Lezersrecensie
Roth, Zweig, Ensor en ik
02 juni 2019
Uit de binnenlanden van Europa spoelen mensen aan te Oostende; de verminkte stad aan de Noordzee die schrijvers, schilders en zangers onder haar inwoners had. Peeters heeft met Kamer in Oostende een boek geschreven dat de geest van Sebald ademt. De Vlaming schrijft frivoler, maar het spel tussen schrijver en de ik-persoon heeft trekken van het werk van de Duitse meester. Ik las enkele recensenten, die moeite hadden om het boek te duiden. Op het omslag staat dat het een roman is, maar is dat ook zo? Een van de recensenten wees op de eerste zin van het boek; een zin die hem deed denken aan Nescio. Hier is de zin: ‘Niets mooiers dan de stroom bezoekers en toeristen die op hoogdagen in Oostende het station verlaat en de stad in trekt.’ Voor die vergelijking is iets voor te zeggen. Ik zou de zin evenwel willen zien als een buiging naar Stefan Zweig. Zo opent zijn Schaaknovelle: ‘Op het grote passagiersschip dat om middernacht van New York naar Buenos Aires zou vertrekken, heerste de gebruikelijke bedrijvigheid en beweging van het laatste uur.’
Het gaat er mij niet om of het boek een roman is of niet. Ik wilde het boek lezen en hebben. Het krijgt namelijk een plaats naast andere boeken over Oostende. Die staan verscholen achter het werk van Joseph Roth en Zweig. Maar dat doet er niet toe. Wie Oostende bezingt en de twee meesters noemt, die heeft mij.
Het gaat er mij niet om of het boek een roman is of niet. Ik wilde het boek lezen en hebben. Het krijgt namelijk een plaats naast andere boeken over Oostende. Die staan verscholen achter het werk van Joseph Roth en Zweig. Maar dat doet er niet toe. Wie Oostende bezingt en de twee meesters noemt, die heeft mij.
1
2
Reageer op deze recensie