De oostenwind kan zacht en lieflijk zijn en geuren meevoeren uit verre landen. Maar vaker raast en tiert hij, dan vallen de dakpannen van de huizen en waaien bladeren uit de bomen. Joris is een zwakbegaafd jongetje en woont in een huis met een tuin zonder eind. Hij is er gelukkig. Het is zijn wereld. Maar hij houdt niet van de oostenwind, die pakt dingen af waar hij van houdt. Op een avond kruipt een jongen door zijn slaapkamerraam. Hij is op zoek naar het begin van de oostenwind. Joris wil mee, maar dat kan niet. 'Je bent anders,' zegt de jongen. 'Jij hoort in de tuin zonder eind.' En hij springt over de sloot naar de wereld ver weg. Joris voelt zich alleen, maar dat verandert als een meisje met rode strikken in haar staartjes met hem speelt en hem vertelt welke geheimen ze deelt met de oostenwind.
