Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Fascinerende ontdekkingsreis in irrationele ervaringswerelden.

Jaren geleden las en herlas ik vol vuur “De man zonder eigenschappen”, het roemruchte magnum opus van Robert Musil: een van de dikste en meest gecompliceerde romans aller tijden, maar ook een van de allergeniaalste romans die ik ooit las. Een triomf van essayistisch denken en schrijven. Een ongeëvenaarde poging om alle nuances van onze zo grillige en irrationele ervaringswereld voelbaar te maken, in de meest exacte taal die maar denkbaar is. Een onverbiddelijk meesterwerk, dat ik nog vaak hoop te herlezen. Musils debuutroman, “De verwarring van een jonge Törless”, las ik echter nog nooit. Terwijl dit debuut hem in 1906 al beroemd maakte, en volgens sommigen niet veel onderdoet voor het zo veel omvangrijkere en complexere “De man zonder eigenschappen”. Het is trouwens ook verfilmd, door Volker Schlöndorff. En het is nu opnieuw vertaald, door Jan Sietsma. Ik heb deze nieuwe vertaling niet met de vorige vergeleken, en evenmin met het Duitse origineel, maar hij las naar mijn smaak soepel. De formidabele woordatleet Musil komt bovendien heel redelijk tot zijn recht, denk ik. Mede daardoor verslond ik met rode oren dit fraaie en intrigerende debuut.

Törless, de adolescente hoofdpersoon, observeert met walgend hunkerende afkeer en met sidderende fascinatie hoe zijn klasgenoten Reiting en Beineberg een andere klasgenoot – Basini- stelselmatig kwellen, mishandelen, seksueel misbruiken en op sadistische wijze vernederen. En ook hoe Basini, die wel heel zwaar gestraft wordt voor een wel heel klein vergrijp, soms door zijn slachtofferschap in een walging verwekkend monster metamorfoseert. Terwijl Basini op andere momenten, deels door dat slachtofferschap, juist weer een onrustwekkend zinnelijke schoonheid uitstraalt.

Dat leidt tot kolkende verwarringen in Törless’ gemoed, en tot prachtig beschreven innerlijke kronkelingen en woelingen in Törless’ verstand en gevoel. Alles gebeurt binnen de muren van een strenge kostschool in de uithoek van de Oostenrijkse dubbelmonarchie. Muren die de jeugdige hartstochten willen beteugelen en breidelen. Maar volkomen tevergeefs: “Daar waar de jonge aanwassende krachten achter grijze muren werden vastgehouden, propten ze de verbeelding in het wilde weg vol met wellustige beelden, die menigeen van zijn zelfbeheersing beroofden”. Door hun verdrongen, maar woekerende hartstochten contrasteren de adolescenten bovendien sterk met hun moralistische leraren: “Vooral als men zich met het respectabel kwijnende voorkomen van de meeste leraren vergeleek. Want dan kreeg het vermanende woord ‘moraal’ een belachelijk verband met smalle schouders, met spitse buiken op dunne benen en met ogen die onschuldig als schaapjes achter hun brillen graasden, alsof het leven niets anders was dan een veld vol bloemen van serieuze stichtelijkheid”. Het brute, sadistische en wellustige geweld van Reiting en Beineberg is een eruptie van verdrongen hartstochten, waar deze respectabele schaapjes van leraren niets van begrijpen. Zoals ze ook Törless niet begrijpen. En zoals Törless zichzelf niet begrijpt: zijn fascinatie niet, zijn mengeling van zinnelijke lust en afkeer niet, en ook niet waarom hij vooral toekijkt en nooit echt ingrijpt. Of waarom hij soms zelfs deelneemt aan de sadistische kwellingen, er ideeën voor aandraagt, en er soms heimelijk van geniet.

Je kunt deze roman op veel verschillende manieren lezen. Bijvoorbeeld als een even schokkende als fascinerende zelfverkenning van pubers, die hun meest irrationele en bizarre hartstochten onderzoeken, daarbij alle grenzen opzoeken, en alles ontplooien wat door de maatschappij en de conventies geloochend, verdrongen en verboden wordt. Ook kan je alle homo- erotische en zelfs sadistische wellust interpreteren als gevolg van de bijzondere omstandigheden van een kostschool, of zelfs van elke ommuurde omgeving die onze hartstochten op onnatuurlijke wijze poogt te onderdrukken. Veel recensenten schijnen de roman vooral op te vatten als een confronterende maar ook heel indringende schets van alle gewelddadigheid die heimelijk leeft binnen ons innerlijk, en als profetie van de totale ontremming en uitbarsting van dat geweld in WO I en WO II. De totale terrorisering van de zwakke Basini doet bovendien soms bijna Nazistisch aan, Reiting en vooral Beineberg hebben soms verontrustend veel weg van Nazistische beulen en volksmenners, en hun klasgenoten – Törless niet uitgezonderd- hebben weer verontrustend veel weg van al die mensen die zich door Nazi’s mee lieten slepen of ‘wegkeken’ van de terreur. En sommige mensen menen dat Musil de kiem van deze excessen reeds in zijn debuutroman voorzag.

Tegelijk zou deze roman ook kunnen gaan over de leegte van het leven in de Oostenrijkse dubbelmonarchie, en de uitgeholdheid van de conventies van toen. De schaapachtige leraren met hun “respectabel kwijnende voorkomen”, in de hierboven aangehaalde passage, lijken mij in elk geval model te staan voor conventies die hun kracht volkomen verloren hebben. En die zelfs lachwekkend zijn geworden. Of die op zijn minst weerloos zijn tegenover alle irrationaliteit en alle grillige hartstochten die zij trachten te beteugelen. Misschien begint deze roman daarom ook in een sfeer van totale onechtheid en onverschilligheid: “Of het nu lag aan deze droeve kleuren of aan het bleke, krachteloze, door de nevel vermoeide licht van de middagzon: voorwerpen en mensen hadden iets onverschilligs, levenloos, mechanisch over zich, alsof ze uit een scène van een poppenspel waren gelicht”. Of: “Dezelfde vreselijke onverschilligheid die de hele middag overal had gehangen, kroop nu over de vlakte naderbij, en daarachter lag, als een slijmerig spoor, de mist die aan de omgeploegde akkers en loodgrijze knollenvelden kleefde”. En ook Törless zelf is van onverschilligheid en vervreemding doorregen: “Zo kreeg zijn aard iets onbestemds, een innerlijke hulpeloosheid die hem verhinderde zichzelf te vinden”. Alsof de wereld die ons door onze conventies voorgespiegeld wordt van alle zin en smaak is verstoken. Toen, in 1906, maar misschien ook nu. Waardoor alles wat onder die conventies gist en borrelt extra verlokkend wordt. Hoe verontrustend en angstwekkend al dat irrationele gistende geborrel tegelijk ook is.

Alle bovenstaande interpretaties zijn volgens mij mogelijk, en ook dat maakt “De verwarring van de jonge Törless” zo rijk. Maar ik lees en apprecieer deze roman vooral als een intrigerende ontdekkingsreis van Törless in de irrationele spelonken van zijn eigen binnenwereld. Of in de voor hem onverklaarbare, onkenbare en onverwoordbare aspecten van zijn eigen ervaringen. En dus in de duistere wereld voorbij onze moraal, voorbij goed en kwaad, voorbij het licht dat onze woorden en conventies werpen op onze binnen- en buitenwereld. Al in zijn prille jeugd had Törless de schokkende gewaarwording dat de wereld aan de woorden ontsnapt: “Het was een tekortschieten van de woorden dat hem toen kwelde, een vaag besef dat de woorden slechts toevallige uitvluchten voor het gevoelde waren”. Maar precies die schokkende en kwellende gewaarwording wekt ook zijn fascinatie voor alles wat dan aan die woorden ontsnapt. Steeds meer beseft hij dat “ons denken geen veilige, stevige, effen grond onder zich heeft, maar over gaten heen zijn weg gaat”. Steeds meer raakt hij doordrongen van gedachten als: “onze kennis is op alle gebieden van zulke afgronden vergeven, niets als brokstukken die ronddrijven in een onpeilbaar diepe oceaan”.

Maar precies dat voedt ook zijn fascinatie voor die afgronden, en voor die onpeilbaar diepe oceaan. Juist zijn voor hem volkomen onbegrijpelijke ervaringen met Basini, Reiting en Beineberg maken hem extra duidelijk dat de wereld die hij meende te kennen niet de enige wereld is. En precies dat voedt zijn angstige fascinatie voor een gans andere wereld, die geheel aan zijn voorstellingsvermogen ontsnapt, maar die daardoor des te fascinerender is. Te meer omdat die onbekende wereld ook onlosmakelijk onderdeel is van de wereld die hij meende te kennen. Wat dan leidt tot ongeruste en scherpzinnige gedachtenexercities als: “Dan was het ook mogelijk dat er van de lichte, alledaagse wereld, de enige die hij tot dusver had gekend, een poort naar een andere wereld leidde, een bedompte, razende, hartstochtelijke, naakte, vernietigende wereld. Dat er tussen de mensen wier regelmatige leven zich tussen kantoor en gezin beweegt als in een doorzichtig en stevig bouwwerk van glas en ijzer, en de anderen, die neergeworpen zijn, die bloedend en mateloos losbandig in een wirwar van gangen vol brullende stemmen dolen, niet alleen een overgang bestaat, maar dat hun grenzen elkaar in het geheim en nabij en ieder ogenblik overschrijdbaar raken”.

Törless wordt op allerlei manieren in verwarring gebracht: door het gegeven dat het bouwwerk van de wiskunde voor een deel gebaseerd is op imaginaire getallen die helemaal niet bestaan; door Kants gedachte dat het denken op denknoodzakelijkheden en principes berust die voor het denken zelf niet te doorgronden zijn; door zijn eigen verwarde en ambigue gevoelens voor een prostituee; en vooral door al het schokkende dat hij ervaart in zijn observatie van de gekwelde Basini. Al die verwarringen onttrekken zich uiteraard aan zijn greep en controle. Tegelijk ziet hij ze als opening of poort naar een andere irrationele wereld, en als mogelijkheid om de eigen onverwoordbaar grillige affecten nauwkeurig te onderzoeken en exact te beschrijven. Dat levert diverse passages op die, naar mijn smaak, heel duister zijn maar tegelijk ook mathematisch precies. Bijvoorbeeld: “[M]aar het betekende wel dat er onmiddellijk in hem iets wakker werd, als een waanzinnig cirkelende beweging die ogenblikkelijk het beeld van Basini tot de ongelooflijkste verwringingen samenboog, en daarna weer in nooit geziene vervormingen uiteenreet, zodat het hem begin te duizelen. Dit waren evenwel vergelijkingen die hij naderhand bedacht. Op het ogenblik zelf had hij alleen het gevoel dat iets in hem als een krankzinnige tol vanuit zijn samengesnoerde borst omhoogvloog naar zijn hoofd, een gevoel van duizeligheid. Daartussen sprongen als rondstuivende kleurstippen gevoelens die hij op verschillende momenten van Basini gekregen had”.

De verwarring van Törless wordt in deze passage wel heel mooi voelbaar gemaakt. Maar nog imponerender vind ik hoe exact de verschillende aspecten van die verwarring geanalyseerd worden, misschien door een achteraf terugkijkende Törless zelf, misschien door de verteller die Törless observeert. En dat gebeurt ook in diverse andere passages. Zoals, bijvoorbeeld: “Er was beslist iets als hartstocht in Törless ontwaakt, maar ‘liefde’ was daar ongetwijfeld slechts een toevallige, terloopse naam voor, en de persoon Basini niet meer dan een voorlopig doelwit van dit verlangen. Want wanneer Törless zich met hem afgaf, werd zijn begeerte nooit bevredigd, maar groeide zij boven Basini uit tot een nieuwe, doelloze honger”. In deze passage wordt niet alleen het tekortschieten van het woord ‘liefde’ geëvoceerd, maar wordt ook zo precies als volgens mij mogelijk geanalyseerd waarom dit woord in deze situatie tekortschiet. Zoals in andere zinnen weer voelbaar wordt gemaakt dat wat Törless bij Basini ervaart totaal niet gedekt wordt door termen als ‘homo- erotische lust’ of ‘zinnelijkheid’, waarbij ook scherpzinnig wordt toegelicht waarom die woorden precies tekortschieten, terwijl tegelijk ook allerlei schakeringen van lust en zinnelijkheid in Törless’ gemoed met veel gevoel voor analytische exactheid worden benoemd.

Ook in andere passages is er die intrigerende combinatie van irrationele verwarring met analytische exactheid. Kijk naar de volgende, en geniet rustig met mij mee: “Het was de geheime, doelloze, op niemand betrokken, melancholieke zinnelijkheid van een rijpende jongeman, die als de vochtige, zwarte, kiemdragende aarde in het voorjaar is en als donkere ondergrondse wateren die slechts een toevallige aanleiding nodig hebben om door hun muren te breken. De vertoning waarvan Törless getuige was geweest, was deze aanleiding geworden. Als gevolg van een verrassing, een misverstand, een verkeerde inschatting van de indruk werden de verzwegen schuilplaatsen waarin al het geheime, verbodene, broeierige, onzekere en eenzame van Törless’ ziel zich hadden verzameld opengegooid en werden deze duistere impulsen op Basini gericht. Want toen stortten ze zich opeens op iets wat warm was, ademde, geurde, vlees was, iets wat vorm en een deel van zijn schoonheid gaf aan die onbestemd zwevende dromen […]. Plotsklaps was een poort naar het leven voor ze opengezwaaid, in de ontstane schemer vermengde zich alles, wensen en werkelijkheid, orgiastische fantasieën en indrukken die nog de warme sporen des levens droegen, gewaarwordingen die vanbuiten binnenbraken en vlammen die hem vanbinnen tegemoet sloegen en ze tot onherkenbaarheid omhulden”. Prachtig, hoe de heftigheid van Törless impulsen voelbaar gemaakt wordt door die passage over de vanbuiten binnenbrekende gewaarwordingen en de vanbinnen laaiende vlammen.

Mooi ook hoe de pre- rationele duisterheid van die impulsen onderstreept wordt met termen als “vochtige, zwarte, kiemdragende aarde” en “donkere ondergrondse wateren”. Maar minstens zo frappant vind ik hoe die duistere impulsen, en de wijze waarop zij zich puur toevallig op Basini richten, tegelijk zo exact en rationeel als mogelijk worden geanalyseerd en beschreven. Daardoor ontstaat een naar mijn smaak opmerkelijk fraaie verbinding tussen irrationele flux en rationele exactheid, een verbinding die volgens mij heel kenmerkend is voor Musil. Die verbinding onderstreept bovendien dat in “De verwarring van een jonge Törless” niet alleen irrationele verwarring voorop staat, maar ook het precies en zorgvuldig onderzoeken van die verwarring. En dat benadrukt weer dat de wereld van het irrationele onze serieuze aandacht verdient, en het verdient om heel nauwgezet te worden onderzocht en beschreven. Althans, volgens Törless en de verteller in “De verwarring van een jonge Törless”. En zeker ook volgens Musil, die het buiten- rationele ook in “De man zonder eigenschappen” met ongelofelijke precisie onderzocht en verwoordde.

“De verwarring van een jonge Törless” is zoals gezegd een boek dat op veel verschillende manieren is te lezen en genieten. Maar zelf waardeer ik vooral de ontdekkingsreis in het irrationele, en de analytische wijze waarop die ontdekkingsreis ondernomen wordt. Aan veel zinnen in dit boek merk je bovendien dat Musil niet tevreden was met wat er tot dan toe werd gezegd, gevoeld en gedacht. En dat hij dus meer wilde uitdrukken, voelbaar wil maken en wil doordenken dan alle schrijvers voor hem. Al was het maar om die andere wereld, die zich onttrekt aan ons denken en onze woorden, toch zo zorgvuldig mogelijk te doordenken en in woorden te vatten. Deze debuutroman is daardoor nog steeds inspirerend en vernieuwend, ook al is hij al ruim een eeuw oud. Dus is het heel goed nieuws dat hij nu opnieuw is vertaald. Zou het een idee zijn om dit ook met Musils verhalen en toneelwerk te doen? En om heel misschien de heel respectabele, maar vrij oude vertaling van “De man zonder eigenschappen” eens op te frissen?

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Nico van der Sijde

Gesponsord

Deze thriller trekt je razendsnel mee in een complot met onbetrouwbare staatslieden met hun eigen agenda's, internationale conflicten en hoogoplopende bedreigingen voor de samenleving.