Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Kunnen we het transcendente nu ‘kennen’ of niet?

koos123 14 april 2020
Immanuel Kant (1724 - 1804) was er zeker van: wij weten niets van het bóven-zintuiglijke. Alleen het zintuiglijk waarneembare leidt tot kennis. Vond Hume nog dat geloofsuitspraken ook kennisclaims zijn. Kant was keihard: die status hebben ze niet. Geloven en weten sluiten elkaar uit. En daarmee basta. En dat is dan ook al 200 jaar zwaar verankerd in het westerse denken.
Dr. ir. Emanuel Rutten (1973) schiet gaten in de filosofie van Kant. Je moet maar durven! Hij deed dat trouwens al in 2009. Het boek ‘Contra Kant’ is een bewerking van een tekst uit 2009 genaamd: ‘Het kenbare noumenale: transcendentie binnen de-wereld-voor-ons’, zo lezen we aan het begin, na de titelpagina.
En daarmee hebben we direct al een aantal filosofische begrippen te pakken waarmee dit boek behoorlijk is gevuld. Het betoog van Rutten hangt hij op aan ‘de wereld voor ons’. Die wereld is voor ons kenbaar, in tegenstelling tot ‘de wereld in zichzelf’. De wereld in zichzelf kunnen wij niet kennen. Wij zijn niet in staat onszelf los te maken van deze (denk)wereld en als het ware van een afstandje bekijken hoe de wereld los van ons nu precies in elkaar zit. Onmogelijk. Wij mensen zitten tot in onze haarvaten vast in deze wereld (de wereld voor ons) en alleen vanuit dat gezichtspunt kunnen wij ‘kennen’.
Maar is dat dan een kennen met alléén onze zintuigen, zoals Kant meent? Kants epistemologie maakt onderscheid tussen het bovenzintuiglijke (onkenbaar) en het zintuiglijke (kenbaar). Ruttens onderscheid in de wereld voor ons en de wereld in zichzelf valt daarmee toch niet samen. Wij kunnen ‘beslissend gerechtvaardigde’ oordelen geven over bovenzintuiglijke zaken want die behoren (ook) tot ‘de wereld voor ons’.
Rutten bouwt dit uit in zijn alternatieve epistemologie en creëert ruimte om beslissend gerechtvaardigde uitspraken te doen over het bovenzintuiglijke. Hij wordt niet moe om te benadrukken dat Kants fenomenale wereld (alle zintuiglijke ervaringen) en Kants noumenale wereld (onkenbaar) juist niet samenvallen met zijn ‘de wereld voor ons’ (inclusief bovenzintuiglijke) en ‘de wereld in zichzelf’ (onkenbaar).
Kant maakt zich schuldig aan het onderschikken van het denken aan de waarneming. Rutten vindt dat er geen enkele reden is om prioriteit te stellen aan de waarneming. ‘Ons denken kan tot inzichten in ‘de wereld voor ons’ leiden zonder dat hierbij sprake hoeft te zijn van enige fundering in empirische waarneming’, zo stelt hij (blz 51).
Ruttens boek vraagt zeker van niet filosofisch geschoolden een ingespannen lezen. Prettig is dat hij zijn denklijn op veel plekken herhaalt: dat houd je bij de les en zet je aan het denken. Net als Plato’s uitspraak: ‘De Idee van het Goede is de zon in de wereld van het denken’. Zou Rutten het met deze uitspraak eens zijn? Ik denk het niet. Maar oordeel zelf!
Koos van Arkel, Alphen aan den Rijn

Reageer op deze recensie

Gesponsord

Deze thriller trekt je razendsnel mee in een complot met onbetrouwbare staatslieden met hun eigen agenda's, internationale conflicten en hoogoplopende bedreigingen voor de samenleving.