Lezersrecensie
Oost-Pruisen tussen hamer en aambeeld
Oost-Pruisen (Duitse Rijk), begin 1945. De familie Von Globig woont op Georgenhof, een landgoed even westelijk van Mitkau (1). Vader Eberhard is als Sonderführer van de Wehrmacht in Italië, moeder Katharina wordt bijgestaan door een “Tantetje”, een Poolse knecht en 2 meiden uit Oekraïne. Enige zoon Peter is 12, stil en ernstig, op zichzelf, bezig met microscoop, verrekijker of modeltrein en geniet thuisonderwijs van een oud-leraar.
Aan de overkant van de weg is sinds 1936 een nieuwe wijk gebouwd, met allemaal identieke huizen. De bewoner van het hoekhuis, Drygalski, partijlid van het eerste uur, gedraagt zich als opzichter. Ook Georgenhof wordt door zijn scherpe ogen niet gespaard. Lothar Sarkander, de burgemeester van Mitkau, heeft er steeds voor gezorgd dat de Von Globigs niets tekort kwamen en geeft Katharina zelfs extra aandacht. Gingen ze niet samen naar de Oostzee in 1936, toen Eberhard naar de Olympische Spelen in Berlijn was? Weinigen die het weten.
Terwijl Konigsbergen, Hamburg, Frankfurt en Keulen reeds in puin liggen, wanen ze zich op Georgenhof ver buiten schot. Toch is er sinds een paar dagen meer verkeer op de straatweg. Steeds in westelijke richting. Luchtalarm in Mitkau en een bombardement op het station, doen beseffen dat het front in hun richting oprukt...
Traag vertelt Walter Kempowski de geschiedenis van een familie van Duitse wilhelmistische beambtenadel die wordt meegesleurd in de dramatische ontwikkelingen aan het einde van de Tweede Wereldoorlog in Oost-Pruisen. Hij bedient zich van een enigszins bevreemdend, oubollig aandoend taalgebruik. Vraagtekens zet hij op plaatsen waar je ze niet verwacht. Een stijlkenmerk? Ik ken het oeuvre van deze Duitse auteur niet voldoende om dat te beoordelen. Vanuit meerdere perspectieven laat hij de diepe ellende voelen die de inwoners van Oost-Pruisen meemaakten begin 1945. Onzekerheid overheerst alles. Zullen ze hun woning kunnen behouden? Wat met hun land? En hun leven? Ze vluchten “verder, verder, altijd maar verder. Een schrijver had uit zo’n beeld kracht kunnen putten voor een groot epos,” schrijft Kempowski. Bedoelt hij zichzelf? Hij verwierf bekendheid met een hele reeks boeken over de Tweede Wereldoorlog.
Veel nieuwe gegevens bevat deze roman niet. Het is fictie met een erg hoog waarheidsgehalte. Waar non-fictie-werken als “Tot de laatste man” van Ian Kershaw en “Berlijn, de ondergang 1945” van Antony Beevor de feiten en achtergronden belichten, draait het in dit boek om de beleving, om het gevoel, om het overleven en niet-overleven in de beklemmende, allesomvattende maalstroom waarin de mensen uit dit gebied in de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog terechtkwamen. Geklemd tussen oprukkende Russen en fanatieke nazi’s. Tussen hamer en aambeeld.
(1) Na WO 2 in 1945 is Oost-Pruisen verdeeld tussen Polen en de Sovjet-Unie. Het midden en zuiden bij Polen als woiwodschap Ermland-Mazoerië (waar het fictieve stadje Mitkau zich situeert). Het noorden bij de Sovjet-Unie (nu deels oblast Kaliningrad en deels Litouwen).
Speelt zich eveneens af in Oost-Pruisen in Wereldoorlog 2:
-Inges oorlog (Svenja O’Donnell)
Aan de overkant van de weg is sinds 1936 een nieuwe wijk gebouwd, met allemaal identieke huizen. De bewoner van het hoekhuis, Drygalski, partijlid van het eerste uur, gedraagt zich als opzichter. Ook Georgenhof wordt door zijn scherpe ogen niet gespaard. Lothar Sarkander, de burgemeester van Mitkau, heeft er steeds voor gezorgd dat de Von Globigs niets tekort kwamen en geeft Katharina zelfs extra aandacht. Gingen ze niet samen naar de Oostzee in 1936, toen Eberhard naar de Olympische Spelen in Berlijn was? Weinigen die het weten.
Terwijl Konigsbergen, Hamburg, Frankfurt en Keulen reeds in puin liggen, wanen ze zich op Georgenhof ver buiten schot. Toch is er sinds een paar dagen meer verkeer op de straatweg. Steeds in westelijke richting. Luchtalarm in Mitkau en een bombardement op het station, doen beseffen dat het front in hun richting oprukt...
Traag vertelt Walter Kempowski de geschiedenis van een familie van Duitse wilhelmistische beambtenadel die wordt meegesleurd in de dramatische ontwikkelingen aan het einde van de Tweede Wereldoorlog in Oost-Pruisen. Hij bedient zich van een enigszins bevreemdend, oubollig aandoend taalgebruik. Vraagtekens zet hij op plaatsen waar je ze niet verwacht. Een stijlkenmerk? Ik ken het oeuvre van deze Duitse auteur niet voldoende om dat te beoordelen. Vanuit meerdere perspectieven laat hij de diepe ellende voelen die de inwoners van Oost-Pruisen meemaakten begin 1945. Onzekerheid overheerst alles. Zullen ze hun woning kunnen behouden? Wat met hun land? En hun leven? Ze vluchten “verder, verder, altijd maar verder. Een schrijver had uit zo’n beeld kracht kunnen putten voor een groot epos,” schrijft Kempowski. Bedoelt hij zichzelf? Hij verwierf bekendheid met een hele reeks boeken over de Tweede Wereldoorlog.
Veel nieuwe gegevens bevat deze roman niet. Het is fictie met een erg hoog waarheidsgehalte. Waar non-fictie-werken als “Tot de laatste man” van Ian Kershaw en “Berlijn, de ondergang 1945” van Antony Beevor de feiten en achtergronden belichten, draait het in dit boek om de beleving, om het gevoel, om het overleven en niet-overleven in de beklemmende, allesomvattende maalstroom waarin de mensen uit dit gebied in de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog terechtkwamen. Geklemd tussen oprukkende Russen en fanatieke nazi’s. Tussen hamer en aambeeld.
(1) Na WO 2 in 1945 is Oost-Pruisen verdeeld tussen Polen en de Sovjet-Unie. Het midden en zuiden bij Polen als woiwodschap Ermland-Mazoerië (waar het fictieve stadje Mitkau zich situeert). Het noorden bij de Sovjet-Unie (nu deels oblast Kaliningrad en deels Litouwen).
Speelt zich eveneens af in Oost-Pruisen in Wereldoorlog 2:
-Inges oorlog (Svenja O’Donnell)
1
Reageer op deze recensie