ‘persoonlijke identiteit’ of ego? Door conditionering tijdens de opvoeding, door scholing etc. Hoe komen we daarvan af? Door een oefenweg, ‘door zowel de binding aan het ‘men’ als ‘aan het ego’ te overwinnen; ‘dan maken we positief ruimte voor de ontplooiing van het prealabele zelf’. (p.127).
Chong en Duintjer komen hier dicht bij de uitspraken van Lao Zi over het ‘zijn als een kind’:
Ik alleen ben rustig en kalm, zonder verlangen, als een pasgeboren kind dat zelfs nog geen glimlach geeft (DDJ H.20)
Behoud je Deh, je inzicht in de Innerlijke Kracht
Met permanent inzicht in de Deh
keer je terug tot de staat van het pasgeboren kind (DDJ H.28)

Chong: “Duintjer nam zijn uittredingservaringen juist heel erg ernstig, en wilde naar aanleiding daarvan wijsgerig duidelijk maken dat, ten eerste, het maatschappelijk dominante ervaringsveld van werkelijkheid eindig is, en ten tweede, dat er zich rondom dat veld een oneindig open ruimte bevindt.” Dit is m.i. te vergelijken met de eerste uitspraken van Lao Zi in de Dao Deh Jing:
Wees permanent zonder begeerte, dan ervaar je
het diepe mysterie van het niet-zijn (de Leegte) – de oneindige open ruimte
Ben je constant vervuld van verlangen, dan zie je
alleen de uiterlijkheden (de Vorm) – het maatschappelijk dominante ervaringsveld
Duintjer geeft aan “dat je bereid moet zijn dit ego prijs te geven, het te laten sterven.” (p.139).
In Zen wordt dat de “Grote dood” genoemd; Zenmeester Hakuin:
Als je niet wilt sterven sterf dan nu!
Als je eenmaal sterft, de Grote Dood sterft,
Verlicht bent, de Dao hebt verworven,
in eenheid verkeert met de Dao, sterf je nooit weer! (Zie De Zenmeester die blafte tekst 74)
In de Zhuangzi zegt Ziqi van de Zuiderwal:
‘Dat is zo’, zei Ziqi, ‘Mijn zelf heeft mijn ego ten grave gedragen!’
“Duintjer noemt deze ommekeer… een ‘bekering of ‘tweede geboorte’. (p.140).
Maatschappelijke transformatie: in een aantal paragrafen behandelt Chong de volgens Duintjer noodzakelijke ‘maatschappelijke transformatie’. Daarvoor zijn nodig: 1. Een zeer efficiënt productie- en distributiesysteem 2. Gebaseerd op de grootst mogelijke solidariteit 3. Een zodanige levenshouding bij de deelnemers dat die genoegen nemen met het basaal noodzakelijke aan arbeid en consumptie.
Denkt Duintjer hierbij aan het kloosterleven, het utopisme of aan het marxistische communisme? Chong geeft niet aan waar een dergelijke transformatie bij Lao Zi of Zhuang Zi te vinden zou zijn.

De ‘Buik’
“Tijdens zijn out-of-body experiences, vertelde Duintjer aan Chong, bevond hij zich in een oneindig grote ruimte die tegelijkertijd samenviel met het kleinste punt. Dit kleinste punt zit in je buik”. Chong geeft terecht aan dat dit overeenkomt met Lao Zi die leerde om ‘het centrum te bewaren’, waarmee hij de buik bedoelde, of preciezer gezegd het energiecentrum in de buik dat in het latere daoïsme de dantian genoemd wordt. Je buik is het centrum van de alom aanwezige zone die zowel Duintjer als Zhuang Zi ‘het onuitputtelijke noemen’.” (p.148). Al in het derde hoofdstuk van de Dao Deh Jing wordt de ‘buik’ genoemd:
De Wijze beoefent op een natuurlijke manier
een helende methode van beheersing (van het Zelf)
Hij leegt zijn 'Hart', zijn denken/voelen, vult de 'buik',
verzwakt begeerte, versterkt zijn botten (DDJ H.3)

Duintjer en de wijzen uit het Oosten
Chong geeft aan dat Duintjer in begin ’70 in contact kwam met de Oosterse spiritualiteit, o.a. door zijn yogaleraar, met de Advaita vedanta en de Franse mysticus en yogaleraar leraar Jean Klein. Hij las werken van Ramana Maharshi, Nisargadatta e.d. Hij werd aangetrokken door de eenvoud en radicalisering in het proces van zelfonderzoek. Later betreurde hij de autoriteit bij sommige goeroes.
Andere ervaringswijzen
In de paragraaf Het elementaire getuigebewustzijn geeft Chong aan dat Duintjer in Hints verwijst naar de Dao Deh Jing als hij het heeft over ‘Allesomvattende en Onuitputtelijke Werkelijkheid’: “De diverse spirituele tradities van de mensheid hebben deze sfeer allerlei namen gegeven, en de Daodejing noemt het Dao” (p.261) – de eerste aanwijzing dat Duintjer kennis heeft genomen van Lao Zi? Duintjer stelt in Hints: “Meditatie is een praktische weg om ermee in contact te komen: dan wordt er even niet geïnterpreteerd, maar alleen geregistreerd wat er zich voordoet: je neemt er kennis van, laat het liefdevol tot je gewaarzijn toe, vooralsnog zonder oordeel, zoals in je kindertijd. Wanneer je daarbij ook je lichaam ervaart als doorstromend geheel, kan je getuigebewustzijn een doorgang worden naar het kosmische Bewustzijn.” Chong: Dat nu is de ‘mysterieuze eenwording’, de ‘Grote Doorstroom’ waar Lao Zi en Zhuang Zi over spreken. In de laatste paragraaf van H.12 stelt Chong dat Duintjer: “adviseert om weg te blijven van meditaties die ernaar streven om de opwaartse, hemelgerichte stroom veel sterker te ontwikkelen dan de neerwaartse, aardegerichte stroom.” (p.266)

Het laatste hoofdstuk van dit boek, Daoïst aan de Amstel, is te zien als een nabeschouwing van de trilogie.
Chong: “We hebben gezien, dat de bijnaam “Nederlandse daoïst’ inderdaad goed past bij Otto Duintjer”. (p.267). Het geven van een naam is juist beperkend volgens Lao Zi en Zhuang Zi:
De naam waarmee iets benoemd wordt is niet het ware ‘ding’ (DDJ H.1)
“Zhuang Zi gelooft niet in namen. Men mag hem noemen zoals men maar wil: ‘Zhuang Zhou’ of ‘paard’ of ‘rund’. (Schipper in de inleiding op Zhuang Zi, de volledige geschriften).
Toch is het wel begrijpelijk dat Chong Duintjer deze ‘erenaam’ toekent; zoals in Deel 1 van dit artikel blijkt zijn er erg veel overeenkomsten tussen de weergave van de mystieke ervaringen van Duintjer en uitspraken van Lao Zi en Zhuang Zi.
Chong vervolgt terecht: “Weliswaar ontwikkelde Duintjer zijn filosofie op basis van zijn grondige kennis van de Europese wijsbegeerte, met name Kant, Heidegger en de taalfilosofie, maar achteraf kunnen we constateren dat ze ook, zowel formeel als inhoudelijk, interessante raakvlakken heeft met het vroege daoïsme van Lao Zi en Zhuang Zi.” (p.267).
“Duintjer heeft ons een wijsgerige terminologie aangereikt die ons wegwijs maakt op de weg naar de allesomvattende ruimte, de mysterieuze en onuitputtelijke Bron, die alle kaders voortbrengt en draagt.” (p.279). Dat lijkt in tegenspraak met wat Duintjer hierover zelf stelt: “de studie van de filosofen is toch dikwijls een intellectueel ‘transcenderen’ in gedachten”. (Rondom Metafysica P.101).
Conclusie
Chong stelt terecht dat er een sterke overeenkomst is met de weergave van Duintjer van zijn mystieke ervaringen met het vroege daoïsme van Lao Zi en Zhuang Zi. Dat wordt ook weergegeven in Deel 1 van dit artikel over Duintjer en de Dao hierboven.
Maar daarna negeert ze de stelling van Duintjer in Rondom Metafysica dat de filosofie niet meer kan pretenderen dan het verhelderen van deze ervaringen. Ze gaat een stap te ver door eerst Duintjer een daoïst te noemen en daarna de verder uitgebouwde filosofie qua lichaamswerk en maatschappelijke verantwoording als ‘daoïstisch’ te benoemen.
Duintjer deed vooral in zijn boeken over het Rondom een poging zijn mystieke ervaringen onder te brengen in de filosofie waarbij zijn begrip Rondom te vergelijken is met Dao (zie zijn boek Rondom Regels). Daarna volgde een tweede poging in Rondom Metafysica. Daarbij was zijn conclusie dat de ‘transcendente metafysica’, de mystiek, niet onder te brengen is in een filosofisch begrippenkader. Hij sluit dat boek dan ook af met enerzijds te stellen dat de filosofie hooguit een verhelderend kader kan aanbieden voor mystieke ervaring, anderzijds met een ‘verhaal’ in de stijl van Zhuang Zi over de mystieke zienswijze op de gewone wereld.
Chong houdt echter vast aan het filosofisch kader wat Duintjer in 1988 in eerste instantie verlaten heeft en werpt zich vooral op de filosofie van Rondom Regels en het ook in 1988 verschenen boek van Duintjer De Onuitputtelijke Waarheid. Ook het latere Hints voor een diagnose wordt door haar gebruikt om de mystiek van het vroege daoïsme van Lao Zi en Zhuang Zi in een filosofisch kader te wringen. Chong laat het politieke element van ‘Lao-Zhuang’ in haar eerste twee boeken nu blijkbaar los in Rondom Dao. Wel gaat ze in op vormen van ‘lichaamsgerichte werken’ zoals qigong die ik bij Lao Zi noch Zhuang Zi, noch bij de daoïstische kluizenaars die deze mystieke leer doorgaven heb kunnen constateren. Datzelfde geldt voor de contemplatieve omwenteling in de maatschappij die bij Duintjer aan de orde komt en door Chong verder wordt uitgewerkt.
Het zal de lezer duidelijk zijn dat Chong en de schrijver van deze bespreking verschillende paradigma’s hanteren: Chong ziet het vroege daoïsme van Lao Zi en Zhuang Zi als politiek-filosofisch, ondergetekende als mystiek-meditatief. Chong volgt de ‘academische sinologie’; Kristofer Schipper is een van de weinige sinologen die daar een sterk vraagteken bij zette:
“De beoefening van de Meditatie is het uitgangspunt van de gedachtewereld van de Laozi/Dao Deh Jing en het Daoïsme in het algemeen” (in Lao Zi, het boek van de Tao en de innerlijke kracht, p.203)
Ook beschouwen de mystici uit het verleden en heden (zoals de eerste Chinese zenmeesters, zenmeester Graf Dürckheim, Wu Wei Wu, Osho, Ramesh Balsekar, Eckhart Tolle) de leer ‘zonder woorden’ van Lao Zi en Zhuang Zi zonder meer als mystiek.
Maar zoals Lao Zi het al stelde:
De Wijze zorgt ervoor dat hij als mens permanent zonder kennis en verlangen is,
(Hij let erop dat geleerdheid hem niet overmant) (DDJ H.3)
Als je de woorden van een Wijze gaat bewerken
krijg je (opper)priesters, geleerde filosofen en theologen
Grootse woorden dien je niet te bewerken. (DDJ H.28).
Deze nadruk op het vermijden van geleerdheid mist zowel in de boeken van Duintjer en Chong als in dit artikel. Een zenmeester zou zeggen: “Kop dicht en ga zitten!”
Wat mij vooral verbaast is dat Chong nergens aangeeft dat ze Duintjer gewezen heeft op de Dao Deh Jing en de Zhuangzi en/of deze met hem besproken heeft. Echt een gemis!
Het eerste deel van deze trilogie, Filosofie met de Vlinderslag, kan ik geïnteresseerden in het daoïsme zeker aanbevelen (alhoewel de leer van Lao Zi en Zhuang Zi over mystiek gaat en niet zozeer over filosofie). De beide andere boeken zijn voor de leek minder goed leesbaar, wel interessant natuurlijk voor diegenen die geboeid worden door Duintjer en de poging mystiek in de filosofie te integreren.

Ben Zondervan, auteur van o.a. De Oorspronkelijke Mystieke Wijsheid van de Dao Deh Jing en De Zenmeester die blafte

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Ben Zondervan