Meer dan 5,4 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Licht is overal.

Jos Bours 23 augustus 2023
Hij drukt je er in tot je bijna geen adem meer krijgt. Ontsnappen is onmogelijk. De loopgravenmodder. De rotzooi. De stank van pis en angstzweet. De menselijke smeerlapperij die oorlog is. Die dan daarna vakkundig wordt weggeplamuurd door het Theater der Herinneringen. Onberispelijk gemaaide herinneringsvelden. Herdenkingen die niet zonder militair vertoon kunnen alsof trompetgeschal achteraf nog iets kan goedmaken. Zalvende redevoeringen, alsof de wond ooit dicht zou kunnen gaan. Merkwaardige gedichten over Flanders fields die worden verkocht als een vredesgedicht, maar dat helemaal niet zijn.

Ja, hij drukt je er diep in en ontsnappen is onmogelijk.
U bent gewaarschuwd.
Hij, dat is zij. Meryem die op zoek gaat. Naar de kunstenaar Käthe Kollwitz en haar moederlijk verdriet. Ze heeft haar jongste zoon Peter tegen de zin van haar man, als oorlogsvrijwilliger naar Flanders Fields laten gaan. Een raadselachtig besluit van de overtuigde Sociaal Democrate. De jongen sneuvelt meteen. Wat rest is een niet meer goed te maken spijt.
Net als Meryem een niet meer goed te maken spijt heeft over haar gedrag ten opzichte van haar moeder en vooral van haar vader. Käthe probeert die spijt en schuld te verwerken in een beeldhouwwerk, Meryem klampt zich vast aan de magische wereld van Istanbul, aan het meisje van toen, in witte kleren met een strik op haar rug, aan de kamer van haar ouders met de boeken die daar staan. In de boeken leeft hun wereld. In het beeldhouwwerk Treurend Ouderpaar van Käthe blijft haar zoon leven. Maar het is niet voor niets dat het bijna 18 jaar duurt voor dat beeldhouwwerk haar lukt.

Ik denk dat de meesten van u zijn boeken hebben gelezen. Bitterdagen. Pleisterplaats Belleville. Genoeg geweest.
Geschreven door een auteur die geen compromissen wil sluiten met de primaire woede in zichzelf. Woede tegen wat de machtigen de onmachtigen aandoen. En wat de onmachtigen met zich laten doen, zich laten inpakken en be-propaganderen, zo dat ze met foute vlaggen gaan zwaaien en zelfs vier jaar lang op elkaar gaan schieten.
“Absurdisme is het vaandel van de mensheid.” schrijft hij in de taal die zo kenmerkend is voor hem. Die taal is rijk, guirlandesk en diep doorvoeld. Zoals Vlamingen en Limburgers kunnen schrijven.
Mag er van calvinistische taalscherpslijpers geen mus zonder betekenis van het dak vallen, moet het aantal bijvoeglijke naamwoorden tot een minimum worden beperkt en heerst er het show don’t tell-dogma, in zijn verhalen stuiven woordveren en - veertjes in het rond en buitelen associaties en taalvondsten ongeremd over elkaar. Schijnbaar chaotisch, als het leven zelf dus, dat je geen artistieke dwangstructuren kunt opleggen zonder teveel weg te laten.

Hoor hoe hij het terugkerende Duitse leger beschrijft na de nederlaag in 1918. Als
“… trieste overlevenden. De dood sprak uit hun trage gang, de desolate blik, het moedeloos gebogen hoofd. Zelden vormden horden mensen zulke naargeestige colonnes. Karavanen van smart, noemde een reporter het. Kettinggangers, in jeugdige bloei geknakt, voor het leven getekend.”

Ik noteerde zinnetjes puur taalgeluk:
Het Ieper van nu is een jonge vrouw die de verschoten jas van oma draagt
Het is onzinnig in de hel over vrede te praten
Ze schreeuwden leuzen waarvoor je van je moeder een draai om de oren kreeg
De geruststellende zuiverheid van de minimalistische monotonie
Graffiti als meeldauw over de mortellaag.

Ja. Ik heb me in de 500 pagina’s laten onderdompelen. En soms heb ik hardop geroepen. Wat?! Echt waar?
Käthe, wat doe je nou toch?
Dat heeft te maken met het volgende. Vorig jaar heb ik een boekwerk gepresenteerd over diezelfde tijd: Opeens geen grenzen meer. Een onderzoek naar wat Duitse jonge mánnen heeft bewogen tot zoveel geweld en steun aan een misdadig regime. Hoe verwerkte hun binnenwereld de buitenwereld? In mijn onderzoek trof ik merkwaardige dingen aan. Bijvoorbeeld over de houding van mannen in de SPD, de Duitse sociaal democratische partij. Denk je op de eerste plaats als een sociaaldemocraat of voel je als een Duitser? vraag ik me in mijn boek af.
De SPD was altijd tegen de oorlog. Op 3 augustus 1914 was er een vergadering waarin de Rijksdagfractie zou gaan stemmen over de oorlogskredieten. Uit alle uithoeken van het Rijk haastten SPD-afgevaardigden zich naar Berlijn. Er zijn getuigenissen bekend van afgevaardigden die tegen wilden stemmen, maar die op de stations onderweg zo veel vaderlandslievende Kriegsbegeisterung aantroffen, dat ze uiteindelijk hun besluit veranderden en vóór de oorlog stemden. De fractievoorzitter verklaarde in de Rijksdag:
‘In der Stunde der Gefahr wollen wir das Vaterland nicht im Stich lassen’ (In dit gevaarlijke uur laten we het vaderland niet in de steek).
Maar niet iedere socialist was blij: Rosa Luxemburg belandde in een niet te stoppen huilbui en dacht aan zelfmoord. In het buitenland dacht men eerst nog dat het SPD-besluit fakenieuws was. En ik dacht altijd dat de fervente sociaaldemocraat Käthe Kollwitz net als Rosa Luxemburg fervent tegen de oorlog was. En dat is ze ook. Maar ze is ook moeder van twee kinderen.
Käthe en Karl hebben twee zonen. Hans moét in dienst maar Peter wíl naar het front. Als vrijwilliger. Vader is mordicus tegen. Moeder twijfelt.
En dan ontrafelt de auteur haarfijn de psychologische communicatiepatronen in het gezin.

“Maar Peter heeft het zich in de kop gezet, het is zo met zijn vrienden afgesproken, een ‘eed’ hebben ze gezworen. Eindelijk een hoger doel, een vluchtroute uit de dagelijkse sleur, weg met dat lullige gevoel van nutteloosheid. Dit is waar ze op gewacht hebben: hun moment van glorie. Nu kunnen ze laten zien waartoe ze in staat zijn, hoe groot hun eerzucht is. Stoïcijns laat hij de argumenten van zijn vader van zich afglijden, hij volhardt in koppig zwijgen. Nee, dan zijn moeder. Daar valt wat te halen. () Steeds wendt hij zich tot zijn moeder om hulp. Käthe kent haar zoon en weet dat het vergeefse moeite is om hem op andere gedachten te brengen en hij wéét dat zij dat weet. En wat hij ook weet: dat ze het niet op de spits zal drijven, liefst conflicten uit de weg gaat, dat ze eraan hecht dat hij zelf beslist en dat ze hem uiteindelijk zal steunen. Ze kan het niet uitstaan dat er een schisma dreigt. Dat heeft hij prima ingeschat. Ze springt voor hem in de bres en spreekt indringend met Karl. Als Peter een offer wil brengen, dan is dat zijn goed recht. Uiteindelijk haalt ze Karl over de vereiste handtekening te zetten en hem te laten gaan.
Ze schrijft dat ze het gevoel heeft dat haar jongens zullen sterven, maar tevens over de geest van vernieuwing en verandering die in de lucht hangt. Ze rept van de optie ‘vrij offeren’: je belangeloos voor een ideaal inzetten.”

‘Vrij offeren’.
“Een geest van vernieuwing en verandering die in de lucht hangt?
Maar Käthe, wat zeg je me nou toch allemaal???

En dan hebben we nog lang niet alles gehad, want op een gegeven moment hangt ze zelfs de keizerlijke vlag uit; de verfoeide vlag van de reactionaire onbenul die haar vanaf het prille begin van haar kunstenaarschap de voet heeft dwarsgezet.
Kortsluiting in haar hoofd misschien? De schrijver vraagt zich: hoe komt ze in hemelsnaam aan dat dundoek, waaraan voor de oorlog iedere rechtgeaarde sociaaldemocraat zijn kont afveegde? Toch is hij niet hard over haar. Uitgebreid beschrijft hij ook haar twijfel en huilbuien. Hij heeft mededogen.
“Wanneer moet je voor iets staan, wanneer moet je wijken?” Dat is de vraag die Peter Lenssen de lezer voortdurend stelt.

Ik wist wel iets van wat zich daar in die westhoek van Vlaanderen heeft afgespeeld. Ik las onlangs weer eens Im Westen nichts neues. Maar er is ook de biografie over Westhoeker Stijn Streuvels. En de roman de vermaledijde vaders van Monika van Paemel. Daar las ik ergens het zinnetje dat ik nooit vergeten ben: Dwazen zijn wij, die men het lachen niet kan afleren.
En zo is het.

Met een vergelijkbare zin sluit Peter zijn verhaal. En dat is op de een of andere manier een opluchting. Omdat het wáár is. Zoals zoveel in dit boek wáár is.
“Licht is overal”, herhaalde ze. ”Licht is overal.”

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Jos Bours