Meer dan 5,3 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×

Klantenbinding (3): Teasers

op 13 mei 2022 door

Goed, ik heb net een heroriënterend gesprek achter de rug met Gina over mijn laatste schrijfproject. Blijkbaar had ze lucht gekregen van de richting die mijn nieuwe werk zou uitgaan, met dank aan onze jongste dochter Francesca, die dringend moet leren om haar grote bek te houden. Als het aan mij ligt, gaat ze dit een hele tijd voelen in haar weekgeld. Veel succes, kindje, met al die dure shotjes in je favoriete studentenkroeg de komende maanden.
Gina heeft me vriendelijk verzocht om een andere uitgangspunt te kiezen - nog voor ik het eerste hoofdstuk van mijn nieuwe roman heb kunnen afmaken. Ze heeft me uitgelegd dat ik mijn projecten beter niet baseer op ons huwelijk. Ze haalde allerlei argumenten aan - in totaal een tiental als ik goed heb geteld - om haar mening kracht bij te zetten. Bij elkaar was het een verhelderende uitwisseling van inzichten, hoewel van een uitwisseling nauwelijks sprake was - verbaal was het meer een soort van eenrichtingsverkeer in een doodlopend straatje vol knipperlichten, venijnige verkeersdrempels en waarschuwingsborden. Mijn kant van het verhaal scheen er weinig toe te doen. 
Hoe het ook zij, het komt er op neer dat mijn vrouw een project met een andere insteek verstandiger vindt. Ze suggereerde dat ik mijn zelfbedachte feelbad maar beter definitief begraaf om de kans op een flinke dosis feelbad in mijn werkelijke leven aanmerkelijk te verkleinen. Dat klonk onheilspellend, komende van Gina. Bovendien lardeerde ze haar betoog met allerlei Italiaanse woorden en uitdrukkingen die ik hier beter niet herhaal. Helaas is mijn passieve kennis van Italiaans, in tegenstelling tot die van mijn kinderen, bovengemiddeld en kon ik om die reden alle uitroepen en verwensingen op hun correcte semantische waarde schatten. En zo zie ik me nu genoodzaakt om de boeg nogmaals te wenden naar een andere literaire einder, nadat ik eerder al het turbulente liefdesleven van mijn aangetrouwde nicht Fran heb laten vallen als bron van inspiratie voor een aangrijpende roman.
Ok, zover staan we. Nergens dus. In dergelijke omstandigheden zou een mindere man misschien zeggen: “Is mijn schrijversdroom al die huishoudelijke sores wel waard? Zoek ik me niet beter een andere hobby? Modelbouw is ook leuk, tenslotte. Of een vaste bowlingavond in de week.” Wel, geloof het of niet, maar zo’n man ben ik niet.
Want als u meent dat ik zo makkelijk opgeef, dan heeft u alle voorgaande bijdragen van mijn hand niet zorgvuldig genoeg gelezen. Het spijt me, maar dan kent u me niet en dan zijn we nog steeds vreemden voor elkaar. Ziet u, ik ben geen vent die zich zomaar opzij laat zetten door een vrouw van drie appels hoog die nauwelijks meer weegt dan onze golden retriever. Geen berg te hoog, geen afdaling te zwaar - zo steek ik in elkaar. Trouw aan mezelf ga ik dus stug door. En ik heb zowaar alweer een nieuw idee. Er zal nog heel wat brainstorming overheen moeten gaan, maar het zaadje is er. En ditmaal heb ik een gedoodverfde winnaar te pakken, zeker weten.
Ik heb namelijk het plan opgevat om een existentialistische clash uit te werken tussen een man op de grens van zijn aardse leven en een corrupte katholieke bisschop. Jawel, die bestaan, stoute Roomse bisschoppen. Zoals het zich voorlopig laat aanzien, zullen daarnaast de volgende ingrediënten in het verhaal worden gekneed: een gelovige priester (ja, ook die zijn er nog, al slinkt de voorraad snel), een mantelzorger die iedereen geweldig op de zenuwen werkt, de slopend hete zomer van 2018 en een meute artsen, elk met hun eigen arrogante medisch specialisme. Het wordt een onderhoudend relaas over de zin en onzin van het leven, overgoten met een saus van eigen vinding en smaak. Zeg eens eerlijk, had u deze zien aankomen? Hoor ik applaus? Nog niet? Maakt niet uit, ik geloof er in, zelfs sterk genoeg om u alvast een teaser te presenteren.
Want bij wijze van introductie wil ik in deze eerste bijdrage het belangrijkste personage van het stuk opvoeren. Hij heet Pierre Oleoguiegui (beide g’s in de achternaam spreekt u telkens hard uit) en hij is bijna 98. Ik heb de familienaam opzettelijk zo ingewikkeld gemaakt om al diegenen te pesten die in hun reacties onder dit stuk iets onaardigs kwijt zouden willen over de hoofdrolspeler.
Pierre Oleoguiegui is dus stokoud, bedlegerig ook, maar hij heeft een brutale, ongebroken geest. En hij wil snel sterven, zonder omhaal, want met 98 heb je volgens hem alle gangen van het menu des levens wel gehad. Beter wordt het niet meer, redeneert hij, het laatste kleinkind is getrouwd, het doek mag vallen. Maar dat lukt hem dus niet en daar begint de ellende.
Tot zover het psychologische profiel. Want waarom hij er maar niet in slaagt om te overlijden, leest u in de teaser hieronder. Alle feedback is welkom. Doch opgelet, elke lasterlijke reactie wordt prompt doorgestuurd naar een achterneef van me, dat is een ware computernerd en hij kan onbeschofte commentaren in geen tijd linken aan numerieke IP-adressen en numerieke IP-adressen aan geografische adressen en geografische adressen aan fysieke gebruikers van vlees en bloed (een van zijn broers werkt bij de Landelijke Recherche, moet u weten). Nee, dit is geen bedreiging, slechts een welgemeende waarschuwing van een bezorgd forumlid - ik zou niet willen dat u iets naars overkomt.
Ok, dan laat ik u nu zonder verder dralen kennis maken met Pierre Oleoguiegui:  

In het bed lag het hoofd van een zeer oude man, dat was tenminste het enige wat er van hem te zien was. Van onder het laken dat strak als een trommelvel over de rest van zijn lichaam was gespannen, vertrok een kluwen van draden, buizen en slangen die verdwenen in allerlei apparaten rond het bed.
Het hoofd zelf was behoorlijk opgebruikt, het vertoonde alle kenmerken van een buitensporig lang leven. De tijd, die onverbiddelijke vereffenaar die geen uitstaande schulden duldt, had er allerlei groeven en kloven in geëtst, maand na maand, jaar na jaar, en Pierre Oleoguiegui tenslotte achtergelaten met een kop die wel gemaakt leek van geperkamenteerd leer. Net daarom waren zijn helderblauwe ogen des te opmerkelijker: op de een of andere manier leken ze totaal niet op hun plaats in dat hoofd, als uitgeleende knikkers, want het waren de felle, ondeugende ogen van een kind dat slechts tijd heeft voor het bedenken van zijn volgende schelmenstreek.
Zo’n anderhalf jaar eerder, toen hij net zevenennegentig was geworden, was Pierre Oleoguiegui definitief in de klauwen gevallen van de geneeskunde en sedertdien werden zijn plannen om zonder veel misbaar te sterven stelselmatig doorkruist door de steeds snellere evolutie van de medische wetenschap.
Zijn problemen waren nochtans onschuldig genoeg begonnen, met een vage migraine, maar aangezien de behandelende arts hierin de voorbode vermoedde van een dodelijke kwaal, had hij Oleoguiegui prompt laten vastriemen op een bed en aangesloten op een machine, de eerste in een lange rij. In de loop van de daaropvolgende maanden dienden zich nog veel interessanter ziektebeelden aan en bij elk nieuw probleem hadden schaduwen in het wit die zich uitgaven voor specialisten, telkens weer andere apparaten aangesleept om orde op zaken te stellen en hun patiënt te behoeden voor de grote sprong.
Zo had een oude dokter op een gegeven ogenblik nors aangekondigd: ‘Uw urinewaarden zijn een ramp. Er blijft een hoop afval achter in uw lichaam omdat uw nieren niet meer naar behoren werken. Dat wordt dus een hemodialyse, drie- of viermaal per week. Maar aangezien u bedlegerig bent omdat we u muurvast hebben aangeriemd, en we toch een afgeschreven dialysemachine op overschot hebben, zetten we die hier wel permanent naast u. Hij maakt wat herrie, maar geen zorg, hij krijgt nog een groot onderhoud voor we hem definitief aan u vastmaken.’
Dat was machine nummer vier geweest.
Bij een andere gelegenheid was een vrouw met een stethoscoop en een slepend been naast zijn bed komen staan. Haar gezicht stond somber terwijl ze een grafiek en wat lijsten bekeek.
‘Het spijt me, ik vrees dat ik slecht nieuws heb. Uw hart doet het niet zo fantastisch meer, hier en daar missen we wat ritme in de zaak.’
‘Mijn hart is achtennegentig,’ zei Oleoguiegui, ‘dan is het niet verwonderlijk dat er sleet op zit. De quickstep zal ie waarschijnlijk niet meer dansen zonder af en toe enkele maten over te slaan. Weinig aan te doen, zou ik zo denken.’
De vrouwelijke arts had een minder defaitistische kijk op de kwestie.
‘Integendeel, in de geneeskunde is alles mogelijk tegenwoordig. Een probleem is er om te worden opgelost, hoe denkt u anders dat we voortdurend zoveel voortgang boeken? Dat wordt dus hartbewaking, 24 op 7, in afwachting van een behandeling waar ik nog een of ander apparaat voor moet verzinnen. Over de hartbewaking zelf hoeft u zich trouwens geen enkele zorg te maken, want ook daar hebben we een…’
‘…machine voor?’ raadde Oleoguiegui.
‘Precies,’ reageerde de arts verbaasd, ‘heeft u misschien zelf ook in het vak gezeten?’
Het volgende bezoek bleek iets te maken te hebben met de longen van Oleoguiegui. ‘Daar hebben we namelijk wat ongerechtigheden in ontdekt,’ kondigde een pneumoloog met gepaste naargeestigheid aan. ‘Uw bloedwaarden liegen er niet om, uw zuurstofopname is een belediging voor elke rechtgeaarde longspecialist. Tja, longen kunnen een hoop problemen opleveren als ze beginnen opspelen - lastige dingen ook om weer onder controle te krijgen. En toch, je hebt ze nodig, daar helpt geen lievemoederen aan. Maar geen nood, voor de bijkomende beademing hebben we er al iets op gevonden. Ik ben alleen nog aan het dubben over de juiste aanpak: een discreet tubetje in de neus of een tracheotomie. Ik zie nog wel.’
Hierna was Oleoguiegui snel de tel kwijtgeraakt van alles wat er mis was met zijn lijf. Alles bij elkaar was zijn toestand dodelijk, maar helaas nooit levensbedreigend en sindsdien speelde hij noodgedwongen haasje over met de dood, omdat hij er niet langer in slaagde om sneller te sterven dan de technologie innoveerde. Elk gezwel, elke pijnscheut, elke rochel, vernauwing of verwijding vormde de aanleiding voor een uitgebreid onderzoek en een bijkomend toestel dat het probleem oploste of minstens bedwong, zodat er van zijn voornemen om vlotjes de pijp uit te gaan nooit iets in huis kon komen. Hoe listig zijn lichaam op de duur ook werd in het bedenken en ontwikkelen van fatale bedreigingen, er was geen symptoom waarop de dokters geen antwoord bleken te hebben, met als resultaat dat het vermolmde hoofd van Oleoguiegui dag na dag machteloos moest toekijken hoe machines zijn moegestreden lijf in leven hielden.
Toch bleef hij vechten voor zijn dood met een strijdlust die een stervende die vocht voor zijn leven niet zou misstaan. Telkens wanneer een dokter zich per ongeluk te dicht bij zijn bed durfde wagen, wees hij deze zakelijk op het ongerijmde van zijn situatie en verzocht hij hem of haar vriendelijk maar zonder omwegen om de stekker eruit te trekken, letterlijk dan. De dokter in kwestie keek hem bij zo’n gelegenheid steevast geschokt aan, prevelde wat vaagheden over de eed van Hippocrates en maakte zich vervolgens uit de voeten, Oleoguiegui achterlatend in de overtuiging dat hij het voorwerp was van een uit de hand gelopen weddenschap. De artsen van hun kant vonden Oleoguiegui een ondankbare oude knar die tegen zichzelf moest worden beschermd en die hoe dan ook blij mocht zijn dat ze nog zoveel knowhow en elektriciteit aan hem wilden verspillen. En dus bleef zijn hoofd gekluisterd aan het bed, zonder enige hoop op beterschap in de vorm van een spoedig afsterven.  

Ziezo. Volgende week is het de beurt aan die gelovige priester en zijn corrupte bisschop. Tenzij u van mening bent dat de passage hierboven absolute bagger is, of aanstootgevend, en dat ik maar beter iets anders verzin. Dat lees ik dan wel in de commentaren. Maar wees er snel bij met uw afwijzing, want dan moet ik een alternatieve bijdrage bedenken tegen aanstaande vrijdag. En Gina heeft dit weekend nog maar eens een uitje gepland, dus veel speelruimte voor een gloednieuwe column heb ik niet. Als ik tegen pakweg maandag niks van u heb gehoord, is uw kans op protest verkeken en speel ik mijn liturgische kaart uit. Goede afspraken maken goede vrienden. Tenminste, dat beweert Gina. En na ons laatste gesprekje ben ik absoluut niet van plan om haar tegen te spreken. Eén verhitte discussie per week volstaat ruimschoots, dank u.



Reacties op: Klantenbinding (3): Teasers