In deze bundel laten vijf humanistisch raadslieden bij Justitie zien hoe zij zich verhouden tot ¿kwaad¿. Aan de hand van situaties uit hun beroepspraktijk beschrijven zij de vragen die door dat kwaad opgeroepen worden. Voor een belangrijk deel zijn dat vragen waarop geen passend antwoord te vinden is, maar die tegelijkertijd zo dwingend zijn dat men zich er niet aan kan onttrekken.
Waar komt kwaad bijvoorbeeld vandaan? Wat moeten we aan met mensen die kwaad doen? Hoe verhouden we ons tot onherstelbaar leed en kan misschien de rede het kwaad in onszelf beteugelen?
Met de keuze voor deze thematiek besteedt de bundel aandacht aan een onderbelicht aspect in het hedendaags humanisme: kwaad als een inherent menselijke aangelegenheid waarmee we het hoe dan ook te stellen hebben.
Waar komt kwaad bijvoorbeeld vandaan? Wat moeten we aan met mensen die kwaad doen? Hoe verhouden we ons tot onherstelbaar leed en kan misschien de rede het kwaad in onszelf beteugelen?
Met de keuze voor deze thematiek besteedt de bundel aandacht aan een onderbelicht aspect in het hedendaags humanisme: kwaad als een inherent menselijke aangelegenheid waarmee we het hoe dan ook te stellen hebben.