Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Een ongelofelijk originele Chinese klassieker, vol intrigerende raadsels en brandend verlangen

De roman “Notities van een theoreticus”, van de Chinese schrijver Shi Tiesheng (1951- 2020), is in eigen land een klassieker. Het is bovendien een geweldige roman, in prachtig Nederlands vertaald door Mark Leenhouts, die ook een heel informatief nawoord schreef. Maar het is ook een heel merkwaardige roman, die totaal niet lijkt op iets anders wat ik ken. Wat veel bijdraagt aan de charme en de schoonheid ervan, maar om die schoonheid goed te smaken moet je er wel aan wennen. Sommige recensenten raden daarom aan om eerst in dit boek te bladeren, en het pas daarna van kaft tot kaft te lezen. Zelf echter las ik het meteen van kaft tot kaft, zij het langzaam en diverse passages nog eens nalezend en goed proevend, en daarna herlas ik nog eens rustig en mijmerend alle passages die ik in mijn e-reader gemarkeerd had. Dat waren er trouwens best veel. Het lezen en herlezen duurde dus behoorlijk lang, temeer omdat we hier te maken hebben met een klepper van zo’n 700 bladzijden. Maar ik genoot uitbundig. Juist ook van het herlezen en het her- herlezen. Bovendien voelde ik mij een geluksvogel: dit is de enige vertaling in de hele wereld van deze roman, en daar hebben Nederlandstalige lezers maar mazzel mee.

“Notities van een theoreticus” heeft nauwelijks een plot, en geen duidelijk onderscheidbare personages met een uitgediepte psyche. Wel worden we meegenomen met de meanderende filosofische beschouwingen van een ik- figuur, een schrijver of verteller die steeds in gesprek is met de lezer. Dus: Shi Tiesheng, of een afsplitsing van Shi Tiesheng, is steeds in gesprek met ons. Dat gesprek voert hij op zeer tastende en vragende wijze. Niet vertellend, maar nadenkend. En niet lineair en systematisch, maar dromend, meanderend, tastend en associatief. Dat levert virtuoze filosofische hoogstandjes op, vol peilloze speculaties over allerlei onderwerpen. Bijvoorbeeld over de ongrijpbaarheid van het hier en het nu. Zoals: “Alles wat je bewust hebt meegemaakt is door je bewustzijn vervormd, alleen als betekenisvolle gebeurtenissen zijn die dingen echt, en die betekenis wordt er telkens in het nu aan gegeven. Maar: is er wel echt zoiets als het nu? En zo ja, hoe lang duurt dat dan? Hoe lang is ‘nu’? Een minuut? Een seconde? Als je zo doorgaat is ‘nu’ zo onderhand gelijk aan nul…. Misschien is ‘nu’ enkel de tijd die we nodig hebben om ons van de betekenis van iets bewust te worden. Zodra we ons van iets uit het leven bewust zijn, is het alweer verleden geworden, en zodra betekenis ‘betekenis’ wordt, is ze alweer op weg naar de toekomst. Nu neigt naar nul, als het nu niet het verleden en de toekomst verbond, was het weg, verdwenen, was het niets. En de toekomst? Is die echt? Maar natuurlijk, het echte van de toekomst zit hem erin dat ze de toekomst is, dat ze er nog niet is, dat ze enkel een droombeeld is. Het verleden is op weg naar de toekomst, betekenis jaagt droombeelden na, en precies tussen betekenis en droombeeld, daar waar die twee elkaar net overlappen, net samenvallen, daar zit het nu. Daar waar die twee elkaar net overlappen, net samenvallen, zijn wij op weg, zijn wij in het nu”. Prachtig, hoe vaste begrippen als ‘hier’, ‘nu’, ‘verleden’ en ‘toekomst’ in deze passage al hun vastheid verliezen. En hoe droombeeld en betekenis overlappen. Mooi is bovendien ook hoe we, volgens deze passage, voortdurend “op weg” zijn in die ongrijpbaarheid van het nu en in dat onbevattelijke samenvallen van droombeeld en betekenis.

Precies dat “op weg zijn” is zeer kenmerkend voor de ik- figuur. Niet voor niets spreekt hij over zijn “schrijversnachten”. Zijn onoplosbare filosofische vragen en meanderende beschouwingen krijgen immers hun vorm in zijn nachtelijke verbeelding, waarin de droom hoogtij viert en waarin de ik- figuur tastend zijn weg zoekt in het duister. Of in de schemering van zijn onheldere en raadselachtige innerlijk. Net als wij, trouwens, want wij als lezers kunnen alleen maar meebewegen met zijn meanderende, tastende, filosofische dromen. En met al die steeds maar vertakkende vragen zonder enig antwoord. In die dromen – die “schrijversnachten”- lichten ook diverse personages op, maar dat blijven droomgestalten zonder duidelijke contouren. Ze blijven zelfs naamloos, en worden alleen aangeduid met een letter: de geobsedeerde schilder Z, zijn tragische geliefde O, de intense dichter L, de vergeefs naar de ziel zoekende dokter F, de gehandicapte C, de in politieke ongenade gevallen WR, de beeldschone regisseuse N, en nog diverse naamloze anderen. Geen naam, alleen een letter: mede daardoor blijven het schimmen waarin droombeeld en betekenis elkaar overlappen.

Geleidelijk aan wordt bovendien duidelijk dat zij personificaties zijn van dilemma’s en vragen van de ik- figuur, en dus verzinsels of projecties die bepaalde raadselachtige aspecten in diens eigen innerlijk personifiëren. De verteller onderzoekt zichzelf, mijmert over zichzelf, via de personages die hij verzint. Bovendien zijn die personages deels inwisselbaar, omdat ze vaak met dezelfde vraagstukken worstelen, maar dan op net iets andere wijze en met net iets andere uitkomsten. Of soms zelfs met radicaal tegenovergestelde uitkomsten. Zodat alle personages elkaar spiegelen, overlappen, en soms ook met elkaar contrasteren. Of elkaars contrapunten zijn. Alle overlappingen en spiegelingen maken die personages nog raadselachtiger dan zij al waren, en door die overlappingen worden de ervaringen van de ‘ik’- die immers door deze overlappende personages gepersonifieerd worden- ook nog eens raadselachtiger en veelvormiger. Bovendien wordt de ‘ik’ daardoor een symfonie van vele uiteenlopende mogelijkheden en potenties. Want elk personage personifieert niet alleen verschillende vragen en ervaringen van de ‘ik’, maar ook verschillende manieren om met die ervaringen en vragen om te gaan. Of verschillende vormen die een levensloop kan hebben: soms maken verschillende personages bijna letterlijk dezelfde gebeurtenissen mee, maar zorgt een klein en toevallig verschil toch voor radicaal andere uitkomsten. Zoals ook de ík’ zelf heel andere levenslopen had kunnen hebben, als bepaalde zaken toevallig net anders waren verlopen. Tenslotte personifiëren de personages ook nog eens verschillende manieren om te berusten in het uitblijven van een antwoord. Alle vraagstukken waar zij mee worstelen blijven immers onbeantwoord en daardoor raadselachtig: net zo raadselachtig als de personages zelf, die allemaal naamloze personificaties zijn van een raadselachtig aspect in het veelvormige maar raadselachtige innerlijk van de zo raadselachtige ik- figuur. Die voortdurend op weg is, zonder te weten waarom of waarnaartoe. En die voortdurend mijmert over de raadselachtigheden van die weg. Net als zijn personages.

De ‘ik’ en zijn personages mijmeren over een bonte veelheid van raadselachtige ervaringen, vraagstukken, onderwerpen en fenomenen. Bijvoorbeeld over allerlei vormen van politieke ongenade, of van onterechte uitstoting door de gemeenschap. Of over ballingschap en verraad. Naar mijn idee wordt er weinig gezegd over het totalitaire regime van het huidige China, wat ik – gezien de censuur aldaar- trouwens meteen begrijp. Maar het totalitaire en politiek- repressieve verleden van China klinkt in diverse passages indringend door, op voor mij vaak verrassend nadrukkelijke en openlijke wijze. Maar nooit pamflettistisch: ook de meer politiek geladen passages hebben allemaal die vragende, meanderende en filosofisch tastende vorm die zo kenmerkend is voor Shi Tiesheng. Veel van de personages bijvoorbeeld kennen hun vader niet, omdat die door verbanning of om andere politieke redenen al heel lang afwezig is. Maar die afwezigheid wordt dan beschreven als “een vage, mensvormige leegte” en die leegte roept, bij mij althans, weer associaties op met het ongrijpbare niets waaruit wij allen zijn ontstaan en waarnaartoe wij allen op weg zijn. Dus krijgt die politiek gekleurde afwezigheid naar mijn smaak vooral existentiële en filosofische dimensies.

En dat geldt nog sterker voor de andere fenomenen waar de ‘ik’ en zijn personages mijmerend mee worstelen. Zoals de ongrijpbaarheid van hier, nu, verleden, heden en toekomst, zoals we hierboven al zagen. Of zoals de ongrijpbaarheid van de ziel, die overal is en nergens, “net als muziek, die zit niet in één noot, maar in elke noot, het is de boodschap die in elke noot, het is een boodschap die uit alle noten samen bestaat. Of als schilderkunst, die zit niet in één enkele kleur of lijn, pas als alle kleuren en lijnen samen berichten uit het verleden en de toekomst gaan vormen, beweging en verlangen gaan vormen, gemis en verlokking, dan pas wordt de schilderkunst geboren…”. In deze laatste passage klinken bovendien verlangen en gemis door: twee zeer dominante en steeds terugkerende vraagstukken in “Notities van een theoreticus”. Het gemis komt in diverse vormen schrijnend naar voren: de verlamming van C en van de ik- figuur, die hen beiden berooft van fysieke liefde (waardoor zij onnavolgbaar mijmeren over de verknoopte raadsels van seks en liefde); de gefnuikte en veronachtzaamde liefde van dokter F; de tragische zelfmoord uit liefdespijn van O; alle zo verschillende interpretaties van deze zelfmoord door alle andere met eigen liefdespijn worstelende personages; enzovoort enzoverder. Maar het al dan niet gefnuikte verlangen klinkt minstens zo sterk. Want veel van de personages ZIJN hun verlangen. Hun ongrijpbare ziel IS hun ongrijpbare verlangen. Net als de ziel van de ‘ik’, waar zij afsplitsingen van zijn. En daardoor zijn veel van de meanderende, filosofische en mijmerende passages in deze roman ook werkelijk tot in hun poriën doordesemd van schroeiende passie.

Dat intense verlangen wordt vaak opgeroepen met meerduidige beelden. Waardoor de ongrijpbare raadselachtigheid van dit verlangen prachtig voelbaar wordt. Het liefdesverlangen van O bijvoorbeeld manifesteert zich in een fraai beschreven droom van een witte, in ongrijpbare hoogten vliegende vogel, die zonder geluid op weg is naar een ontastbare sfeer van een in onwerkelijkheid oplossend plattelandshuisje. De ik-figuur overweegt mijmerend dat dit ook wel eens zijn eigen droombeeld kon zijn. De door O zo geliefde schilder Z wordt bovendien door een zeer vergelijkbaar droombeeld achtervolgd: “Volgens mij begon het leven van Z, als schilder dan, op een middag op zijn negende, op net zo’n middag als ik zelf ooit heb meegemaakt. Het begon met een veer in een porseleinen vaas. Een veer van een grote vogel, wit, simpel en sierlijk, krachtig, los van de wereld”. Op zijn negende was Z in een bijna droomachtig huis, met oneindig veel gangen en vele geheimzinnig dichte deuren, waarin hij een meisje van zijn eigen leeftijd bezocht. In zijn herinnering is dat voor hem - en voor de ik- figuur!- een bijna ondraaglijk geladen oerscène geworden, vol van een voor hem onbevattelijke symboliek. En die symboliek wordt samengebald door zijn herinnering aan een witte vogelveer, in een vaas in dat huis. DAT is waarom hij die veer steeds weer opnieuw schildert, DAAROM markeert die raadselachtig witte veer van die ongrijpbaar witte vogel zijn geboorte als schilder.

Het schilderen van die witte veer is en blijft echter een oneindige worsteling: “Z liep op zijn negende die kamer in en zag die grote vogelveer. In het tegenlicht leken de glasroeden van de ramen lichtgrijs, alle glasvlakken hadden de zachte, heldere glans van condens en ijsbloemen. […] In zijn verdere, ongewisse leven zou schilder Z ontelbare malen proberen die vroege herinnering op het doek vast te leggen, om er alleen maar achter te komen hoe ongrijpbaar het gevoel bleef, het gevoel van dat ene moment”. Dat neemt jaren later behoorlijk obsessieve vormen aan: “Toch schilderde Z na al die jaren nog altijd als een bezetene die grote, smetteloos witte vogelveer, telkens opnieuw, wel honderden, duizenden keren. Hij schilderde de veer in allerlei standen, tegen allerlei achtergronden: weids en open, somber en neerslachtig, wild en onstuimig, soms leek het een rokend slagveld, soms een woeste oerchaos”. Dat steeds weer opnieuw schilderen van die vogelveer, en het gegeven dat die schildering soms een “oerchaos” laat zien, onderstreept voor mij hoe ongrijpbaar die vogelveer voor Z blijft en hoe onbevattelijk het verlangen is dat door die veer wordt gesymboliseerd. Z zelf zegt daar later dit over: “Als ik iets schilder, is dat omdat ik het aanbid. Ik wil het schilderen omdat ik het… omdat ik het wil vinden, het uit een grote vaagte naar voren wil halen, het uit het onwerkelijke samen wil zien ballen tot iets echts, iets dat naar mij kijkt zoals….”. Maar alleen al de haperingen in wat hij zegt maken voor mij voelbaar hoe onmogelijk voor hem is om die veer ECHT uit de onwerkelijke vaagte naar voren te halen. De intensiteit van Z’s verlangen is echter minstens zo wezenlijk, en die wordt volgens mij juist door die onwerkelijke vaagte gevoed. Want juist door zijn onbevattelijkheid blijft die onmogelijk witte vogelveer hem obsederen. Misschien zelfs tot na zijn dood. Alsof die obsessie voor die veer, die zijn geboorte als schilder markeert, die schilder zelfs ook overleeft. Want na zijn spoorloze verdwijning is er, misschien, nog één significant spoor van hem over: “Als er ergens in het noorden, waar het grote uitspansel en de weidse vlakte elkaar raken, een plek is die bezaaid is met steenbrokken, en waar op elke brok of steen een witte veer staat geschilderd, dan is dat denk ik het enige spoor van Z."

Ik vond “Notities van een theoreticus” echt een oneindig boeiende roman. Prachtig vond ik hoe Shi Tiesheng voortdurend in gesprek is met de lezer, en hoe hij in dit gesprek allerlei raadselachtige personages opvoert die afsplitsingen zijn van hemzelf, of van de door hem bedachte ik- figuur. Heerlijk vond ik hoe hij via die ik- figuur en die personages allerlei intrigerende filosofische vraagstukken omcirkelt, op allerlei verschillende manieren, en hoe hij de intrigerende raadselachtigheid van die vraagstukken daarmee steeds nog verder vergroot. En ronduit geweldig vond ik hoe hij schrijft over de vele vormen van intens verlangen en intens gemis, waarbij het verlangen op aanstekelijke wijze wordt versterkt door het gemis en het gemis op al even aanstekelijke wijze door het verlangen. Wat dan voelbaar gemaakt wordt in schitterende uitgesponnen redeneringen door verschillende personages en vanuit verschillende perspectieven, maar ook door het gebruik van indringend meerduidige beelden. Ik vond het bovendien heerlijk hoe raadselachtig en oningevuld de personages waren, zodat ze alle ruimte gaven aan mijn eigen verbeelding en fantasie. En ik vond het enorm opwindend om een ik- figuur te volgen die zichzelf via deze raadselachtige personages presenteert en onderzoekt, op een manier die mijn verbeelding werkelijk liet huppelen van vreugde. Kortom: geweldig dat dit boek nu vertaald is, dus laat ons feestvieren!

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Nico van der Sijde

Gesponsord

Deze thriller trekt je razendsnel mee in een complot met onbetrouwbare staatslieden met hun eigen agenda's, internationale conflicten en hoogoplopende bedreigingen voor de samenleving.