Verhalend provinciereizen van Hunsingo tot Echt

Roofridders, keuterboertje, basilisk, nazaten, stenen reuzen en ketellapper. Uit welke verhalen en tijden komen deze woorden? Welke overeenkomst hebben deze woorden?

De rode draad in dit zeer fraai vormgegeven boek zijn volksverhalen. Volksverhalen waarmee de lokale bevolking vaak bekend is. Waarover de inwoners van een streek soms zelfs dromen! Wat zou jij doen als je maar een beetje nieuwsgierig bent, dan ga je toch een keer uitzoeken of zo’n verhaal waar is? Of is het allemaal fantasie?

Eerst moet je dan weten wat een volksverhaal is. Een volksverhaal is altijd van mond tot mond doorverteld omdat men nog niet kon lezen en schrijven en door de eeuwen heen kan een griezelig, fantasievolle overlevering wat veranderen, maar wel blijft de plaats en de tijd hetzelfde.

Wie bijv. ging ontdekken of iets waargebeurd was, is Thobias uit ‘Juffer zonder kop’. Dit verhaal uit Limburg gaat inderdaad over een dame met een zwevend hoofd bij een ruïne. Tim uit ‘Karma op de Zanddijk’ hoort roepen ‘altijd gevaarlijk die Zanddijk’ en heeft door een val een bijzondere droom of is het verhaal met de schrijn echt gebeurd?
Het verhaal uit Groningen doet je glimlachen, de sterke Folktje die een ridder een lesje leerde tegenover het verhaal uit Overijssel over de dappere Geesje dat een minder goed einde kent.

Deze verhalen zijn niet alleen om iets te weten over een omgeving of om bij een kampvuur te laten griezelen. Je kunt ze ook gebruiken ter inleiding bij een geschiedenis- of aardrijkskundeles. Hoe bijv. de loop van een kustlijn kan veranderen, De zeemeermin van Westenschouwen, en als bewijs de Plompe Toren aanvoeren of straatnamen die naar verdwenen dorpen in beide Scheldes zijn vernoemd. De hunebedden kennen we allemaal, maar wil je meer weten over de vele keien bij Valthe en Exloo, dan is ‘De verwoesting van Hunsow’ het Noormannenverhaal om je te laten informeren.

Spookhuizen, Witte Wieven, stinkende monsters, zwarte katten, koppensnellende figuren; er komt nogal wat langs in deze mysterieuze overleveringen. Zij zijn bij uitstek geschikt om voor te lezen in duistere sferen. De woordenschat wordt vanzelf uitgebreid: schrijn, hoogmoed, beurs, aflaat, armoedzaaiers, motketel, mortel, weidsheid of schim. Maar je hoeft niet bang te zijn, want: ‘spoken doen alleen kwaad als je een slecht geweten hebt’.

Twaalf provincies en twaalf verhalen opgetekend in hun eigen stijl door twaalf auteurs die bekend zijn met die omgeving. Na ieder verhaal vertelt de betreffende auteur iets over de feiten en de fictie en over zichzelf. Eén illustrator die bij ieder verhaal een zeer passende illustratie in kleur en sfeer heeft gemaakt. Margot Senden heeft alle verhalen verbonden door de prachtige vormgeving van dit gehele boek met een direct aansprekend betoverend omslag. Een voorwoord, nawoord en bezoektips maken deze bundel tot een compleet geheel.
Het laatste verhaal uit Noord-Brabant kan zomaar de aanzet zijn tot het schrijven van je eigen verhaal. Weet jij wat jouw voorouders in hun omgeving aan bijv. toen niet verklaarbare natuurverschijnselen hebben meegemaakt?

Ga op provinciereis door het land, neem deze geweldige aanrader mee en ontdek wat feit en wat fictie is! Eén ding staat vast, wie zit er na het lezen van dit boek nog rustig op een terras bij een werfkelder in Utrecht of wie maakt nog gezellig een avondwandeling tussendoor flarden mist in de Achterhoek?