Het is buiten koud en de wind gaat tekeer, het stormt. Een harde knal en een hoop kabaal. Een tak breekt af en heeft het raam van Tom stukgemaakt. Tom is een beetje gewond, maar het lijkt erger dan het is. De volgende dag gaat Tom buiten opruimen. Wanneer hij bezig is, hoort hij wat. ‘Wie is daar?’, vraagt hij. Niets, hij hoort niets, of toch wel, helemaal in de verte? Heel zachtjes hoort Tom: ‘Kijk uit, hoor je mij, kijk alsjeblieft uit.’ Een klein mannetje staat te zwaaien met zijn armen. ‘Hier ben ik’, zegt hij. Het mannetje is de weg kwijt. Tom gaat hem helpen, maar of dat lukt?