Meer dan 5,4 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×
Lezersrecensie

Wanneer ‘ja’ eigenlijk ‘nee’ betekent

Ezra de Haan 05 juni 2013 Auteur

Schrijvers kom je in vrijwel alle beroepsgroepen tegen. Artsen, docenten en journalisten nog het meest. Wanneer vertegenwoordigers van de commerciële wereld schrijven gaat het meestal over… geld. Barney Agerbeek is de uitzondering die de regel bevestigt. Veel van zijn verhalen in Schaduw van schijn gaan over zijn vorige leven als bankier en toch gaan ze over meer dan geld verdienen. Zijn interesse betreft juist de schijnwereld waarin hij jarenlang zijn geld verdiende. En belangrijker dan die wereld vol illusies bleken de mensen die hij ontmoette. Hij toont ons de spelers die de wajangpoppen tot leven brachten. Het levert een verhalenbundel vol bijzondere ontmoetingen op.

Een debutant kun je Barney Agerbeek niet meer noemen. Hij schreef de dichtbundels Opzij van de mensen en Elke dag is zondag. En er verscheen een autobiografische novelle met de titel Uiterlijk onbewogen. Over de wereld van het glas publiceerde hij, samen met anderen In vorm, een boek over het werk van Floris van Meydam en Het werk van hun handen. Ook zijn belangstelling voor de beeldhouwkunst leverde een boek op: Nelson Carrilho, de mens van verre en vlakbij. Zijn werk verscheen tot nu toe vooral in de vorm van gelegenheids- of liefhebbers uitgaven. Agerbeek is niet alleen schrijver en dichter, hij is tevens de oprichter van de Nymfaeum Pers en een van de drijvende krachten achter het literaire tijdschrift Nynade. Toch zou je Schaduw van schijn een debuut kunnen noemen. In alles in deze bundel merk je de behoefte van Agerbeek om zijn stempel op de literatuur te gaan drukken. Overal op de wereld heeft hij zijn verhalen opgedoken en nu is de tijd daar om ze onder de mensen te brengen.

Met ‘De wormen krijgen mij niet’, het eerste verhaal in deze bundel zet Agerbeek meteen de toon. Het is een ervaring die de ex-bankier jaren is bijgebleven. Ook de lezer zal het niet snel vergeten. In slechts zes bladzijden wordt de opkomst en ondergang van Gerard Vaandrager beschreven. Hij is een van de velen met wie Agerbeek een financieringsgesprek heeft moeten voeren. Deze keer gaat het om de droom een eigen hotel te kunnen beheren. Hotel het Vinkje is het toonbeeld van ellende. De beschrijving van Agerbeek liegt er niet om.

‘Hij (de receptionist) oogde wat smoezelig, maar paste in het algehele beeld. Het bruinhouten meubilair glom gedateerd en in alle vertrekken zwierf een vage putlucht. In een grote kooi in de lobby sprongen vogels neurotisch heen en weer op stokjes en piepten bij het leven.’

Vaandrager krijgt zijn lening voor elkaar en stort zich op de exploitatie van het hotel. Dan krijgt hij kanker. ‘De wormen krijgen mij niet,’ gromt hij. Agerbeek probeert hem tot rust en ziekenhuisbezoek te bewegen, maar zijn cliënt wil er niet van weten. Liever sterft hij in het harnas dan op te moeten geven. Ontluisterend is het verslag van het bezoek aan Het Vinkje na zijn dood. Wat Agerbeek ziet, zal hij zich zijn leven lang herinneren. Ook door het gevoel van tekort schieten toen het erop aankwam. Dit verhaal geeft een heel ander beeld van de bankier. Sommige klanten blijven je bij, zelfs als je dat liever niet zou willen.

Dat de auteur Indisch is blijkt uit vele verhalen in Schaduw van schijn, maar vooral in het autobiografische ‘Uiterlijk onbewogen’ dat uit de beschrijving van vijf dagen bestaat. In retraite in een klooster overdenkt de schrijver zijn leven. De stilte maakt van alles in hem los. Vooral de wrok over de behandeling van zijn familie, en daarmee alle Indonesiërs, na aankomst in Nederland.

‘Rotterdam staat nog in de steigers, er waait een gure wind en alle bezit is in een paar koffers gepropt. Vader en moeder weten waar ze zich aan dienen te houden. Rechtschapen mensen hebben al tijdens de overtocht de reglementen uitgedeeld. Aan land treffen we hun bevelschriften op de prikborden van de contractpensions aan. Later, in het eigen huis, blijven de voorschriften ons achtervolgen: “U komt in aanmerking voor een meubelvoorschot. Het dient in navolgende termijnen te worden terugbetaald…”’

Agerbeek geeft voorbeelden van pijnlijke discriminatie en de wijze waarop hij zich verdedigde. Het is knap hoe weinig tekst hij nodig heeft om duidelijk te maken hoe het in die dagen toeging. Typerend is de opmerking van een Hollander: ‘In het algemeen hebben Indo’s nooit problemen veroorzaakt. Ze zijn zo volgzaam, zo gedienstig. We hebben nooit last van die mensen gehad.’ Terecht ziet de auteur dit als valse tolerantie, vervuild door koketterie, zelfgenoegzaamheid en superioriteitsgevoel. Desalniettemin heeft het zijn gevolgen. ‘Je moet beter presteren dan de Hollanders!’dicteert zijn vader bij herhaling. ‘Anders bereik je niks en word je later niet aangenomen.’ Het is een verhaal dat veel mensen met Indisch bloed kunnen vertellen. Het harde werken en buitenstaander blijven heeft ook zijn goede kanten. Barney Agerbeek maakt carrière maar blijft alles bekijken alsof hij er niet bij hoort. En daarmee werd de schrijver in hem geboren. Belangrijk voor zijn perceptie zijn natuurlijk ook de ervaringen van zijn ouders tijdens de Tweede Wereldoorlog en de Bersiap. Niemand kwam er zonder kleerscheuren vanaf.

Het bijzondere aan het leven van Barney Agerbeek is de cirkelgang die op de cover van het boek zichtbaar is gemaakt. Van Batavia naar Rotterdam en vervolgens door zijn professie weer in Jakarta, Indonesië belanden. Hij is op bekend en tegelijk onbekend terrein. Het land geeft een gevoel van thuiskomen terwijl de mensen hem op veel manieren duidelijk maken dat hij een Belanda voor hen is. De titel van het verhaal waarin dit ter sprake komt is helder genoeg: ‘Schimmenspel’. Wanneer de verteller na een helse vlucht en gedwongen tussenlanding langer met zijn Indonesische klanten op moet trekken dan zijn bedoeling was, misbruiken ze de situatie. De langdurige en uitputtende discussie vreet zijn laatste restje energie weg. Een Chinees die denkt dat Agerbeek hem niet verstaat, fluistert: ‘Laat maar. Hij is al dood. Morgen praten we verder.’ Agerbeek resumeert het gesprek en eindigt dan met een bijtend repliek in het Indonesisch. Vooral dat hij ‘Nee’ durft te zeggen is wellicht nog het meest schokkend voor zijn klanten.

Ieder verhaal in de bundel voegt een nieuw inzicht toe aan de schaduwwereld die Agerbeek heeft leren kennen. We leren het nieuwe Indonesië kennen en ook de jonge bewoners ervan. Oude, vergeten familieleden van de auteur komt hij, tot zijn eigen verrassing in een krottenwijk tegen. Kunstenaars met meer levensinzicht dan je zou verwachten, helpen onbekende slachtoffers van de tsunami, terwijl ze zelf tot aan hun nek in de schulden zitten. Vrijwel ieder verhaal is uniek en bomvol scherpe observaties. Schaduw van de schijn schept verwachtingen. Het is dan ook te hopen dat de auteur zich aan het schrijven van een roman waagt. Hij heeft er de capaciteiten voor. Schaduw van schijn is een aanwinst voor de Nederlandse én Indische literatuur.

Reageer op deze recensie

Meer recensies van Ezra de Haan