Lezersrecensie
Meer dan alleen institutioneel racisme
“Als Beale Street kon praten” (1974) is de vijfde roman van James Baldwin (1924 -1987). Net als in veel van zijn voorgaande romans, verhalen, toneelstukken en essays is het centrale thema in “Als Beale Street kon praten” het leven van de zwarte bevolking in de Verenigde Staten in een tijd dat institutioneel racisme nog welig tiert waardoor het hoofdzakelijk voor zwarte mannen lastig zo niet onmogelijk wordt gemaakt om een ‘gewoon’ leven te leiden. Dit thema en daarmee het hele oeuvre van Baldwin is nog steeds actueel en zorgt nog steeds voor grote en kleinere controverses.
Een van de kleine controverses is de keuze in 2018 van Uitgeverij De Geus bij de vertaling van Harm Damsma van “Als Beale Street kon praten”. In de colofon van het boek geeft de uitgever expliciet aan het woord ‘white’ niet zoals de vertaler doet te vertalen met ‘blank’, maar met ‘wit’. Als argument hiervoor geeft de uitgever dat “het probeert recht te doen aan de auteur in de taal van Nederland van nu, met inclusiviteit als uitgangspunt”. Ik volg de uitgever in deze niet, want het gaat bij Baldwin de hele tijd over het gebrek aan inclusiviteit, niet alleen in de samenleving, maar ook in de taal. Bovendien zorgt de term ‘blank’ voor een directe associatie, bij mij toch, met de in het Zuid-Afrikaans geschreven en tijdens de apartheidsjaren overal in Zuid-Afrika te vinden bordjes in de openbare ruimte “slegs vir blankes”. De redenen waarom vertaler Damsma de voorkeur geeft aan ‘blank’ staan in de (bijna) gelijktijdig verschenen vertaling van Baldwin’s “Niet door water, maar door vuur”. Damsma’s argumentatie komt neer op het feit dat ‘blank’ beter past bij zowel de tijd waarin het verhaal zich afspeelt én bij het taalgebruik van Baldwin.
Nog minder controversieel, maar wel weer een misser van de uitgeverij is een deel van de tekst op de achterkant van het boek: “Harlem, begin jaren zeventig, de tijd van Aretha Franklin en Ray Charles”. Ray Charles? Begin jaren zeventig (1970 – 1973) was de 13e plaats de hoogste notering voor een single van Ray Charles in de Billboard R&B hitlijst. Aretha Frankin had zeven (!) nummer één noteringen in die periode. Niet echt de tijd van Ray Charles, die lag meer in de periode 1959 – 1962 waarin hij zes nummer één hits had in de Billboard R&B hitlijsten. Deze misser van de uitgeverij is een voorbeeld van een gebrek aan interesse, een gebrek aan respect (en zong daar Aretha Franklin niet over?) en onverschilligheid en laat het net dergelijke (institutionele) tekortkomingen in de Amerikaanse samenleving zijn waar Baldwin tegen ageert.
In heel zijn oeuvre en dus ook in “Als Beale street kon praten” verwijst Baldwin naar de cultuur van de zwarte bevolking in de Verenigde Staten, voor een deel met het doel zijn lezers iets bij te brengen over de zwarte cultuur in de Verenigde Staten.Zo is de titel van het boek een regel uit het blues nummer “Beale Street Blues” van de zwarte componist W.C. Handy (1873 – 1958). Handy wordt algemeen gezien als een van de grondleggers van de bluesmuziek. Wetende dat Beale Street dé zwarte uitgaansstraat is in Memphis en de roman zich in New York afspeelt, lijkt dit in eerste instantie een vreemde keuze als titel voor de roman. Is het een referentie naar "The Great Gatsby", de in New York afspelende roman van F. Scott Fitzgerald waarin het nummer "Beale Street Blues" gespeeld wordt op een kantelmoment in de roman? Wel heel erg vergezocht.
De keuze wordt al minder vreemd en vergezocht wanneer we het beschouwen als een eerbetoon aan W.C. Handy, die net als Baldwin een vader (bij Baldwin een stief vader) had die zijn zoon het liefst dominee had zien worden. Beide zoons kozen met succes voor een heel andere carrière.
De rol van vaders is een belangrijke in het verhaal van “Als Beale Street kon praten”. Wanneer de 19 jarige Tish zwanger wordt van haar 22 jarige vriend/verloofde Fonny en Fonny ten onrechte opgepakt wordt voor de verkrachting van een blanke vrouw, zijn het de vaders die aangespoord door hun echtgenotes er alles aan doen om het leven van Tish en Fonny weer in goede banen te leiden. De positie en de rol die Baldwin beide vaders geeft is een niet eens zo heel impliciete kritiek van Baldwin op het stereotype beeld in die jaren (en nog steeds?) van de zwarte vader die hoofdzakelijk ‘uitblinkt’ in het zich niet bemoeien met opvoeding en andere vormen van ondersteuning van zijn kinderen en vrouw.
De rol die de beide vaders oppakken en het institutionele racisme waarmee Tish, Fonny en alle andere zwarten dagelijks mee te maken hebben zijn de twee hoofdthema’s in “Als Beale Street kon praten”. Dit dagelijkse racisme blijft schokkend om te lezen, zeker in het besef dat er sinds de jaren zeventig nog niet zo heel veel verbeterd is in de Verenigde Staten en dat het bij ons in de Lage Landen niet zo heel veel beter gaat. Het knappe van Baldwin is dat het hem gelukt is om ondanks de politieke thema’s van “Als Beale Street kon praten” geen politieke roman te maken. De liefdesgeschiedenis van Tish en Fonny is en blijft centraal staan in deze roman, maar het zijn de politieke en maatschappelijke omstandigheden voor zwarte jongeren opgroeiend in het (liberale?) New York die het helaas politiek maken.
Het verhaal wordt grotendeels verteld vanuit het perspectief van en/of door Tish. Baldwin doet dit van begin tot einde met overtuiging. Tish worden geen woorden, gedachten, conclusies in de mond gelegd die niet passen bij een 19 jarige jonge vrouw. De (on)zekerheden, twijfels, oprechte overtuigingen, frustraties, liefde van Tish blijven daardoor oprecht en geloofwaardig en zorgt ervoor dat het verhaal ook een vlot ritme heeft. Het sterkste aan “Als Beale Street kon praten” is dan ook de manier hoe Baldwin de ontwikkeling van Tish van laat puberaal meisje tot volwassen vrouw beschrijft. Helaas en onvermijdelijk gaat de aandacht ook van de hedendaagse lezer toch vooral uit naar het (institutioneel) racisme.
Een van de kleine controverses is de keuze in 2018 van Uitgeverij De Geus bij de vertaling van Harm Damsma van “Als Beale Street kon praten”. In de colofon van het boek geeft de uitgever expliciet aan het woord ‘white’ niet zoals de vertaler doet te vertalen met ‘blank’, maar met ‘wit’. Als argument hiervoor geeft de uitgever dat “het probeert recht te doen aan de auteur in de taal van Nederland van nu, met inclusiviteit als uitgangspunt”. Ik volg de uitgever in deze niet, want het gaat bij Baldwin de hele tijd over het gebrek aan inclusiviteit, niet alleen in de samenleving, maar ook in de taal. Bovendien zorgt de term ‘blank’ voor een directe associatie, bij mij toch, met de in het Zuid-Afrikaans geschreven en tijdens de apartheidsjaren overal in Zuid-Afrika te vinden bordjes in de openbare ruimte “slegs vir blankes”. De redenen waarom vertaler Damsma de voorkeur geeft aan ‘blank’ staan in de (bijna) gelijktijdig verschenen vertaling van Baldwin’s “Niet door water, maar door vuur”. Damsma’s argumentatie komt neer op het feit dat ‘blank’ beter past bij zowel de tijd waarin het verhaal zich afspeelt én bij het taalgebruik van Baldwin.
Nog minder controversieel, maar wel weer een misser van de uitgeverij is een deel van de tekst op de achterkant van het boek: “Harlem, begin jaren zeventig, de tijd van Aretha Franklin en Ray Charles”. Ray Charles? Begin jaren zeventig (1970 – 1973) was de 13e plaats de hoogste notering voor een single van Ray Charles in de Billboard R&B hitlijst. Aretha Frankin had zeven (!) nummer één noteringen in die periode. Niet echt de tijd van Ray Charles, die lag meer in de periode 1959 – 1962 waarin hij zes nummer één hits had in de Billboard R&B hitlijsten. Deze misser van de uitgeverij is een voorbeeld van een gebrek aan interesse, een gebrek aan respect (en zong daar Aretha Franklin niet over?) en onverschilligheid en laat het net dergelijke (institutionele) tekortkomingen in de Amerikaanse samenleving zijn waar Baldwin tegen ageert.
In heel zijn oeuvre en dus ook in “Als Beale street kon praten” verwijst Baldwin naar de cultuur van de zwarte bevolking in de Verenigde Staten, voor een deel met het doel zijn lezers iets bij te brengen over de zwarte cultuur in de Verenigde Staten.Zo is de titel van het boek een regel uit het blues nummer “Beale Street Blues” van de zwarte componist W.C. Handy (1873 – 1958). Handy wordt algemeen gezien als een van de grondleggers van de bluesmuziek. Wetende dat Beale Street dé zwarte uitgaansstraat is in Memphis en de roman zich in New York afspeelt, lijkt dit in eerste instantie een vreemde keuze als titel voor de roman. Is het een referentie naar "The Great Gatsby", de in New York afspelende roman van F. Scott Fitzgerald waarin het nummer "Beale Street Blues" gespeeld wordt op een kantelmoment in de roman? Wel heel erg vergezocht.
De keuze wordt al minder vreemd en vergezocht wanneer we het beschouwen als een eerbetoon aan W.C. Handy, die net als Baldwin een vader (bij Baldwin een stief vader) had die zijn zoon het liefst dominee had zien worden. Beide zoons kozen met succes voor een heel andere carrière.
De rol van vaders is een belangrijke in het verhaal van “Als Beale Street kon praten”. Wanneer de 19 jarige Tish zwanger wordt van haar 22 jarige vriend/verloofde Fonny en Fonny ten onrechte opgepakt wordt voor de verkrachting van een blanke vrouw, zijn het de vaders die aangespoord door hun echtgenotes er alles aan doen om het leven van Tish en Fonny weer in goede banen te leiden. De positie en de rol die Baldwin beide vaders geeft is een niet eens zo heel impliciete kritiek van Baldwin op het stereotype beeld in die jaren (en nog steeds?) van de zwarte vader die hoofdzakelijk ‘uitblinkt’ in het zich niet bemoeien met opvoeding en andere vormen van ondersteuning van zijn kinderen en vrouw.
De rol die de beide vaders oppakken en het institutionele racisme waarmee Tish, Fonny en alle andere zwarten dagelijks mee te maken hebben zijn de twee hoofdthema’s in “Als Beale Street kon praten”. Dit dagelijkse racisme blijft schokkend om te lezen, zeker in het besef dat er sinds de jaren zeventig nog niet zo heel veel verbeterd is in de Verenigde Staten en dat het bij ons in de Lage Landen niet zo heel veel beter gaat. Het knappe van Baldwin is dat het hem gelukt is om ondanks de politieke thema’s van “Als Beale Street kon praten” geen politieke roman te maken. De liefdesgeschiedenis van Tish en Fonny is en blijft centraal staan in deze roman, maar het zijn de politieke en maatschappelijke omstandigheden voor zwarte jongeren opgroeiend in het (liberale?) New York die het helaas politiek maken.
Het verhaal wordt grotendeels verteld vanuit het perspectief van en/of door Tish. Baldwin doet dit van begin tot einde met overtuiging. Tish worden geen woorden, gedachten, conclusies in de mond gelegd die niet passen bij een 19 jarige jonge vrouw. De (on)zekerheden, twijfels, oprechte overtuigingen, frustraties, liefde van Tish blijven daardoor oprecht en geloofwaardig en zorgt ervoor dat het verhaal ook een vlot ritme heeft. Het sterkste aan “Als Beale Street kon praten” is dan ook de manier hoe Baldwin de ontwikkeling van Tish van laat puberaal meisje tot volwassen vrouw beschrijft. Helaas en onvermijdelijk gaat de aandacht ook van de hedendaagse lezer toch vooral uit naar het (institutioneel) racisme.
3
Reageer op deze recensie