Meer dan 5,4 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Machteloos

Ezra de Haan 08 januari 2015 Auteur

Het begrip ‘Njai’ zal niet bij iedere Nederlander direct een reactie oproepen. Of het moet iemand met Indische roots zijn. Die kennen het woord en kunnen zich de verklaring van Rob Nieuwenhuys in zijn boek Komen en gaan herinneren. ‘Een inheemse vrouw die in Nederlands-Indië gedwongen werd samen te leven met een Europese man, haar ‘toean’. Zij was zijn persoonlijke verzorgster en uit hun relatie kwamen vaak kinderen voort. De njai kan daarom worden beschouwd als de oermoeder van vele Indische mensen.’ In 2008 verscheen De njai : het concubinaat in Nederlands- Indië van Reggie Baay, een belangrijk boek waardoor veel, tot dat moment verzwegen en uiterst pijnlijke, informatie naar boven kwam. Barney Agerbeek gebruikt de romanvorm om hetzelfde verhaal duidelijk te maken. Door zich in zowel de njai als de Nederlandse planter te verplaatsen ontstaat er een, wellicht, nog schrijnender beeld van ons koloniale verleden. Een variant op slavernij komt naar boven, die van de ‘contractkoelie’. Het levert een verhaal op waar je koud van wordt.

Barney Agerbeek (1948) werd geboren in Surabaya en vertrok in 1952 met zijn ouders naar Nederland. In de jaren negentig woonde en werkte hij zo’n viereneenhalf jaar als bankier in Indonesië. Zijn vorig jaar verschenen verhalenbundel Schaduw van schijn (2013) gaat deels over die periode. Verder publiceerde hij twee dichtbundels: Opzij van mensen (2003) en Elke dag is zondag (2005) en twee monografieën over Floris Meydam en Nelson Carrilho.

Het leven valt niet mee voor de bewoners van Midden-Java. Het vinden van werk is een dagelijkse zorg. Voor de rijstterrassen op de hoogvlakte zoeken ze geen arbeiders. De akkers zijn te klein om de groeiende bevolking werk te bieden. Veel jongeren trekken naar de grote stad. Vrijwel iedereen kent het permanente hongergevoel. Als vreemdelingen Muntilan bezoeken en zeggen arbeiders te zoeken wordt de verleiding groot. Men zoekt sterke mannen en jonge vrouwen voor werk op de plantage. Het gaat om een periode van drie jaar, ver weg op een ander eiland. Inem en haar vriendin Siti wagen het erop. Djoko, de vriend van Siti gaat met hen mee. Ondanks de waarschuwing van de blinde man…

‘Blijf hier. Ga een ander keer. Jullie worden marionetten. Je zult bewegen als een wajangpop die door de stokken van een dalang wordt bestuurd. En alleen mogen spreken en bewegen op bevel. En zo hard moeten werken dat je hele lichaam pijn doet. Velen zullen ziek worden en nooit terugkomen.’

Het is het begin van een avontuur met uiterst noodlottige gevolgen. Barney Agerbeek weet goed duidelijk te maken wat een lange reis in die dagen betekende, en vooral hoe het door mensen werd beleefd. Ze waren niets gewend, kenden slechts de directe omgeving en gingen nu iets aan waarvan ze totaal niet konden overzien wat het eigenlijk voor hen inhield. Eerst vertrekken ze met een oude bus, dan, bij het busstation is er al sprake van de eerste agressie. Iemand protesteert en krijgt meteen een harde stomp in de rug. Met de meereizende agenten valt niet te spotten. Als vee worden ze opgedreven.

Vervolgens komt de reis per trein naar Sumatra. Urenlang zitten ze in de overvolle trein. Batavia is de tussenstop op Java. Verder en verder gaat het. Het doel is een plantage in de buurt van Medan op Sumatra. De overtocht duurt ongeveer drie dagen. En al die tijd voelen de jonge vrouwen ogen op hun branden, de gretige blik van de agenten. Na de boottocht volgt weer een treinreis. Eindelijk komt de plantage in zicht. Inem beseft meteen in een gevangenis beland te zijn. Ontsnappen is vrijwel onmogelijk. Erger nog is dat ze meteen tot ‘dienstmeisje van de baas’ wordt benoemd. Ook Siti en een andere vrouw krijgen de opdracht een van de mandoers te volgen. Alle andere arbeiders worden op de plantage te werk gesteld.

‘Ik blijf hier,’ hoor ik Siti zeggen. ‘Ik hoor bij de anderen.’
‘Dat bepalen wij. Je bent contractkoelie. Je moet doen wat je opgedragen wordt. Wie niet luistert krijgt stokslagen.’

Vanaf dat moment worden de dagen uitzichtloos. Inem verliest contact met haar vrienden. Haar wereld wordt die van de planter en zijn wensen.

Op dat moment heeft de lezer een derde van het boek gelezen. Opvallend is de manier van vertellen die Agerbeek gebruikt. Twee lettertypes onderscheiden twee verhaallijnen die samen een geheel vormen. In het ene is Inem aan het woord. Het andere beschrijft de wereld waarin ze leeft. Deze auctoriale versie van het verhaal toont een breder perspectief dan de benauwde leefwereld van de njai . Als in een film trekken de ervaringen van de drie jonge contractarbeiders aan ons voorbij. Wat ze voelen komen we via Inem te weten.

In deel vier komt daar een interessante component bij: het denken van de planter bij wie Inem terecht is gekomen en aan wiens wensen ze moet voldoen. Zonder van deze man een karikatuur te maken, wat overigens al te makkelijk was geweest, beschrijft Agerbeek niet alleen de dilemma’s waar hij voor komt te staan maar ook zijn gevoelens daarbij. Juist daardoor wordt het een mens van vlees en bloed. Natuurlijk maakt hij wreed misbruik van de situatie van meisjes als Inem, dat staat buiten kijf. En ook de wijze van handelen op de plantage is hard… maar regelmatig rechtvaardiger dan je zou verwachten. Net zoals je verbaasd bent over het geduld dat hij met zijn njai heeft en de privileges die hij haar geeft. Juist door dat ‘grijs’ te tonen stijgt het verhaal boven het zoveelste boek over ‘ons Indië’ uit. Eigenlijk toont een roman als die van Barney Agerbeek aan dat grote romans als Heren van de thee van Hella S. Haasse langzaam maar zeker uit de tijd raken. Er valt immers over die periode ook een ander verhaal dan dat van de planters alleen te vertellen. Njai Inem is daar een goed voorbeeld van.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Ezra de Haan