In de vroege ochtenduren van 4 juni 1989, de dag na het bloedbad op het Plein van de Hemelse Vrede, vlucht de jonge dichteres Lin Ying voor de kogels, tanks en soldaten in een wanhopige poging het appartement te bereiken dat ze deelt met haar minnaar, Chen Yu. Wanneer ze hem in bed aantreft met zijn vrouw – van wie hij zich wilde laten scheiden – is ze opnieuw helemaal op zichzelf aangewezen in de maalstroom van angst en gevaar die Peking is geworden. Lin Ging vindt troost in de armen van de jonge criticus Jiangjiang, een vriend van Chen Yu. Als ze ontdekt dat hij haar heeft opgevangen op verzoek van Chen Yu, raakt ze vervuld van weerzin: niet allen moet ze het politieke verraad van de Chinese regering verwerken, maar ook nog het seksuele verraad van de mannen die ze vertrouwde. Haar leven neemt een dramatische wending in de maanden die daarop volgen: seksuele ongebondenheid en erotische bevrijding lijken de enige vrijheden waarnaar ze nog kan streven, tot ze ook daarin, voor de derde maal die zomer, door haar partners wordt verraden.
Zomer van verraad is een opmerkelijk openhartige en sensuele roman van een talentvolle, jonge Chinese auteur en is tegelijkertijd een hartenkreet van een generatie die een keerpunt in de Chinese geschiedenis meemaakte.
