Laten we Grimbert opgeven
Alweer drie jaar lang is uitgeverij Luitingh Sijthoff het verzamelde werk van de Franse fantasyschrijver Pierre Grimbert de Nederlandse markt op aan het jagen. Het tempo is wat afgenomen: vertaalster Margreet van Muijlwijk lukte het de eerste serie van vier boeken binnen een jaar in de Nederlandse boekwinkels te krijgen, terwijl er bij de huidige serie, De kinderen van Ji, zowaar bijna een jaar tussen de eerste twee delen zat. Deel 2, De barbarenkoningin, verscheen afgelopen juni – en is het meest teleurstellende werk van Grimbert tot nu toe.
In het vorige deel, Het vergeten testament, hebben de kinderen van Ji te horen gekregen dat één van hen de Tegenstander is die de demon Duyster kan verslaan. De barbarenkoningin uit de titel, Che’b’ree, heeft een kind gekregen met Saat, de tovenaar die Duyster heeft gecreëerd. Ze is vol spijt van haar daden sinds Lana, één van de erfgenamen van Ji uit de eerste serie, haar leven en dat van haar kind redde, en stuurt haar zoon Keb erop uit om de erfgenamen en hun kinderen te beschermen. Ook Zuïa, de godin van de inmiddels bekende Züu-moordenaars, wil zich aan de kant van de kinderen scharen. Met al deze bedenkelijke belangstelling weten de kinderen zelf niet meer wie ze kunnen vertrouwen.
Het verhaal ontwikkelt zich traag: zoals het de vorige keer een half boek lang duurde voordat iedereen op avontuur vertrok, zo hebben we deze keer meer dan driekwart van het boek uit voordat de groep de Barbarenkoningin bereikt. Ook is het grotendeels voorspelbaar: vrijwel alle verhaalelementen waar Grimbert gebruik van maakt zijn terug te vinden in A Tough Guide to Fantasyland van Diana Wynne Jones. Dat is geen compliment; haar boek is een verzameling van stereotiepe fantasy-verhaallijnen.
Bij vlagen is het boek toch nog spannend. We komen er eindelijk achter wat er met Bowbaqs kleindochter Niss, die niet kan communiceren, aan de hand is. Deze fragmenten maken het frustrerend en intrigerend tegelijk om te bedenken hoe goed het verhaal zou zijn als de eerste twee boeken van deze serie waren ingekort tot één boek met de lengte van De barbarenkoningin. De rest van het verhaal hangt helaas aan elkaar van taalkundige gedrochten zoals deze:
'Na enige tijd begon Cael de plek al minder aangenaam te vinden dan op het eerste gezicht. Hij had even nodig om zijn indruk te kunnen omschrijven; daarvoor moest hij het vertrek eerst beter bekijken.'
Show, don’t tell, vertellen talloze inleidingen tot het schrijverschap ons. We willen het zelf zien, niet voorgekauwd krijgen. Verbijsterend genoeg is het Pierre Grimbert gelukt om een beroemd schrijver te worden zonder naar dit advies te luisteren. Op vrijwel iedere bladzijde gebruikt Grimbert het woord ‘trouwens’ om onsamenhangende zinnen aan elkaar te rijgen of zelfs de vorige zin geheel tegen te spreken: 'Hij had zich nooit kunnen voorstellen dat een Wallattische koningin zich op zo’n plek zou kunnen vestigen… Hij kon zich trouwens voor haar geen enkele passende plek voorstellen.' Deze frequentie van houterige zinnen moet na zes boeken zelfs de grootste Grimbert-fan storen. Had Van Muijlwijk maar wat meer kans gehad om creatiever met de brontekst om te gaan.
Een jonge lezer die op zoek is naar licht verteerbare fantasy zal zich best kunnen vermaken met Grimberts eerste serie. De barbarenkoningin heeft bevestigd dat de tweede serie de moeite niet waard is: van de hand van deze recensent zullen er geen Grimbert-recensies meer komen. Het is tijd om nieuw talent de ruimte te bieden.
Reageer op deze recensie